ECLI:NL:GHSHE:2021:393
public
2021-02-15T13:20:35
2021-02-11
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-11
200.272.781_01
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Civiel recht; Personen- en familierecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:393
public
2021-02-15T13:18:24
2021-02-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:393 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 11-02-2021 / 200.272.781_01

Gezag

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 11 februari 2021

Zaaknummer: 200.272.781/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/345715 / FA RK 19-1930

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. R. Engwegen,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. L. van der Steen.

Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] , geboren op

[geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .

Als belanghebbende is aangemerkt:

- Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 oktober 2019.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 januari 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de moeder in haar inleidend verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek als ongegrond en onbewezen af te wijzen, kosten rechtens.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 maart 2020, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de beschikking waarvan beroep in stand te laten.

2.3.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 maart 2020, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel dit beroep ongegrond te verklaren en af te wijzen, kosten rechtens.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de vader, bijgestaan door mr. Engwegen;

- de moeder, bijgestaan door mr. Van der Steen;

- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;

- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 september 2019;

- de producties 9 en 10 bij het beroepschrift, ingekomen ter griffie op 21 januari 2020;

- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 24 november 2020.

3De beoordeling

3.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd.

Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. Sinds 17 augustus 2018 tot aan de bestreden beschikking waren de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast.

[minderjarige] woont bij de moeder.

3.2.

[minderjarige] heeft vanaf 8 februari 2013 tot 8 februari 2015 voor het eerst onder toezicht van de GI gestaan.

In de periode van 30 juli 2018 tot 9 augustus 2018 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld en is hij op grond van een spoedmachtiging uithuisgeplaatst geweest.

[minderjarige] staat sinds 3 oktober 2018 opnieuw onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 3 oktober 2021.

3.3.

Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechtbank Oost Brabant van 7 februari 2020 is de vader ter zake van bedreiging en belaging van de moeder en bedreiging van de dochter van de moeder uit een eerdere relatie, [dochter] , veroordeeld tot - voor zover thans van belang - een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de vader zich laat behandelen door Forensisch Psychiatrische Polikliniek [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener. Bij dit vonnis is aan de vader tevens de - dadelijk uitvoerbare - maatregel opgelegd dat hij voor de duur van drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - behoudens door tussenkomst van zijn advocaat of de Stichting Jeugdbescherming Brabant contact zal opnemen, zoeken of hebben met de moeder.

3.4.

De vader heeft tot maart 2020 in detentie verbleven, ook voor een eerder opgelegde gevangenisstraf.

3.5.

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de moeder het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de moeder alleen toekomt.

3.6.

De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.7.

De vader voert - samengevat - het volgende aan.

De vader betwist dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Het uiteengaan van partijen is gepaard gegaan met de nodige ruzies. De vader heeft de moeder echter nooit bedreigd. Weliswaar heeft de rechtbank bij vonnis van 7 februari 2020 een contactverbod aan de vader opgelegd, maar dit betekent niet dat er geen gezamenlijk gezag over [minderjarige] mogelijk is. De vader houdt zich aan het contactverbod. Een parallel ouderschap behoort tot de mogelijkheden. Een tussenpersoon bij voorbeeld de gezinsvoogd kan worden ingeschakeld bij belangrijke beslissingen over [minderjarige] . Overigens is [minderjarige] al aangemeld voor school. De GI kan eventueel ook andere tussenpersonen inschakelen.

De vader stuurt sinds februari 2019 geen brieven meer naar de moeder en hij heeft zich ook niet meer negatief over de moeder uitgelaten. Dit leidt dan ook niet meer tot een verstoorde communicatie tussen de ouders. Dat er op dit moment helemaal geen communicatie is tussen de ouders, is onvoldoende om de moeder het eenhoofdig gezag toe te kennen. De vader wil de onderlinge communicatie graag verbeteren in een mediationtraject. De moeder wil dit niet en de gezinsvoogd zet zich daar niet voor in, terwijl dit in het kader van de ondertoezichtstelling wel het doel zou moeten zijn. Het is dan ook te vroeg om te stellen dat er geen verbetering van de situatie verwacht kan worden binnen een afzienbare termijn.

De gezinsvoogd wil niet met de vader in gesprek gegaan, fysiek dan wel telefonisch, ook niet na afloop van de detentie van de vader. De vader wordt in het kader van de ondertoezichtstelling niet geïnformeerd en volledig buitenspel gezet. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling in eerste aanleg had de vader [minderjarige] al lange tijd niet gezien of gesproken. De gezinsvoogd heeft de rechtbank in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling verkeerd geïnformeerd door te stellen dat [minderjarige] geen omgang meer met de vader wilde. Dit bleek [minderjarige] niet gezegd te hebben. De gezinsvoogd had dit van de moeder overgenomen, zonder te verifiëren of dit echt de wens van [minderjarige] was.

