ECLI:NL:CBB:2018:87
public
2018-03-22T13:29:30
2018-03-22
Raad voor de Rechtspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2018-03-07
16/793
Tussenuitspraak bestuurlijke lus
NL
's-Gravenhage
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2018:87
public
2018-03-22T13:28:57
2018-03-22
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2018:87 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 07-03-2018 / 16/793

Tussenuitspraak kostenbesluit. Motiveringsgebrek. Niet gemotiveerd ter uitvoering van welke maatregelen het wegvoeren van de runderen geschiedde en waarom de niet-naleving van de last noopte tot het wegvoeren van de runderen.

Tussenuitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/793

11351

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2018 in de zaak tussen

[appellant] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2014 heeft verweerder aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren.

Bij brief van 31 december 2014 heeft verweerder aan appellant medegedeeld dat niet is voldaan aan de last onder bestuursdwang en dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang bij hem in rekening zullen worden gebracht.

Bij besluit van 8 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de kosten van het toepassen van bestuursdwang bij appellant in rekening gebracht voor een bedrag van € 979,99.

Bij besluit van 29 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2017. Appellant is niet verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1.1

Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Appellant houdt runderen op zijn bedrijf te [plaats] . Op 20 oktober 2014 en 24 oktober 2014 hebben toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) daar een controle uitgevoerd, waarbij zij overtredingen van de Wet dieren hebben vastgesteld. Naar aanleiding van de bij deze controle gedane constateringen heeft verweerder bij besluit van 20 november 2014 aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend. Ingevolge deze last diende appellant een twaalftal maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de gezondheid en het welzijn van zijn runderen niet langer zouden worden benadeeld. Het ging om de volgende maatregelen:

“1. Zorg dat uw runderen over een toereikende hoeveelheid vers en schoon drinkwater kunnen beschikken. Dit water moet goed toegankelijk zijn voor uw runderen.

2. Voer uw runderen op een zodanige wijze dat deze geen onnodig lijden of schade aan uw dieren toebrengt en er geen gevaar voor verontreiniging van het voedsel is.

3. Consulteer een dierenarts over de magere conditie van uw rund met werknummer [… 2] . Voer het (eventuele) behandelplan, opgesteld door de dierenarts, uit.

4. Maak de voergang schoon en richt deze zo in dat bezoedeling van het voer door de dieren wordt uitgesloten.

5. Zorg dat uw runderen altijd over een schone en droge ligplek kunnen beschikken.

6. Huisvest de verschillende groepen runderen zodanig dat de mogelijke schadelijke gevolgen van rivaliteit tussen de dieren tot een minimum worden beperkt. Dit kunt u doen door bijvoorbeeld de jonge en oudere runderen en mannelijke en vrouwelijke runderen afzonderlijk te huisvesten.

7. Construeer en onderhoud behuizing en inrichting van de stal achter het woonhuis zodanig dat de aldaar gehuisveste dieren zich niet kunnen verwonden. U kunt er ook voor kiezen om in de betreffende stal geen dieren meer te huisvesten.

8. Zorg dat uw runderen worden verzorgd door personen die beschikken over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden.

9. Zorg dat een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op een passende wijze wordt verzorgd en zo nodig wordt afgezonderd. Wanneer de zorg geen verbetering in de toestand van het dier brengt, raadpleeg dan zo spoedig mogelijk een dierenarts en volg zijn behandelingsadvies op.

10. Verwijder of repareer alle scherpe en uitstekende delen, machines en bouwmaterialen zodanig dat deze geen verwondingen of beschadigingen bij uw dieren kunnen veroorzaken.

11. Geef in samenwerking met uw praktiserend dierenarts de diergeneeskundige begeleiding op uw bedrijf vorm en zorg voor een oplossing voor de matige voedingsconditie, de onderontwikkeling bij uw runderen, het hoge sterftecijfer en lage geboortecijfer onder uw dieren. Volg het gegeven advies op.

12. Geef in samenwerking met een bedrijfsdeskundige de begeleiding op uw bedrijf vorm voor een betere bedrijfsvoering. Volg het gegeven advies op.”

