ECLI:NL:GHSHE:2021:383
public
2021-02-15T09:23:52
2021-02-11
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-11
200.281.269_01
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Civiel recht; Personen- en familierecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:383
public
2021-02-15T09:23:06
2021-02-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:383 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 11-02-2021 / 200.281.269_01

Omgang tussen vader en kinderen in het kader van een voogdijmaatregel.

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 11 februari 2021

Zaaknummer : 200.281.269/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/02/370896 / JE RK 20-674

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof,

tegen

Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming

hierna te noemen: het LET,

voorheen namens

Stichting Jeugdbescherming Brabant,

kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,

hierna te noemen: JBB,

thans namens

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,

verweerster in hoger beroep.

hierna te noemen: LdH.

Deze zaak gaat over de minderjarigen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2020.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog een omgangsregeling vast te stellen op basis waarvan de vader gerechtigd is tot contact met de kinderen, zoals genoemd onder punt 16 van het inleidend verzoekschrift, althans een zodanig contactregeling vast te stellen als het hof juist, althans in het belang van de kinderen acht.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 september 2020, heeft het LET verzocht het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;

- het LET, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;

- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • het procesdossier eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 28 augustus 2020;

  • de beschikking verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van 2 september 2019, ingekomen ter griffie op 4 september 2020;

  • de bestreden beschikking, ingekomen ter griffie op 30 december 2020;

  • de ter mondelinge behandeling door het LET overgelegde volmacht van het LdH waarin deze de met uitvoering van bedoelde zaak belaste jeugdbeschermer(s) van het LET volmacht geeft om LdH in rechte te vertegenwoordigen, ter zake de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel (het hof begrijpt: voogdijmaatregel) en de zitting van het hof op 7 januari 2021.

2.4.1.

[de moeder] (hierna: de moeder) was aanvankelijk als belanghebbende aangemerkt in deze procedure en opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Zij is niet verschenen.

Nu de moeder ook niet meer het gezag over de kinderen draagt zal het hof bepalen dat zij niet langer als belanghebbende wordt aangemerkt in deze zaak.

3De beoordeling

3.1.

Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn de kinderen geboren.

De vader heeft de kinderen erkend. De moeder was met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast.

3.2.

De kinderen zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 1 maart 2019 onder toezicht gesteld van JBB en uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg. De maatregelen zijn laatstelijk tot 4 december 2020 verlengd.

[minderjarige 1] verblijft in een accommodatie jeugdhulpaanbieder op een geheime locatie, [minderjarige 2] verblijft in een (perspectief biedend) gezinshuis op een geheime locatie.

3.3.

Bij beschikking van 23 november 2020 is het gezag van de moeder beëindigd en is LdH tot voogd over de kinderen benoemd.

3.4.

Bij inleidend verzoekschrift heeft de vader de rechtbank verzocht een omgangsregeling vast te stellen op grond waarvan de vader en de kinderen omgang hebben als volgt:

  • in de eerste maand een wekelijkse videocall van 15 minuten per kind;

  • in de tweede en de derde maand contact tussen de vader en de kinderen gedurende één dagdeel per twee weken;

  • in de vierde en vijfde maand contact tussen de vader en de kinderen gedurende één dag per twee weken;

  • vanaf de zesde maand contact tussen de vader en de kinderen gedurende één weekend per twee weken van zaterdagochtend 11.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur.

Tevens heeft de vader verzocht voor de kinderen een bijzondere curator te benoemen.

3.5.

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader afgewezen.

3.6.

De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.7.

De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.

Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing kan en mag niet met zich brengen dat het contact tussen ouder en kind verbroken is en blijft. De vader en de kinderen missen elkaar. Er zijn nooit zorgmeldingen gedaan met betrekking tot de kinderen. Hoewel de vader zich tegen derden verbaal grof kan uiten, kwamen de kinderen niets te kort. De problemen speelden zich af tussen de vader en de moeder. De vader is niet agressief in het bijzijn van de kinderen.