De tussenkomst van de gezinsvoogd heeft de situatie alleen maar verslechterd. De vader heeft over de handelwijze van de gezinsvoogd meerdere klachten ingediend, die deels gegrond zijn verklaard. Er is veel fout gegaan tijdens de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .

De vader kon zijn zorgen met niemand bespreken en dat leidde tot gevoelens van onmacht en frustratie. Dat hij daarom brieven stuurde naar [minderjarige] , kan de vader dan ook niet worden tegengeworpen. Uit deze handelwijze kan in ieder geval niet worden afgeleid dat de vader niet in het belang van [minderjarige] kan denken en handelen. De vader heeft tijdens zijn detentie gesprekken gehad met een psycholoog. Hij heeft leren omgaan met zijn frustraties en gevoel van onmacht. Na zijn invrijheidstelling heeft de vader geen brieven meer verstuurd.

De zorgen die de vader heeft over de nieuwe partner van de moeder, kon hij alleen ter zitting uiten, aangezien hij op geen enkel ander moment gehoord wordt.

Ten onrechte zijn de uitlatingen van de gezinsvoogd over de vader meegewogen in de bestreden beschikking: haar visie is gekleurd, niet onafhankelijk en op basis van niet volledige informatie tot stand gekomen.

De vader stuurt nu alle brieven eerst naar de gezinsvoogd, die beoordeelt of de brieven naar [minderjarige] kunnen worden verzonden. Brieven waarin eventueel nog belastende zaken staan, krijgt [minderjarige] derhalve niet eens te zien. Er is geen onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders.

De vader heeft geen omgang meer met [minderjarige] , ook niet telefonisch. De vader heeft alle vertrouwen in de GI verloren.

Nu de gezinsvoogd weigert met de vader in gesprek te gaan en zich blindelings achter de moeder schaart, zou de raad – als onafhankelijke instantie – onderzoek moeten doen naar de situatie en naar de mogelijkheden van gezamenlijk ouderlijk gezag. In dat kader zal in ieder geval met de vader gesproken worden en zal hij gehoord worden.

De vader heeft momenteel regelmatig gesprekken met de reclassering. De contacten met [kliniek] verlopen door de coronamaatregelen telefonisch. De vader is veel rustiger geworden. [kliniek] zal hem gaan begeleiden. De vader krijgt nog een training om zijn agressie te reguleren. Onlangs heeft er een evaluatie plaatsgevonden met de reclassering, het openbaar ministerie en [kliniek] . De uitkomst was dat alles goed ging met de vader.

Over het opheffen van de spaarrekening van [minderjarige] heeft de vader een ander verhaal dan de moeder. Het geld van [minderjarige] ligt bij de moeder van de vader.

3.8.

De moeder voert - samengevat - het volgende aan.

De vader is op 7 februari 2020 veroordeeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank ter zake bedreiging en stalking van de moeder en bedreiging van haar dochter [dochter] . Het contactverbod tussen de vader en de moeder van drie jaar dat de rechtbank heeft opgelegd is direct uitvoerbaar. Nu het de vader niet meer is toegestaan contact op te nemen met de moeder is evident sprake van een verstoorde communicatie tussen de ouders. Het is de wereld op zijn kop dat de vader de moeder verwijt geen mediationtraject met hem te willen aangaan, terwijl er een contactverbod van drie jaar is uitgesproken wegens strafbare feiten die de vader jegens de moeder heeft begaan. De moeder is zodanig beschadigd geraakt dat van haar voorlopig niet gevergd kan worden dat zij met de vader in overleg treedt. Hier komt binnen afzienbare termijn geen verandering in. Het handelen en de berichten van de vader jegens de moeder zijn dermate grof, beledigend, bedreigend en denigrerend dat dit onder geen beding kan worden toegeschreven aan het handelen van de gezinsvoogd. Dat de vader nu onder behandeling is van een psycholoog neemt niet weg dat de moeder geen enkel vertrouwen meer heeft in de vader. Zij is doodsbang voor hem.

Medio 2018 is de moeder bekend geworden dat de vader en haar dochter [dochter] geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad, toen [dochter] net 18 jaar was geworden. De gedachte daaraan roept bij de moeder gevoelens van walging en extreme verontwaardiging op jegens de vader en maakt dat de moeder niet kan bevatten dat zij over beslissingen in het belang van [minderjarige] met de vader zou moeten overleggen.

De vader heeft op 17 en 18 maart 2019 - dat is dus na februari 2019 - belastende sms-berichten naar de moeder gestuurd, waarvan de vader heeft erkend dat hij deze heeft gestuurd.