1.2

Op 3 december 2014 hebben toezichthouders van de NVWA een hercontrole uitgevoerd bij het bedrijf van appellant. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder besloten bestuursdwang toe te passen. De bevindingen die tijdens de hercontrole en de uitvoering van de bestuursdwang door de toezichthouders van de NVWA zijn gedaan, zijn neergelegd in het rapport met nummer [… 1] (hierna: het hercontrolerapport). Het hercontrolerapport vermeldt, voor zover voor het onderhavige geschil van belang, het volgende:

“Hieronder staat in welke mate de maatregelen al dan niet uitgevoerd zijn door [appellant] :

Maatregel 1 Voor 2 runderen niet uitgevoerd.

Maatregel 2 Voor 9 runderen niet uitgevoerd.

Maatregel 3 Voor rund [… 2] is geen dierenarts geconsulteerd. Na onze komst op 3 december 2014 heeft [appellant] pas actie ondernomen.

Maatregel 4 Voor 9 runderen niet uitgevoerd.

Maatregel 5 Voor 2 runderen niet uitgevoerd.

Maatregel 6 Voor de gehele koppel in de weide rechts naast de mestplaats niet uitgevoerd.

Maatregel 7 1 Rund had nog toegang tot dit gedeelte van de stal. Na onze controle is deze afgesloten.

Maatregel 8 De runderen zijn, voor zover bij ons bekend, niet door een ander dan [appellant] verzorgd.

Maatregel 9 Rund [… 2] leek ziek. Dit blijkt ook uit de veterinaire verklaring. Na onze komst op 3 december 2014 heeft [appellant] pas actie ondernomen. Er waren op dat moment geen andere zieke of gewonde dieren.

Maatregel 10 In het weiland waren nog steeds uitstekende delen, machines en bouwmaterialen waaraan de runderen zich konden verwonden.

Maatregel 11 Ons is bekend dat er geen samenwerking voor diergeneeskundige begeleiding is aangegaan met zijn dierenarts.

Maatregel 12 Voor zover bij ons bekend is [appellant] geen samenwerking aangegaan met een bedrijfsdeskundige voor begeleiding op zijn bedrijf voor een betere bedrijfsvoering.

Na overleg met mw [naam 1] van RVO is besloten de bestuursdwang uit te voeren. Dit hield onder andere in dat de runderen die in een gebouw werden gehouden en runderen met een conditiescore lager dan 2 zouden worden meegevoerd en opgeslagen. Daarnaast zou het bedrijf gedurende 14 dagen onder beheer van AB (Agrarische Bedrijfsverzorging) komen. Hieronder valt ook het mannelijk rund [… 2] die toegang had tot de stal links naast de stal achter het woonhuis.

Later na overleg door mevrouw [naam 2] met mw [naam 1] is besloten dat [appellant] zelf de mogelijkheid krijgt de genoemde runderen af te voeren, uiterlijk vrijdag 5 december 2014. Tot die tijd wordt het beheer door AB overgenomen.

De conditiescore van de meest magere runderen is bepaald door [naam 3] , en later bevestigd door een praktiserend dierenarts van [naam 4] dierenartsen.

Op woensdag 3 december 2014 is door 2 medewerkers van AB de stal schoon gemaakt en uitgemest.

Op donderdag 4 december 2014 is door 2 medewerkers van AB de stal schoon gemaakt en uitgemest. Verder zijn in de weilanden de scherpe delen en puin uitgerasterd. Ook zijn er groepen vee herverdeeld in een poging de grote dominante runderen te scheiden van de minder weerbare runderen.

Ook zijn er door een praktiserend dierenarts van [naam 4] dierenartsen 2 runderen ( [… 3] en [… 4] ) geeuthanaseerd. [… 3] had een conditiescore van 1,5 en kon niet meer geregistreerd worden in het I&R-systeem. Rund [… 4] was in een te slechte conditie om af te voeren naar het slachthuis of een andere houder.

Op vrijdag 5 december 2014 zijn onder ons toezicht 6 runderen afgevoerd naar een slachthuis en 3 runderen afgevoerd naar een andere houder.

Het rund [… 2] is tevergeefs geprobeerd te vangen en op te laden.

Omdat dit zeer gevaarlijk was, het rund heeft ook nog een persoon aangevallen, is dit rund niet afgevoerd. Er is voor gezorgd dat het rund geen toegang meer kreeg tot de stal.

Op maandag 8 december 2014 is ook nog een rund ( [… 5] ) met conditiescore 1,5 afgevoerd. Dit rund kon niet eerder worden geplaatst ivm de slechte conditie. In overleg met en goed bevinden van de praktiseren dierenarts is het rund enkele dagen later pas afgevoerd.”