De vader kan zich daarnaast niet vinden in de stelling dat omgang pas kan worden opgestart wanneer hij een professioneel traject heeft doorlopen aangaande zijn vermeende agressieproblematiek. Hij kan niet accepteren dat een verminderde verstandhouding tussen hem en de GI een reden zou moeten zijn dat de vader zijn kinderen al lang helemaal niet kan zien. De rechtbank heeft erkend dat het begrijpelijk is dat de vader boos en gefrustreerd is. De vader en de GI zitten in een vicieuze cirkel waarbij het handelen van de GI alleen maar meer boosheid bij de vader oproept. Er hoeft echter geen volledige harmonie te zijn tussen de vader en de GI om te kunnen komen tot contactherstel. Als er een gestructureerde omgangsregeling ligt, voorkomt dit discussies. De vader zal zich aan een duidelijke omgangsregeling conformeren. Daarbij is niet aangetoond waarom de vermeende agressieproblematiek aan contact in de weg staat en dat daarom veiligheidsafspraken nodig zouden zijn. De vader heeft een temperament en manier van communiceren die bij zijn cultuur horen. Het LET kan daar niet goed mee om gaan.

3.8.

Het LET voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.

De kinderen hebben in de thuissituatie bij de ouders veel onveiligheid en weinig stabiliteit ervaren. Er was sprake van fors huiselijk geweld (tussen de ouders). De kinderen hebben een ontwikkelingsachterstand opgelopen en er lijkt sprake te zijn van trauma’s. In de veilige setting waar zij nu verblijven is er ruimte voor traumaverwerking. Beide kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, structuur en stabiliteit. De impact van de gebeurtenissen in het verleden op de kinderen wordt door de ouders nauwelijks erkend.

Het LET heeft de indruk dat de vader kampt met forse psychiatrische problematiek. De vader is in zeer geringe mate in staat op zijn emoties en agressie te reflecteren en hij is zeer wantrouwend. De vader doet bij herhaling zeer bedreigende uitspraken. Het lukt de vader niet om een samenwerkingsrelatie aan te gaan. Dit is geen ‘cultuur-probleem’, maar een persoonlijkheidsprobleem van de vader.

Het LET heeft op verschillende manier geprobeerd met de vader in gesprek te geraken. Uiteindelijk is het gelukt telefonisch met de vader te spreken, maar dit bleef bij een eenzijdige tirade zijdens de vader met verwensingen en forse bedreigingen richting de medewerkers van het LET. Het is derhalve nog niet gelukt naar contactherstel toe te werken. Als nu contact tussen de vader en de kinderen zou worden toegestaan, wordt de veiligheid en de plaatsing van de kinderen in gevaar gebracht. De verwachting is dat de vader op dat moment onvoldoende in staat is zijn emoties te reguleren en bij de behoeften van de kinderen aan te sluiten. Eén verkeerde opmerking van de vader kan de kinderen tien stappen terugwerpen in hun herstel. Niettemin blijft het wenselijk dat er in de toekomst een veilige vorm van contact tussen de vader en de kinderen zal zijn.

Het LET acht het noodzakelijk dat de vader in een forensische instelling voor GGZ gaat werken aan zijn emotie-/agressieregulatie. In dat kader dient gewerkt te worden aan een samenwerking met de vader, zodat afspraken gemaakt kunnen worden over de veiligheid van betrokken jeugdzorgwerkers. Een (eerste) volgende stap zou kunnen zijn dat de vader en de kinderen elkaar over en weer berichtjes gaan sturen. Toen de vader gedetineerd was, verbleef hij op een psychiatrische afdeling, waar hij medicatie toegediend kreeg. Toen was het wel mogelijk om met de vader in gesprek te gaan. De verwachting van het LET is dan ook dat er meer mogelijk is als de vader zich laat behandelen voor zijn persoonlijke problematiek.

Het LET ziet geen meerwaarde in de benoeming van een bijzondere curator, op dit moment is het LET samen met alle betrokken instellingen en hulpverleners voldoende in staat om de belangen van de kinderen te behartigen.

3.9.

De raad heeft ter mondelinge behandeling van het hof, kort samen gevat, het volgende geadviseerd.

De raad heeft de vader in het kader van het onderzoek van de raad naar de beëindiging van het gezag van de moeder geadviseerd hulp voor zichzelf te aanvaarden. Op dat moment was het ook niet mogelijk met de vader een gesprek te voeren.

