ECLI:NL:CBB:2018:668
public
2018-12-14T14:21:34
2018-12-14
Raad voor de Rechtspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2018-12-11
18/71
Eerste aanleg - meervoudig
NL
's-Gravenhage
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2018:668
public
2018-12-14T14:21:00
2018-12-14
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2018:668 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 11-12-2018 / 18/71

Opgaven inschrijving bestuurswisseling in het handelsregister. Artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit.

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/71

24301

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 december 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , appellant,

en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. E. Goos).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] ( [naam 2] ), te [plaats]

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerster besloten tot inschrijving in het handelsregister van een bestuurswisseling van de Vereniging van Eigenaars [naam 3] , [plaats] (de VvE) per 18 april 2017.

Bij besluit van 5 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

[naam 2] heeft als derde-partij een reactie op het beroepschrift ingediend.

Appellant heeft een reactie op het verweerschrift ingediend, alsmede nadere stukken.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018. Appellant is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens derde-partij is verschenen [naam 4] ( [naam 4] ).

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat de opgaven die zij op 16 mei 2017 heeft ontvangen van [naam 2] , ter inschrijving in het handelsregister van de uittreding van appellant als bestuurder (voorzitter) van de VvE per 18 april 2017 en de toetreding van [naam 2] als nieuwe bestuurder (voorzitter) per genoemde datum, zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon en dat met de huidige registratie de juiste informatie wordt verstrekt aan derden. Daartoe heeft verweerster overwogen dat in de ledenvergadering van de VvE van 18 april 2017 conform het in de akte van splitsing van toepassing verklaarde modelreglement 1992 met volstrekte meerderheid van stemmen voor het ontslag van appellant en de benoeming van [naam 2] is gestemd, waarbij zij geen aanleiding ziet om de afgegeven volmacht door [naam 5] aan [naam 4] om haar in de vergadering van 18 april 2017 te vertegenwoordigen als niet geldig te beschouwen. Verweerster acht de stelling van appellant, dat blijkens de door hem opgestelde notulen op de vergadering niet over zijn ontslag en de benoeming van [naam 2] is gestemd, niet aannemelijk, gelet op het feit dat tijdens de hoorzitting in bezwaar alle eigenaars aanwezig of vertegenwoordigd waren en drie van de vier eigenaars hebben verklaard dat er wel degelijk over het ontslag van appellant en de benoeming van [naam 2] is gestemd. Verweerster volgt appellant evenmin in zijn betoog dat besluiten tot benoeming en ontslag met een meerderheid van 75% van alle stemmen dienen te worden genomen, aangezien het besluit van 1994 waarin deze stemregel is vastgesteld niet is opgenomen in het reglement van de VvE. Dat het ontslag van appellant niet tijdig op de agenda van de ledenvergadering is geplaatst, is mogelijk een gebrek met betrekking tot de oproeping maar leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een evident nietig benoemings- en ontslagbesluit.

2. Appellant voert in beroep aan dat [naam 2] niet bevoegd was notulen van de vergadering van 18 april 2017 op te laten stellen en de bestreden opgaven te doen, aangezien appellant de enig zittend bestuurder was van de VvE. Verweerster had reeds op 13 juli 2017 kunnen weten dat de mutatie was doorgevoerd op grond van valselijk opgemaakte opgaven en een valselijk opgemaakt verslag van de algemene ledenvergadering van de VvE omdat appellant hierover toen een brief heeft gestuurd aan verweerster. De vergadering van 18 april 2017 betrof een vergadering als bedoeld in artikel 38, zesde lid, van het modelreglement 1992 en het besluit om de besluitenlijst van 29 september 2016 goed te keuren was het enige genomen besluit tijdens deze vergadering. In het door hem opgestelde verslag van de vergadering van 18 april 2017 heeft appellant duidelijk aangegeven dat het onderwerp “kiezen nieuwe bestuurder” niet op de agenda stond, omdat het te laat was aangemeld. Geen enkel lid van de VvE heeft een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend om het in deze vergadering genomen besluit op grond van artikel 5:130 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vernietigen. Bovendien is op grond van artikel 33, achtste lid, van het modelreglement 1992 de oproepingstermijn voor de vergadering van de VvE 15 dagen, zodat ook op deze grond niet over een benoeming van een nieuwe voorzitter kon worden gestemd.

3. Verweerster herhaalt in haar verweer grotendeels de motivering van het bestreden besluit. In aanvulling daarop wijst zij er nog op dat zij de in de door [naam 2] overgelegde notulen opgenomen weergave van de gang van zaken op de vergadering van 18 april 2017 geloofwaardig acht, waarbij zij mede in aanmerking neemt dat [naam 2] reeds op 13 april 2017 had gepoogd om de verkiezing van een nieuw bestuur op de agenda te zetten. Verweerster ziet verder niet in waarom appellant bij uitsluiting gerechtigd zou zijn de notulen op te stellen en te ondertekenen. Op grond van artikel 40, eerste lid, van het modelreglement 1992 worden de notulen ondertekend door de voorzitter van de vergadering. Op de vergadering van 18 april 2017 was [naam 4] voorzitter en dit heeft appellant bij brief van 29 augustus 2017 ook erkend. Daarnaast blijkt uit de door appellant overgelegde beheerovereenkomst evenmin dat uitsluitend appellant bevoegd zou zijn om de notulen op te stellen. Omdat verweerster zowel ten tijde van het primaire besluit als het bestreden besluit geen gerede twijfel had aan de benoeming van [naam 2] als bestuurder, acht zij de gedane opgaven dan ook gedaan door een daartoe bevoegd persoon.

