ECLI:NL:CBB:2018:92
public
2018-03-22T15:30:00
2018-03-22
Raad voor de Rechtspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2018-03-01
16/580 t/m 16/583 en 16/1012 e.v.
Hoger beroep
NL
's-Gravenhage
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2018:92
public
2018-03-22T15:29:14
2018-03-22
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2018:92 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 01-03-2018 / 16/580 t/m 16/583 en 16/1012 e.v.

Mededingingswet

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 16/580 t/m 16/583 en 16/1012

9500

beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van

1 [naam 1] B.V.(voorheen [naam 2] B.V.),

[naam 1] Holding B.V.,

[naam 3] Holding B.V.,

[naam 1] Beheer B.V.,

[naam 1] Services B.V. (tezamen: [naam 1] ),

allen te [plaats 1]

(gemachtigden: mr. G.W.A. van de Meent en mr. R.A. Struijlaart),

2 [naam 4] B.V.,

[naam 5] B.V.,

[naam 6] B.V.,

[naam 7] B.V., (tezamen: [naam 8] )

allen te [plaats 2]

(gemachtigde: mr. J.J.M. Oehlen),

3 [naam 9] B.V., te [plaats 3] ,

[naam 10] B.V., te [plaats 3] ,

[naam 11] B.V., te [plaats 4] (tezamen: [naam 9] )

(gemachtigde: mr. A.L. Appelman),

4de Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigde: mr. A.S.M.L. Prompers),

5 [naam 12] B.V.,

[naam 13] B.V. (tezamen: [naam 14] ),

beiden te [plaats 5]

(gemachtigden: mr. P.P.J. van Ginneken en mr. M.P.F Reker)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2016, kenmerk ROT 14/5401, ROT 14/5420, ROT 14/5421, ROT 14/5359, in het geding tussen

appellanten 1, 2, 3 en 5enACM.

Procesverloop

Appellanten hebben (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 12 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3477

ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.

In de (bijlagen bij de) brieven van 1 december 2016, 29 januari 2018 en 19 februari 2018 heeft ACM, mede naar aanleiding van vragen van het College, het verzoek toegelicht. ACM heeft een inventarislijst overgelegd waarop staat aangegeven op welke stukken de mededeling ziet. De inventarislijst is aan deze beslissing gehecht. Deze beslissing ziet niet op de stukken met de nummers 72, 117, 154 en 388. Op het verzoek om beperking van de kennisneming van deze stukken beslist het College separaat.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

2. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.

3. Het College acht de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd. Ten aanzien van de persoonsgegevens in de stukken 10, 11, 12, 13, 16, 22, 23, 24, 27, 30, 32, 201, 204, 208, 209, 210, 211 en 212 overweegt het College het volgende. Hoewel in verband met het bepaalde in artikel 8:33 van de Awb, in verbinding met artikel 177, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, kan worden betwijfeld of grond bestaat om de aan het bestuursorgaan opgegeven gegevens in de stukken voor partijen af te schermen, acht het College in dit geval, gelet op de betrokken belangen, de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd. Het prijs geven van de informatie kan een inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.

Ook ten aanzien van de andere stukken acht het College de gevraagde beperking van kennisneming gerechtvaardigd. Deze stukken bevatten (bedrijfs)vertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens of een niet bij de procedure betrokken persoon zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.

4. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. Het College vraagt appellanten om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op het hoger beroep.

Beslissing

Het College:

- beslist dat beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke versie van de stukken die op de aangehechte inventarislijst als geheel of gedeeltelijk als vertrouwelijk zijn aangemerkt, voor zover in deze beslissing betrokken, gerechtvaardigd is;

- verzoekt appellanten om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de onder het vorige aandachtstreepje bedoelde stukken uitspraak doet op het hoger beroep, voor zover zij deze stukken niet kennen.

Aldus genomen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, op .

w.g. R.C. Stam w.g. I.C. Hof