Alle betrokkenen zijn van mening dat er een vorm van contact moet zijn tussen de vader en de kinderen. Voorafgaand aan de uithuisplaatsing van de kinderen was de verzorging en opvoeding in de basis goed. Zij werden verzorgd, gingen netjes naar school, enzovoorts. Wat de vader en de moeder echter bagatelliseren is het forse huiselijk geweld waar de kinderen getuige van zijn geweest. De raadsmedewerker die met de kinderen heeft gesproken, heeft ervaren dat daarover geen gesprek mogelijk is met de kinderen. Zij kunnen niet zeggen wat zij ervan vinden. Rondom het onderwerp ‘vader’ slaan zij dicht. Zij vinden het spannend, zijn bang en voelen schaamte; het is heel gecompliceerd.

Er moet een veilig contact zijn. Veilig contact betekent van te voren afspraken maken over hoe je iets doet of aanpakt. Dat is niet mogelijk met de vader. Ongestructureerd contact tussen de vader en de kinderen is voor de kinderen een confrontatie met hoe het was, met de onveiligheid die zij ervaren hebben; dat wil men de kinderen niet aandoen. Hoeveel begrip er ook voor de vader is – voor zijn verdriet en zijn trauma – de raad is er voor de kinderen. De vader moet aan de slag met zichzelf, het liefst gesteun door familie of bekenden. Zolang dat niet gebeurt kan er geen contact tussen de vader en de kinderen zijn.

3.10.

Het hof overweegt het volgende.

3.10.1.

Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.

3.10.2.

De kinderen hebben sinds de uithuisplaatsing, derhalve nu ruim twee jaar, geen contact meer met de vader gehad. De kinderen zijn gezien hun belaste verleden kwetsbaar. Contactherstel tussen de vader en de kinderen zou derhalve heel voorzichtig, rekening houdend met de trauma’s die zij hebben opgelopen en op geleide van wat de kinderen aankunnen moeten plaatsvinden. Daarvoor is het nodig dat de vader en de medewerkers van het LET met elkaar in gesprek te gaan over wat nodig is voor een veilig en onbelast contact tussen de vader en de kinderen.

3.10.3.

Het hof stelt echter vast dat de vader niet in staat is dit gesprek aan te gaan.

De rechtbank heeft al in de bestreden beschikking overwogen dat vanuit de betrokken instanties steeds wordt aangegeven dat het creëren van een vorm van samenwerking met de vader zeer lastig is, vanwege zijn heftige, emotionele en agressieve gedrag. Tijdens de conference call in eerste aanleg en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, is het niet gelukt constructief met de vader in gesprek te komen. De vader kon ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn emoties niet bedwingen. Uiteindelijk heeft het hof de aanwezige parketpolitie verzocht de vader uit de zittingszaal te begeleiden, omdat de overige aanwezigen (waaronder zijn eigen advocaat) niet of onvoldoende aan woord kwamen: de vader bleef hevig geëmotioneerd/agressief ernstige verwensingen en dreigingen uiten richting de medewerkers van het LET. Hij kon niet of onvoldoende worden begrensd in deze eenzijdige tirade.

3.10.4.

Het hof stelt evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt vast dat niet aan de eisen voor een veilig contactherstel, met name ook voor de kinderen, is voldaan en dat op die grond het verzoek om vaststelling van een omgangsregeling dient te worden afgewezen. In hoger beroep zijn ten opzichte van de procedure in eerste aanleg geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel van het hof kunnen leiden. Hetzelfde geldt voor het oordeel van de rechtbank omtrent de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen.

3.10.5.

Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven van de vader falen en dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd en de verzoeken van de vader in hoger beroep dienen te worden afgewezen.

3.11.

Het hof adviseert de vader met klem een GGZ behandeltraject te volgen in verband met zijn persoonlijke (agressie/emotieregulatie)problematiek. Met de raad en het LET schat het hof in dat er dan weer mogelijkheden ontstaan voor contactherstel.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2020;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en C.A.R.M. van Leuven en is op 11 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.