ECLI:NL:GHSHE:2021:469
public
2021-02-18T00:01:55
2021-02-17
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-17
20-002575-18
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2018:7037, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:469
public
2021-02-17T12:45:50
2021-02-17
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:469 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 17-02-2021 / 20-002575-18

De verdachte is ter zake van opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Het hoger beroep is bij akte beperkt. Ingevolge artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof ter zake van de niet aan zijn oordeel onderworpen poging tot doodslag in vereniging, diefstal in vereniging met bedreiging met geweld en het voorhanden hebben van wapens een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 6 maanden bepaald. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten is de verdachte vrijgesproken.

Parketnummer: 20-002575-18

Uitspraak : 17 februari 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juli 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-704591-15 en 03-720712-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,

thans verblijvende in [PI] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde onder parketnummer 03-704591-15 en het onder parketnummer 03-720712-16 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken. De rechtbank heeft de overige tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze als volgt gekwalificeerd:

  • handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd (parketnummer 03-704591-15, feit 3);

  • diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt (parketnummer 03-704591-15, feit 4);

  • diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (parketnummer 03-704591-15, feit 5 primair);

  • medeplegen van poging tot doodslag (parketnummer 03-720712-16, feit 1 meer subsidiair);

  • diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken (parketnummer 03-720712-16, feit 2);

  • diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken (parketnummer 03-720712-16, feit 3).

De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.

Voorts is bij voormeld vonnis als volgt beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen:

  • de [benadeelde partij 1] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en de benadeelde partij is veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil (parketnummer 03-704591-15, feit 1);

  • de vordering van de [benadeelde partij 2] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de verdachte in de kosten van deze procedure van de benadeelde partij, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel is opgelegd tot een bedrag van € 2.500,00 (parketnummer 03-720712-16, feit 1 meer subsidiair);

  • de vordering van de [benadeelde partij 3] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 49.520,00 (€ 34.520,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de verdachte in de kosten van deze procedure van de benadeelde partij, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil. De vordering is voor het overige afgewezen. De schadevergoedingsmaatregel is opgelegd tot een bedrag van € 49.520,00 (parketnummer 03-720712-16, feit 1 meer subsidiair);

  • de vordering van de [benadeelde partij 4] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.950,44 (€450,44 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de verdachte in de kosten van deze procedure van de benadeelde partij, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel is opgelegd tot een bedrag van € 2.950,44 (parketnummer 03-720712-16, feit 2);

  • de vordering van de [benadeelde partij 5] is toegewezen tot een bedrag van € 7.126,92 (€5.162,92 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de verdachte in de kosten van deze procedure van de benadeelde partij, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel is opgelegd tot een bedrag van € 7.126,92

(parketnummer 03-720712-16, feit 3).

Ten slotte heeft de rechtbank bij het vonnis waarvan beroep de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het wijzen van het vonnis.

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Omvang van het hoger beroep

Bij akte van 6 augustus 2018 is namens de verdachte tijdig partieel hoger beroep ingesteld, te weten tegen de bewezenverklaring van de feiten 4 en 5 primair in de zaak met parketnummer 03-704591-15, tegen de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 in de zaak met parketnummer 03-720712-16, alsmede tegen de strafmaat van het eindvonnis.

Bij akte van 17 december 2018, te weten voordat de zaak ter terechtzitting was aangebracht op 18 december 2018, is namens de verdachte het hoger beroep ingetrokken voor wat betreft feit 2 in de zaak met parketnummer 03-720712-16.

Bij akte van 2 augustus 2018 heeft de officier van justitie tijdig partieel hoger beroep ingesteld, te weten tegen de vrijspraken van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer

03-704591-15, alsmede tegen de strafmaat van het eindvonnis.

Gelet op het bovenstaande richt het hoger beroep zich aldus enkel tegen de feiten 1, 2, 4 en 5 primair en subsidiair in de zaak met parketnummer 03-704591-15 en feit 3 in de zaak met parketnummer 03-720712-16.

Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het hof hierna tevens voor de overige, door de rechtbank bewezenverklaarde feiten, gelet op artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, na te melden beslissing zal nemen.