Er is een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. De vader stuurt nog altijd brieven naar [minderjarige] waarin hij [minderjarige] belast met volwassenenzaken en waarmee hij hem in een tweestrijd brengt. De moeder verwijst naar brieven van 1, 10, 16 en 24 januari 2020. In laatstgenoemde brief stuurt de vader een melancholisch gedicht over pijn en verdriet, dat totaal niet aansluit bij een kind van tien jaar oud. Of de brieven nu bij [minderjarige] aankomen of niet, ze laten zien dat de vader [minderjarige] niet kan aanspreken op een leeftijdsadequate en onbelaste manier. De brieven zijn van na de uitspraak van de klachtencommissie waarbij de vader gedeeltelijk in het gelijk is gesteld en op grond waarvan hij er vanuit kan gaan dat de GI nu beter met hem zal communiceren. De GI heeft terecht gesteld dat de vader zich niet aan zijn beloftes en afspraken met de GI houdt: hij stuurt de brieven nog steeds rechtstreeks naar [minderjarige] .

De vader herhaalt zijn zorgen over de nieuwe partner van de moeder terwijl de GI contact heeft opgenomen met de gezinsvoogd van de kinderen van de nieuwe partner. Uit dit contact is gebleken dat de nieuwe partner van de moeder geen gevaarlijke man is.

Een raadsonderzoek is niet nodig. [minderjarige] staat onder toezicht en recent is een nieuwe gezinsvoogd aangesteld. Naast de ondertoezichtstelling heeft een nieuw raadsonderzoek geen toegevoegde waarde.

Uit een overgelegde brief van de ING van 13 oktober 2020 blijkt dat de vader zonder overleg met de moeder het spaarsaldo van [minderjarige] heeft opgenomen en de spaarrekening heeft beëindigd. [minderjarige] heeft zijn spaargeld nog steeds niet terug.

De belcontacten tussen de vader en [minderjarige] zijn na oktober 2020 stopgezet.

3.9.

De GI voert - samengevat - het volgende aan.

De ouders hebben geen vertrouwen in elkaar. De dynamiek tussen de ouders is heftig waardoor er geen gezamenlijke beslissingen genomen kunnen worden.

Daarnaast maakt het contactverbod tussen de vader en de moeder het feitelijk onmogelijk om uitvoering te geven aan gezamenlijk gezag. Er is een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders als het gezamenlijk gezag in stand zou blijven.

De GI kan geen afspraken maken met de vader; de vader ziet het belang van [minderjarige] niet. De vader mocht [minderjarige] niet bellen op zijn verjaardag omdat er geen begeleiding was voor dat gesprek; ondanks de schriftelijke aanwijzing heeft de vader toch gebeld.

De GI heeft de vader wel op de hoogte gebracht van essentiële zaken in het kader van de ondertoezichtstelling, echter de vader reageert hier niet constructief op. Er is telefonisch overleg met de vader en via e-mail met de casemanager van de vader. Of er face-to-face contact zal zijn tussen de huidige gezinsvoogd en de vader moet nog overwogen worden.

De GI is het niet helemaal eens met de uitspraak van de klachtencommissie; bij de procedure voor die commissie is er geen sprake geweest van hoor en wederhoor. De betreffende gezinsvoogd was ziek en is niet gehoord.

De rechtbank heeft op 21 oktober 2019 besloten dat de vader recht heeft op eenmaal per veertien dagen een belafspraak met [minderjarige] onder begeleiding van [begeleiding 1] . [begeleiding 1] heeft zich echter teruggetrokken omdat zij zichzelf niet voldoende geschikt vonden om deze casus te begeleiden.

De GI heeft intensief verder gezocht naar een instantie die de belcontacten met [minderjarige] kon begeleiden. [begeleiding 2] is in december 2019 gestart. De GI heeft per 17 februari 2020 een nieuwe gezinsvoogd aangesteld. Deze is voortvarend te werk gegaan met het vastleggen van de belcontacten en ook heeft zij gewerkt aan begeleide bezoeken eens per maand in de PI. Tevens zal er een plan worden opgesteld voor contact tussen [minderjarige] en de vader na afloop van zijn detentie in maart 2020.

De vader blijft echter brieven sturen aan de directie van de GI, de jeugdzorgwerkers en de gebiedsmanager, waarin de vader zijn onvrede en boosheid uit. De vader stuurt ook frequent brieven gericht aan [minderjarige] naar de GI, waarin hij een groot emotioneel appel doet op zijn zoon en weinig inzicht toont.

De belcontacten tussen [minderjarige] en de vader zijn inmiddels stopgezet, omdat de vader tijdens die contacten belastende uitspraken deed tegen [minderjarige] . [minderjarige] had veel weerstand tegen de belafspraken. De GI heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de omgangsregeling.