1.3

Bij brief van 31 december 2014 heeft verweerder aan appellant medegedeeld dat niet is voldaan aan de last onder bestuursdwang en dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang bij hem in rekening zullen worden gebracht.

1.4

Bij het primaire besluit heeft verweerder de medische en agrarische kosten die zijn gemaakt om het welzijn van de runderen van appellant te verbeteren bij hem in rekening gebracht ten bedrage van € 979,99. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft verweerder facturen bijgevoegd van Agrarische Bedrijfsverzorging Oost (AB Oost) en [naam 4] Dierenartsen.

2.1

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Volgens verweerder is er terecht een bedrag van € 979,99 op appellant verhaald. Gelet op de te verrichten werkzaamheden is het alleszins redelijk dat door AB Oost 17,5 gewerkte uren in rekening zijn gebracht. Dat de medewerkers van AB Oost op 3 december 2014 en 4 december 2014 hooguit 6 uren gewerkt zouden hebben, zoals appellant betoogt, wordt niet door verweerder gevolgd. De betreffende medewerkers hebben op die dagen meer werk verricht dan de door appellant genoemde werkzaamheden, en daarnaast is op 5 december 2014 nog een medewerker aanwezig geweest om te assisteren bij de afvoer van runderen van het bedrijf van appellant. Het opladen van de runderen heeft daarbij langer geduurd dan verwacht, omdat een rund niet kon worden gevangen en andere runderen te zwak bleken te zijn om te worden vervoerd.

2.2

Ook de nota van [naam 4] Dierenartsen is volgens verweerder terecht bij appellant in rekening gebracht. De betreffende kosten zijn gemaakt voor het euthanaseren van twee runderen. Uit het hercontrolerapport blijkt dat beide runderen te zwak waren om te worden vervoerd. Een van de runderen (met nummer [… 3] ) had daarbij als bijkomend probleem dat het door toedoen van appellant niet meer te registreren was in het I&R-systeem. Dat het andere dier (met nummer NL877701475) door appellant als een soort hobby-diertje werd aangehouden, doet niets af aan het feit dat dit dier in een zodanig slechte conditie verkeerde dat het niet af te voeren was van het bedrijf van appellant. De kosten van het euthanaseren van de twee runderen zijn dan ook terecht op appellant verhaald.

3.1

Appellant betwist de hoogte van de door verweerder in rekening gebrachte kosten. Appellant stelt dat het aantal uren dat door de medewerkers van AB Oost daadwerkelijk aan de uitvoering van de opgelegde bestuursdwang is besteed, beduidend lager is dan de uren die zijn gedeclareerd. Volgens appellant behoren de uren die deze medewerkers wachtend hebben doorgebracht op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) redelijkerwijze niet te zijnen laste te komen. Met betrekking tot de werkzaamheden op 5 december 2014 betoogt appellant dat de zes afgevoerde runderen in prima conditie en blakende gezondheid verkeerden. Zij werden niet afgevoerd vanwege een slechte conditiescore, maar omdat een van de automatische zelfdrinkers in de stal waarin zij gehuisvest waren niet functioneerde. Gelet op de enorme kosten gemoeid met de andere door de NVWA aangedragen oplossingen, is in overleg met verweerder besloten de zes runderen naar het slachthuis te sturen. Het totale tijdsbestek van het laden was niet meer dan ruim een half uur. Ter ondersteuning van dit betoog heeft appellant een verklaring overgelegd van veehandelaar Voltman, die bij het opladen aanwezig was. De medewerker van AB Oost heeft volgens appellant slechts tien minuten een plank vastgehouden.

3.2

Ten aanzien van de factuur van [naam 4] Dierenartsen betoogt appellant dat de betreffende kosten niet voor zijn rekening zouden moeten komen, omdat de twee geëuthanaseerde runderen gezond waren. Het rund met nummer [… 3] verkeerde blijkens een door appellant overgelegde verklaring van dierenarts [naam 6] in goede conditie, en is alleen geëuthanaseerd omdat door appellant per ongeluk een onjuist oormerk was aangebracht. Dit had vrij simpel kunnen worden verholpen, maar de door appellant aangedragen oplossing werd door NVWA-medewerker [naam 5] geweigerd. Het rund met nummer NL877701475 was een klein koetje zonder enig economisch nut. Het dier was echter wel gezond en werd volgens appellant aangehouden omdat het een vriendelijk diertje was. Omdat dit rund op 5 december 2014 niet herplaatst kon worden, en niet meer in de door de NVWA afgekeurde stal mocht staan, was er geen andere keuze dan euthanasie.