Aangezien de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gekoppeld zijn aan het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-720712-16 en de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 4] gekoppeld is aan het onder 2 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-720712-16, zijn deze vorderingen ook niet aan het oordeel van het hof onderworpen. De beslissing van de rechtbank op deze vorderingen is derhalve onherroepelijk, evenals de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:

  • zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1, 2, 4 en 5 primair in de zaak met parketnummer 03-704591-15 en hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-720712-16 onder 3 is tenlastegelegd;

  • de verdachte, ten aanzien van alle feiten tezamen (derhalve ook ten aanzien van de feiten onder 1 meer subsidiair en 2 in de zaak met parketnummer 03-720712-16 en feit 3 in de zaak met parketnummer 03-704591-15) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 26.244,85;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 5] zal toewijzen tot een bedrag van € 7.126,92 (bestaande uit € 5.126,92 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade);

  • bij de hiervoor vermelde vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen voor het bedrag van de vordering.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 1, 2, 4 en 5 primair en hetgeen hem in de zaak met parketnummer 03-720712-16 onder 3 ten laste is gelegd. Met betrekking tot het onder 5 subsidiair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte heeft de verdediging met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] zich op het standpunt gesteld dat het hof deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 03-704591-15:

1.hij op of omstreeks 27 februari 2015 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bankgebouw en/of geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bankgebouw en/of die geldautomaat te verschaffen en/of dat weg te nemen geld onder hun/zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet een ontploffing in dat bankgebouw en/of die geldautomaat teweeg hebben/heeft gebracht en/althans hebben/heeft getracht een deur van dat bankgebouw te forceren door met een personenauto tegen een deur van dat bankgebouw te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of

hij op om omstreeks 27 februari 2015 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een gas(mengsel) ingebracht in/bij een geldautomaat (toebehorende aan [benadeelde partij 1] ) en (vervolgens) dit gas(mengsel) ontstoken, althans tot ontploffing gebracht, ten gevolge waarvan die geldautomaat (gedeeltelijk) is ontploft, in elk geval een ontploffing in die geldautomaat teweeg hebben/heeft gebracht, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin zich die geldautomaat bevond en/of de belendende panden, althans gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;

2.hij op of omstreeks 27 februari 2015 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een op het [straatnaam] staande personenauto (merk BMW, serie 3, type Touring), immers hebben/heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) en/of met die personenauto, ten gevolge waarvan voornoemde personenauto en/of een dicht naast die personenauto gelegen bankgebouw, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde personenauto en/of voornoemd bankgebouw en/of belendende panden/appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabijheid van die personenauto gelegen panden/appartementen bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

4.hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Herzogenrath (Duitsland) tussen 01.00 uur en 04.49 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen

- een geldbedrag (ongeveer 2150 euro) en/of

- autosleutels behorende bij de personenauto Volkswagen Golf, [kenteken] ),

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl hij zich aldaar bevond buiten weten en/of tegen de wil van de rechthebbende(n);

5.hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Herzogenrath (Duitsland) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (VW Golf, [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft/ verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door voornoemde personenauto weg te nemen middels gebruikmaking van gestolen autosleutels;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 19 juni 2015 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, een personenauto (VW Golf, [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Zaak met parketnummer 03-720712-16:3.hij op of omstreeks 16 maart 2016 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5, in elk geval een of meer horloge(s) en/of 3, in elk geval een of meer baren zilver en/of 5000 euro en/of 1500 Zwitserse franken en/of een muntverzameling en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [benadeelde partij 5]

- meermalen, althans eenmaal, hebben/heeft geslagen en/of geschopt en/of

- een vloeistof over het hoofd gegooid en daarbij op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 5] te zeggen "Waar is het geld en de kluis anders steken we je in brand" in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of

- de arm van die [benadeelde partij 5] in een armklem hebben/heeft gelegd en daarbij op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 5] te zeggen "als je niet verteld waar het geld en de kluis is dan breek ik je arm", in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of

- een oor van die [benadeelde partij 5] hebben/heeft omgedraaid en/of de vinger(s) van die [benadeelde partij 5] hebben/heeft vastgepakt en/of met kracht de punt van een schroevendraaier tegen de keel van die [benadeelde partij 5] hebben/heeft gedrukt en daarbij op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 5] te zeggen "Waar ligt nog meer geld" en/of "Ik snij je vingers eraf als je niet verteld waar nog meer geld ligt" en/of " Ik steek je als je niet verteld waar het geld is", " in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1, 2, 4 en 5 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15 en het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720712-16