[minderjarige] is aangemeld voor traumatherapie. Deze therapie gaat binnenkort van start.

De vader wilde zelf niet meer met de gezinsvoogd communiceren. De communicatie tussen de vader en de gezinsvoogd loopt nu via de reclasseringsambtenaar van de vader. Op die manier wordt de vader ook geïnformeerd over [minderjarige] .

Gelet op de moeizame samenwerking tussen de vader en de GI acht de GI zich niet in staat om bij gezamenlijk gezag van de ouders de rol van tussenpersoon te vervullen.

3.10.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof geadviseerd de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen. De verstandhouding tussen de ouders is gecompliceerd. Overleg zal tot fricties leiden. Bovendien geldt inmiddels een contactverbod tussen de vader en de moeder, waarbij de GI de rol van tussenpersoon tussen de ouders niet voor zich ziet.

Bij parallel ouderschap dienen beide ouders een opvoedkundige rol op zich te nemen. De vader heeft echter al lange tijd geen contact meer met [minderjarige] gehad.

Een raadsonderzoek zal niets opleveren.

3.11.

Het hof overweegt het volgende.

3.11.1.

Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Artikel 1:253n lid 2 BW bepaalt dat het eerste en derde lid van artikel 1:251a BW van overeenkomstige toepassing zijn. Op grond daarvan kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

3.11.2.

Anders dan de vader heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De vader is gedetineerd geweest. Hij is veroordeeld door de strafrechter voor het begaan van misdrijven tegen de moeder en aan hem is een contactverbod met de moeder opgelegd.

Het hof is verder met de raad van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de moeder voortaan het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem uitoefent.

Uit de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat het uiteengaan van de ouders gepaard is gegaan met hevige ruzies en incidenten. De vader is door de strafrechter inmiddels veroordeeld voor belaging en bedreiging van de moeder en bedreiging van de dochter van de moeder. [minderjarige] is in juli/augustus 2018 zelfs voor korte tijd uithuisgeplaatst naar aanleiding van een incident waarbij de vader heeft getracht de woning van de moeder binnen te dringen. De veiligheid van [minderjarige] kon hierdoor niet langer worden gegarandeerd.

De verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord. Zij hebben geen vertrouwen in elkaar, waarbij de strafbare daden van de vader zwaar in zijn nadeel wegen. De vader laat hierdoor zien dat hij onvoldoende kan aansluiten bij de behoeften en levenswereld van [minderjarige] en dat hij onvoldoende inzicht heeft in wat [minderjarige] nodig heeft. Dit blijkt ook uit de brieven die de vader vanuit zijn detentie regelmatig naar [minderjarige] heeft gestuurd. Deze brieven bevatten belastende uitspraken over de moeder en andere volwassenenzaken. De vader heeft ook frequent brieven gericht aan [minderjarige] naar de GI gestuurd. Ook in deze brieven toont de vader weinig inzicht in de behoeften van [minderjarige] . De GI heeft de belcontacten tussen [minderjarige] en de vader inmiddels stopgezet, omdat de vader zich belastend uitliet tegenover [minderjarige] en [minderjarige] weerstand had tegen deze contacten.

Daarnaast heeft de strafrechter aan de vader een contactverbod met de moeder opgelegd voor de duur van drie jaar. Hierdoor is het feitelijk onmogelijk voor de ouders om overleg met elkaar te hebben. De vader heeft weliswaar aangevoerd dat de GI een bemiddelende rol tussen de ouders kan spelen bij gezamenlijk gezag, maar de GI heeft verklaard deze rol niet op zich te kunnen nemen vanwege de moeizame samenwerking met de vader. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof, mede gezien de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders, het nemen van gezamenlijke gezagsbeslissingen over [minderjarige] niet mogelijk. Gelet op de voorgeschiedenis verwacht het hof niet dat de verstandhouding tussen de ouders binnen een afzienbare termijn zal verbeteren. Ook de mogelijkheid van een parallel ouderschap waarop de vader heeft gewezen is niet reëel. De vader heeft al jaren geen opvoedkundige rol meer vervuld ten aanzien van [minderjarige] . Hij weet niet of nauwelijks wat er speelt in de actuele levenssituatie van [minderjarige] . Hierdoor is een behoorlijke feitelijke invulling van het gezag door de vader evenmin mogelijk.

Hetgeen de vader voor het overige heeft aangevoerd acht het hof afgezet tegen het belang van [minderjarige] onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.

Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek van de vader om een raadsonderzoek af.

3.12.

Nu uit het voorgaande volgt dat de grieven van de vader niet slagen, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

3.13.

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 oktober 2019;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het Centraal Gezagsregister;

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en

M.L.F.J. Schyns en is op 11 februari 2021 uitgesproken in het openbaar door

mr. J.C.E. Ackermans - Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.