4. [naam 2] stelt in haar reactie op het beroepschrift - samengevat weergegeven - dat het door appellant ingebrachte verslag van de vergadering van 18 april 2017 op geen enkele wijze de werkelijkheid weergeeft en dat tijdens deze vergadering alle VvE-leden, met uitzondering van appellant, hebben gestemd voor het ontslag van appellant en haar benoeming tot nieuwe voorzitter.

5.1

Met betrekking tot de vraag of grond bestond voor gerede twijfel over de juistheid van de opgaven als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder e, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008) overweegt het College het volgende.

5.2

Het College stelt vast - en tussen partijen is ook niet in geschil - dat appellant als bestuurder van de VvE bevoegd was tot bijeenroeping van de vergadering van 18 april 2017. Gelet hierop is de vergadering in overeenstemming met het bepaalde in artikel 33, derde lid, van het modelreglement 1992 bijeengeroepen. Het College stelt verder vast dat uit de door [naam 2] overgelegde en door [naam 6] opgestelde notulen en de presentielijst van de vergadering van 18 april 2017 blijkt dat alle vier de eigenaars van de appartementsrechten van het pand aanwezig dan wel vertegenwoordigd waren en dat op deze vergadering overeenkomstig artikel 37 van het modelreglement 1992 met volstrekte meerderheid van stemmen voor het ontslag van appellant en de benoeming van [naam 2] is gestemd. Dat op deze vergadering geen ontslag- en benoemingsbesluit zou zijn genomen heeft verweerster in redelijkheid onaannemelijk kunnen achten, gelet op het feit dat drie van de vier eigenaars tijdens de hoorzitting in bezwaar en door ondertekening van de notulen hebben verklaard dat in de vergadering is besloten tot het ontslag van appellant en benoeming van [naam 2] . Voor zover appellant nog steeds wenst te betogen dat er geen rechtsgeldige bestuurswisseling heeft plaatsgevonden, omdat de besluiten op deze vergadering niet overeenkomstig het besluit van 3 februari 1994 met ten minste 75% van alle stemmen zijn genomen, kan dit betoog niet slagen. Zoals ook de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld in zijn beschikking van 16 april 2018 op het verzoek van appellant tot vernietiging van een aantal op 20 september 2017 door de ledenvergadering van de VvE genomen besluiten, heeft het besluit van 3 februari 1994 niet het door appellant gestelde gevolg. Op 3 februari 1994 was de VvE ingevolge artikel 5:125, derde lid, (oud) van het BW immers nog niet ontstaan, aangezien de appartementsrechten op dat moment uitsluitend aan appellant toebehoorden. Bovendien is het besluit van 3 februari 1994 nimmer opgenomen in de statuten van de VvE. Ingevolge artikel 5:127, eerste lid, van het BW worden besluiten van de VvE derhalve bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen.

5.3

Het College deelt voorts de opvatting van verweerster dat de omstandigheid dat het voorgenomen ontslag van appellant als bestuurder niet op de agenda stond en de oproeptermijn van 15 dagen niet acht is genomen, hooguit een grond voor vernietiging van de op 18 april 2017 genomen besluiten kan opleveren, nu deze door appellant gestelde gebreken in de besluitvorming de wijze van totstandkoming ervan betreffen. Aangezien appellant niet binnen de daarvoor in artikel 130, tweede lid, van het BW gestelde termijn van een maand een verzoek tot vernietiging van de besluiten van 18 april 2017 heeft gedaan, moet van de rechtsgeldigheid van die besluiten worden uitgegaan.

5.4

Ook leidt de omstandigheid dat de overige leden van de VvE niet bij de kantonrechter zijn opgekomen tegen de weergave van de gang zaken gedurende de ledenvergadering van 18 april 2017 in de door appellant zelf opgestelde notulen, niet tot de conclusie dat thans als vaststaand moet worden aangenomen dat die weergave (waarin van een besluit tot ontslag van appellant als bestuurder en de benoeming als zodanig van [naam 2] niet blijkt) de enig juiste is. Deze weergave kan niet als een voor vernietiging vatbaar bestuursbesluit worden aangemerkt, zodat de overige leden er geen verwijt van kan worden gemaakt daartegen niet te zijn opgekomen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft verweerster voorts voldoende aannemelijk kunnen achten dat op die vergadering wel degelijk is besloten tot de door appellant betwiste bestuurswisseling. Het desbetreffende betoog van appellant faalt.

5.5

Het College is van oordeel dat verweerster onder deze omstandigheden terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van gerede twijfel over de juistheid van de opgaven van 16 mei 2017, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb 2008.

5.6

Gelet op het voorgaande heeft verweerster naar het oordeel van het College zich eveneens op het standpunt kunnen stellen dat [naam 2] bevoegd was tot het doen van de opgaven. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007, in samenhang met artikel 6, eerste lid, onder b, van deze wet, is ieder der bestuurders van de VvE bevoegd tot het doen van de opgave. Nu [naam 2] ten tijde van de ontvangst van de opgaven was benoemd als nieuwe bestuurder van de VvE, was zij bevoegd tot het doen van opgave van de bestuurswisseling.

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Smorenburg, mr. H.S.J. Albers en mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018.

w.g. M.M. Smorenburg w.g. A. El Markai