Het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan een scharnier van het deksel boven de kluis aangetroffen stukje jeansstof, met daarop DNA van de verdachte, een daderspoor betreft. Daarnaast acht de advocaat-generaal de verklaringen van de verdachte, het geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat hij door zijn zwervende bestaan niet altijd in de gelegenheid was zijn kleding te wassen, dat hij zijn kleding vaker liet slingeren en dat derhalve een ander persoon zijn broek tijdens het aan hem tenlastegelegde gedragen kan hebben, niet aannemelijk. Ook het door de verdachte naar voren gebrachte alibi acht de advocaat-generaal niet aannemelijk. Derhalve is de advocaat-generaal van oordeel dat het hof bewezen dient te verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze tenlastegelegde feiten.

Standpunt verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat op het aangetroffen stukje jeansstof aan een scharnier van het deksel boven de kluis het DNA van de verdachte is aangetroffen, enkel aangeeft dat dit een broek betreft die van hem is geweest, dan wel dat hij die broek op enig moment heeft gedragen. In verband met de omstandigheid dat de verdachte destijds regelmatig verbleef bij vrienden en kennissen en geen vaste woon- of verblijfplaats had, bleef zijn kleding vaak achter op plaatsen waar hij verbleef. Daarnaast heeft hij destijds geruime tijd gedetineerd gezeten in België en op het moment dat hij vrijkwam, was zijn kleding uit zijn huurappartement verdwenen. Derhalve is het mogelijk dat een ander persoon dan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, terwijl hij de broek van de verdachte droeg. Ook het aangetroffen schoenspoor kan niet aan de verdachte worden gelinkt, evenals de op de plaats delict achtergebleven personenauto. Ten slotte heeft de verdachte een alibi voor de desbetreffende ochtend, gelet op de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , aldus de verdediging.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Feiten en omstandigheden

Op 27 februari 2015 heeft omstreeks 05.30 uur in de gemeente Brunssum een plofkraak plaatsgevonden bij een vestiging van de [benadeelde partij 1] aan het [straatnaam] . Hierbij werd de geldautomaat in de gevel van de [benadeelde partij 1] aan de binnen- en buitenzijde grotendeels vernield. De van deze geldautomaat deel uitmakende kluis werd beschadigd door de teweeggebrachte ontploffing, maar is niet opengegaan, met gevolg dat er geen geld uit de geldautomaat is buitgemaakt. De gestolen auto van het merk BMW, waarmee tegen de gevel van het gebouw van de [benadeelde partij 1] is gereden, is door de daders in brand gestoken.

Door de forensische opsporing is een stukje textiel aan het scharnier van het deksel boven de kluis aangetroffen, evenals een fragment van een schoenzoolspoor op het deksel. Dit betekent dat minimaal een van de daders via de kluis in de ruimte achter de kluis is gekomen, waarbij een van de daders waarschijnlijk achter het scharnierpunt is blijven haken en zijn kleding beschadigd heeft. Dit stukje textiel betreft een stukje jeansstof met een klinknagel met een teken van het merk genaamd [merknaam] . Hierop is een kleine hoeveelheid bloed aangetroffen op de buitenzijde en is biologisch materiaal (niet zijnde bloed) aangetroffen op de binnenzijde. Door onderzoek aan het bloed aan de buitenzijde van het stukje jeansstof en aan het biologisch sporenmateriaal aan de binnenzijde, blijkt van een enkelvoudig DNA-profiel van een man, dat overeenstemt met een DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van het materiaal uit het bloed overeenstemt met een profiel uit het DNA van een willekeurig gekozen persoon is kleiner dan één op één miljard.

Door de koninklijke Marechaussee is de verdachte op 27 februari 2015 omstreeks 07.50 uur staande gehouden toen hij samen met [getuige 1] over de [straatnaam] te Brunssum langs het hekwerk liep van de achteringang van het aldaar gelegen vakantiepark. Gevraagd wat zij op dat vroege tijdstip daar deden, gaven geen van beiden een verklaring. Voornoemde locatie ligt op een afstand van circa 2 tot 2,5 kilometer verwijderd van het filiaal van de [benadeelde partij 1] waar die ochtend de plofkraak heeft plaatsgevonden.