4.1

Verweerder betoogt dat in het bestreden besluit gemotiveerd is uiteengezet waar de door AB Oost gedeclareerde uren aan zijn besteed. Deze uren komen verweerder niet onredelijk voor. Dat het feitelijk laden van de runderen voor transport op 5 december 2014 uiteindelijk maximaal drie kwartier heeft geduurd, wordt niet ontkend. De omstandigheden waaronder het laden heeft plaatsgevonden, zijn volgens verweerder echter een tweede. Deze uren kunnen in verband met het laden voor transport ook redelijkerwijs in rekening worden gebracht.

4.2

Wat betreft de conditie van de geëuthanaseerde runderen ziet verweerder geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de NVWA. Dierenarts [naam 6] was niet ter plaatse en heeft enkel op basis van foto’s een oordeel gegeven. Alleen al daarom kan zijn verklaring niet afdoen aan hetgeen de toezichthouders en de dierenarts van de NVWA hebben geconstateerd.

5.1

Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

5.2

Het College stelt vast dat appellant niet betwist dat niet (volledig) is voldaan aan de bij de last van 20 november 2014 aan hem opgelegde maatregelen. Dat betekent dat verweerder bevoegd was om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan.

5.3

Ten aanzien van de over 3 en 4 december 2014 door AB Oost in rekening gebrachte kosten overweegt het College het volgende. Uit het hercontrolerapport en het bestreden besluit volgt dat medewerkers van AB Oost op deze dagen verscheidene werkzaamheden hebben uitgevoerd ter uitvoering van de maatregelen 1, 2, 4, 5, 6, 8 en 10. Op 3 december 2014 betrof dit het uitmesten en schoonmaken van de grupstal. Gelet op de toestand van de stal en de schaal van de uit te voeren werkzaamheden is het naar het oordeel van het College niet onredelijk dat hiervoor 5 gewerkte uren in rekening zijn gebracht. Ook de 8,75 gewerkte uren die in rekening zijn gebracht voor de werkzaamheden op 4 december 2014 acht het College, gelet op de door de medewerkers van AB Oost uitgevoerde werkzaamheden (het verzorgen van runderen, het uitmesten van de grupstal, het afrasteren van in het weiland aanwezige bouwmaterialen en machines en het afzonderen van kwetsbare runderen), niet onredelijk. De stelling van appellant dat de medewerkers van AB Oost op deze dagen een onevenredig aantal uren wachtend zouden hebben doorgebracht, is niet nader door hem onderbouwd en acht het College in het licht van de uitgevoerde werkzaamheden niet aannemelijk.

5.4

Wat betreft de kosten gemoeid met de euthanasie van de twee runderen op 4 december 2014 en de inzet van de medewerker van AB Oost op 5 december 2014 overweegt het College als volgt. De betreffende kostenposten zijn bij appellant in rekening gebracht in verband met het afvoeren van verscheidene runderen van diens bedrijf. Naar aanleiding van hetgeen door partijen op dit punt is aangevoerd, ziet het College zich voor de vraag gesteld in hoeverre de beslissing om een aantal runderen van het bedrijf af te laten voeren kan worden beschouwd als een handeling ter uitvoering van de maatregelen die bij de last van 20 november 2014 aan appellant zijn opgelegd. Verweerder heeft noch in het hercontrolerapport, noch in de daaropvolgende besluiten gemotiveerd ter uitvoering van welke maatregelen het wegvoeren geschiedde en waarom de niet-naleving van de last noopte tot toepassing van bestuursdwang in de vorm van het wegvoeren van de betreffende runderen. Vanwege dit motiveringsgebrek kan het College ten aanzien van dit deel van de kosten voorshands niet beoordelen of zij onder de last kunnen worden gebracht. Hieruit volgt dat verweerder naar het oordeel van het College onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze kosten kunnen worden aangemerkt als kosten voor de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.

5.5

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het betoog van appellant slaagt.

6. Het College ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen het genoemde gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51a van de Awb. Het College bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het hiervoor aangeduide gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het College zal vervolgens appellant in de gelegenheid stellen om binnen vier weken schriftelijk zijn zienswijze te geven over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

7. Het College houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat over de proceskosten en het griffierecht in de einduitspraak zal worden beslist.

Beslissing

Het College:

  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2018.

w.g. W.E. Doolaard De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen