ECLI:NL:GHSHE:2021:433
public
2021-03-09T13:23:58
2021-02-16
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-16
200.266.361_01
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Civiel recht
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2018:4857
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2018:5092
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2019:3274
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:433
public
2021-03-09T13:18:06
2021-03-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:433 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 16-02-2021 / 200.266.361_01

Afgezien van getuigenverhoor. Eindarrest

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team handelsrecht

zaaknummer 200.266.361/01

arrest van 16 februari 2021

in de zaak van

[appellant] ,wonende te [woonplaats],

appellant,hierna “[appellant]”,advocaat: mr. A. Kara te Maastricht,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna “[geïntimeerde]”,advocaat: mr. S.G. Ong te Eindhoven,

als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 29 september 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer/rolnummer C/01/333899 / HA ZA 18-310 tussen partijen gewezen vonnis van 5 juni 2019.

5Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest.

6De beoordeling

6.1.

[appellant] is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Hij heeft daarvan afgezien.

6.2.

Het hof is bij deze stand van zaken van oordeel dat [appellant] het tegenbewijs niet heeft geleverd en dat [geïntimeerde] zijn stelling, dat hij € 30.000,00 ten titel van geldlening heeft verstrekt, heeft bewezen (tussenarrest, 3.23).

6.3.

De conclusie is dat grieven I en V falen en dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd (tussenarrest, 3.24; ook grieven II tot en met IV falen, tussenarrest, 3.20). Het door [appellant] gevorderde in hoger beroep moet worden afgewezen. [appellant] moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.

7De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis;

veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 741,00 aan griffierecht en op € 2.031,00 aan salaris advocaat;

wijst af het door [appellant] gevorderde in hoger beroep.

Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, S.C.H. Molin en B.E.L.J.C. Verbunt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 februari 2021.

griffier rolraadsheer