Verklaringen verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 februari 2016 verklaard dat op het moment dat hij op 2 januari 2015, na een detentie van een halfjaar in België, vrij kwam, geen eigen woning meer had en op verschillende plekken sliep, bij tenminste tien verschillende personen en op campings. Hij noemt enkel wat voornamen en geen adressen. Hij verklaarde dat hij niet altijd de mogelijkheid had om zijn kleding te wassen en dat hij op die verschillende plaatsen soms kleding heeft achtergelaten. Het op de jeansstof aangetroffen bloed is daar op enig moment misschien terechtgekomen doordat hij zich heeft gesneden of iets dergelijks en deze broek is misschien bij iemand blijven liggen en heeft een ander deze broek op 27 februari 2015 gedragen, aldus de verdachte. De verdachte heeft verder verklaard dat hij verschillende broeken in verschillende kleuren van het merk [merknaam] heeft gehad, ook grijs/zwart, de tint van de op de kluis aangetroffen textiel. De verdachte ontkent bij de plofkraak aanwezig geweest te zijn en stelt dat hij er ook niets mee te maken heeft. Hij heeft verklaard dat voordat hij in België gedetineerd zat, hij een woning had die hij tijdens zijn detentie heeft aangehouden, maar waarvan hij de huur vlak voordat hij vrijkwam, opgezegd heeft vanwege huurachterstand.

Op de terechtzitting van 3 juli 2018 heeft de verdachte nog verklaard dat zijn woning destijds is leeggemaakt door zijn broer en dat [getuige 1] ook een sleutel van die woning heeft gehad. Bij het leegmaken van de woning bleek dat er kleding was verdwenen.

Ter terechtzitting in hoger beroep op 3 februari 2021 op een vraag naar aanleiding van zijn laatste woord heeft de verdachte verklaard dat hij destijds een bepaalde losse levensstijl had waarbij hij op tal van plaatsen heeft verbleven en deel uitmaakte van verschillende criminele groeperingen. Ten behoeve van deze criminele groeperingen hield hij zich bezig met het -deels op eigen naam, maar voornamelijk op de naam van katvangers -, huren van garageboxen ten behoeve van het aannemen en “koud zetten” van gestolen auto’s en het vervolgens verstrekken van deze auto’s aan leden van deze criminele groeperingen. Dit ten behoeve van allerlei soorten strafbare feiten, waaronder ram- en plofkraken. Volgens de verdachte heeft hij bij verschillende criminele contacten verbleven en kwamen zij ook bij hem over de vloer toen hij nog eigen woonruimte had. Daarbij is hij regelmatig kledingstukken kwijtgeraakt doordat die werden geleend of mee- en weggenomen door anderen. Dat dit ook geschiedde bij relatief dure kleding, zoals de broeken van [merknaam] , kan verklaard worden doordat hij daar niet heel zuinig mee omging omdat hij snel en veel geld verdiende en dat evenzo makkelijk weer uitgaf, aldus de verdachte.

Beoordeling

Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het aangetroffen stukje jeansstof, dat is achtergebleven aan het scharnier van het deksel boven de kluis, onderdeel uitmaakte van een door een van de daders van de plofkraak gedragen broek van het merk [merknaam] . Gelet op het feit dat daarop aan de buiten- en binnenzijde DNA is aangetroffen van de verdachte en de verdachte heeft verklaard dat hij verschillende broeken van dat merk heeft gehad, ook in de betreffende kleur, gaat het hof ervan uit dat dit een broek is geweest van de verdachte.

Dit gegeven vormt naar het oordeel van hof een sterke aanwijzing voor de betrokkenheid van de verdachte bij voormelde plofkraak, mede in het licht van de op onderdelen tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en anderen over zijn alibi van die nacht (zie het vonnis van de rechtbank op pagina’s 10-11). Met de rechtbank was ook het hof aanvankelijk van oordeel dat de verklaringen van de verdachte over hoe het zou kunnen dat zijn broek tijdens de plofkraak is gedragen door een ander, weinig concreet en aannemelijk waren. Dat veranderde echter door het slotwoord van de verdachte en het gesprek dat zich naar aanleiding daarvan ontwikkelde tussen de verdachte, het hof en de advocaat-generaal. De verdachte heeft toen een oprecht overkomende inkijk gegeven in zijn persoon en zijn levens(stijl) ten tijde van de plofkraak, zoals hierboven is weergegeven. Hierdoor heeft bij het hof de gedachte postgevat dat het mogelijk kan zijn gegaan zoals de verdachte het vertelde en dat een ander persoon dan de verdachte, deel uitmakende van een criminele groepering, in de broek van de verdachte de tenlastegelegde plofkraak kan hebben gepleegd. Aan de oprechte indruk van de verdachte draagt mede bij dat hij uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten 1 meer subsidiair en 2 van parketnummer 03-720712-16 (poging tot doodslag in vereniging op [benadeelde partij 3] en het onder bedreiging van een vuurwapen stelen van de (vlucht)auto van [benadeelde partij 4] ). Gelet hierop kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte een van de daders was van deze plofkraak en zal het hof de verdachte derhalve vrijspreken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 03-704591-15.

Het onder 4 en 5 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan de verdachte tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op gronden zoals verwoord door de rechtbank in het vonnis.

Standpunt verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de telefoon in kwestie wisselend in gebruik was bij de verdachte en [betrokkene] , er geen stemherkenning heeft plaatsgevonden en de verdachte niet te linken is aan de telefoon in kwestie nadat hij naar Maasmechelen is gebracht.

Feiten en omstandigheden

Bij de doorzoeking op 19 juni 2015 van de verblijfplaats van de verdachte op het [adres verblijfplaats] werd een parkeerkaartje van Q-park voor de garage, genaamd [naam parkeergarage] , gelegen te Maastricht, aangetroffen en in beslag genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 februari 2016 verklaard dat die kaart van hem was. Op het parkeerkaartje stond het [kenteken] vermeld en de datum 19 juni 2015 met het tijdstip 04.48 uur. Bij controle in de politiesystemen bleek dat een personenauto merk Volkswagen, type Golf voorzien van het Duitse [kenteken] in de nacht van 19 juni 2015 werd gestolen te Herzogenrath (Duitsland). Op 19 juni 2015 werd het voertuig in de betreffende parkeergarage door de politie aangetroffen.

Op 19 juni 2015 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan bij de Duitse politie van een woninginbraak in Herzogenrath, waarbij een geldbedrag van € 2.000 en een autosleutel zijn gestolen. De personenauto merk Volkswagen, type Golf met het [kenteken] is toen eveneens gestolen. Hiervan heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan. De woninginbraak en de diefstal van de auto hebben op 19 juni 2015 tussen 01.00 uur en 05.00 uur plaatsgevonden.

Uit de tapbevindingen van de telefoon met [telefoonnummer] , dat bij de verdachte en bij [betrokkene] in gebruik was, blijkt dat [betrokkene] die nacht in een personenauto merk Fiat, type 500 rijdt en dat de verdachte in elk geval in de avond van 18 juni 2015 en de vroege ochtend van 19 juni 2015 ook in deze auto is geweest. Om 23.49 uur werd [betrokkene] gebeld door zijn vriendin. Zijn vriendin zegt dat ze dacht dat hij een auto aan het wegbrengen was. [betrokkene] antwoordt: “ja moeten we ook nieuwe hebben” en “Ik heb [naam] (fonetisch) daarbij. Hij weet iets”. Om 01.06 uur zegt de verdachte in een gesprek met ene [naam 2] dat hij net Maasmechelen in reed. Na dat tijdstip is de verdachte niet meer aan dat telefoonnummer te koppelen. Uit de locatiebepaling van dat telefoonnummer blijkt dat die telefoon tussen 02.29 uur en 02.45 uur in het buitenland is geweest, zeer waarschijnlijk in Duitsland.

Verklaringen verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg op 3 juli 2018 verklaard dat hij zich enkel schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Hij heeft verklaard dat [betrokkene] hem in een Fiat 500 had opgehaald en dat ze uiteindelijk in Maasmechelen zijn uitgekomen. Daar heeft hij deze auto van de dieven overgenomen en deze in de parkeergarage in Maastricht geparkeerd. De verdachte wil niet verklaren door wie hij in Maastricht is opgehaald nadat hij de gestolen auto in de parkeergarage heeft gezet. De verdachte heeft verklaard dat hij van personen, waarvan hij de namen niet wenst te noemen, de Volkswagen Golf aangeboden kreeg voor een bedrag van € 1.500,00 en dat hij vervolgens deze auto op 19 juni 2015 in Maasmechelen heeft opgehaald. Hij hoefde die € 1.500,00 toen nog niet te betalen. Ook had hij al een koper voor deze auto, die daarvoor € 3.000,00 zou betalen. De identiteit van de koper wenst de verdachte eveneens niet te onthullen.

Zoals hiervoor vermeld onder het kopje verklaringen verdachte ten aanzien van de overwegingen met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15 heeft de verdachte tijdens zijn laatste woord ter terechtzitting in hoger beroep op 3 februari 2021 verklaard dat hij destijds deel uitmaakte van verschillende criminele groeperingen. Hierbij hield hij zich bezig met het huren van garageboxen ten behoeve van de stalling van gestolen auto’s, het aannemen en “koud zetten” van deze auto’s en het verstrekken van deze gestolen auto’s aan leden van deze criminele groeperingen. Dit ten behoeve van allerlei soorten strafbare feiten.

Beoordeling

Het hof is van oordeel dat uit de in het dossier voorhanden zijnde bevindingen met betrekking tot de telecommunicatie ten aanzien van het [telefoonnummer] niet is gebleken dat de verdachte zich ook in de personenauto merk Fiat, type 500, heeft bevonden met [betrokkene] nadat ze bij Maasmechelen zijn aangekomen (dossier 2015037447, pagina’s 330-345). Tevens merkt het hof op dat uit de omstandigheid dat in een sms-bericht tussen [betrokkene] en zijn vriendin is geschreven dat ze ook een nieuwe moeten hebben en dat “ [naam] ” bij [betrokkene] was en dat die “iets weet” niet is gebleken dat het hier daadwerkelijk om de diefstal van de personenauto gaat. De mogelijkheid bestaat dat hier wordt gerefereerd aan heling van een gestolen auto of een nog te stelen auto conform de verklaring van de verdachte.

Ondanks dat de verdachte zeer kort na de diefstal in het bezit was van de gestolen personenauto, wat op zich een aanwijzing is van betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal zelf, is het hof van oordeel dat, gelet op de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, er ook ten aanzien van deze tenlastegelegde feiten gerede twijfel is gerezen dat de verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Door de wijze waarop de verdachte uiteindelijk een verklaring heeft afgelegd omtrent de werkwijze van de criminele groeperingen waarvan hij deel uitmaakte, dat hij weet wie zich hier wel aan schuldig heeft gemaakt, maar zich hier om voor de hand liggende redenen niet over uit wenst te laten en de indruk die het hof heeft gekregen van de verdachte als persoon, kan het hof ook hier niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde onder 4 en 5 primair in de zaak met parketnummer 03-704591-15. Derhalve zal de verdachte ten aanzien hiervan worden vrijgesproken.

Het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720712-16

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het DNA van de verdachte op de schenkopening en de binnenzijde van de dop van de in de woning van het slachtoffer [benadeelde partij 5] aangetroffen Fristiflesje met wasbenzine, een daderspoor betreft. De verklaring van de verdachte dat hij wel eens een flesje Fristi laat liggen in een auto of garagebox en dat een ander persoon dit flesje gebruikt kan hebben, acht de advocaat-generaal niet aannemelijk. Daarnaast vertoont de modus operandi van dit incident een aantal overeenkomsten met het tenlastegelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 03-720712-16. Derhalve is de advocaat-generaal van oordeel dat het hof bewezen dient te verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit tenlastegelegde feit.

Standpunt verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat het enkel aantreffen op een verplaatsbaar voorwerp van biologisch materiaal, waarvan het DNA-profiel overeenstemt met het DNA-profiel van de verdachte, onvoldoende is voor het bewijs dat het tenlastegelegde door de verdachte is begaan. De verdachte heeft immers verklaard dat hij af en toe een flesje van het merk Fristi koopt en na consumptie dat flesje dan wel eens achterlaat in een auto of een garagebox. Ten slotte is de verdediging van oordeel dat de modus operandi geen gelijkenissen vertoont met het tenlastegelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 03-720712-16.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Feiten en omstandigheden

Op 16 maart 2016 heeft [benadeelde partij 5] aangifte gedaan van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, die ochtend gepleegd in zijn woning, gelegen aan [adres benadeelde partij 5] . Op deze ochtend zijn drie mannen via het slaapkamerraam zijn woning binnengekomen. In een tijdsbestek van ongeveer 40 tot 45 minuten is [benadeelde partij 5] door deze personen geschopt, geslagen en werd er gedreigd hem in brand te steken, nadat er motorbenzine over zijn hoofd is gegoten. Voorts hebben de daders gedreigd de arm van [benadeelde partij 5] te breken, zijn vingers en oor af te snijden en hem te steken met een schroevendraaier als hij niet zou vertellen waar (meer) geld lag en waar de kluis was.

Nadien is gebleken dat de daders 5 horloges, 3 baren zilver, 5.000 Euro’s, 1.500 Zwitserse franken, een muntverzameling en een hoeveelheid sieraden hebben weggenomen. Bij [benadeelde partij 5] zijn naar aanleiding van dit incident onder meer grote hematomen geconstateerd aan de linker bovenarm, rechter bovenarm, linker bovenbeen, op beide schouderbladen en op de borstkas.

Na het incident werd op 16 maart 2016 een forensisch onderzoek verricht in de woning van [benadeelde partij 5] . Tijdens dit onderzoek heeft [benadeelde partij 5] een flesje met het opschrift “Fristi” op het kastje van de overloop van de eerste verdieping aangewezen en aangegeven dat dit flesje niet van hem was en met zekerheid door de daders is achtergelaten. Het flesje is veiliggesteld en bij het openen van het flesje roken de onderzoekers de aan hen bekende geur van motorbenzine. De buitenzijde en binnenzijde van dit flesje is onderzocht. Alleen in de schenkopening en de binnenzijde van de dop van het flesje is DNA materiaal in de vorm van speeksel aangetroffen en bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de genoemde bemonstering is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en werd vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een overeenstemming gevonden met het DNA-profiel van de verdachte; de kans op overeenstemming van het in de databank opgenomen DNA-profiel met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon is kleiner dan één op één miljard.

Verklaringen verdachte

De verdachte heeft op 27 oktober 2017 bij de politie een verklaring afgelegd. Hierbij verklaarde hij niets met het tenlastegelegde te maken te hebben en het flesje met zijn DNA misschien in een auto of in een garagebox te hebben laten liggen. De verdachte verklaarde in dit verband dat de auto's of de garageboxen, waar hij mogelijk een flesje heeft achtergelaten, gebruikt kunnen worden door meerdere personen.

Ter terechtzitting in hoger beroep op 1 februari 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij af en toe een flesje Fristi drinkt en heeft hij wederom verklaard dat het mogelijk is dat hij een dergelijk flesje heeft achtergelaten in een auto of in een garagebox.

Zoals hiervoor vermeld onder het kopje verklaringen verdachte ten aanzien van de overwegingen met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15 heeft de verdachte tijdens zijn laatste woord ter terechtzitting in hoger beroep op 3 februari 2021 verklaard dat hij destijds een bepaalde levensstijl had en deel uitmaakte van verschillende criminele groeperingen. Hierbij hield hij zich bezig met het huren van garageboxen ten behoeve van de stalling van gestolen auto’s, het aannemen en “koud zetten” van deze auto’s en verstrekken van deze gestolen auto’s aan leden van deze criminele groeperingen, ten behoeve van allerlei soorten strafbare feiten.

Beoordeling

Op grond van het vorenstaande is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat het aangetroffen flesje met het opschrift Fristi, dat is achtergebleven in de woning van [benadeelde partij 5] , een daderspoor betreft. Zoals hiervoor vermeld is in de schenkopening en aan de binnenzijde van de dop van het flesje celmateriaal aangetroffen, waarbij overeenstemming is gevonden met het DNA-profiel van de verdachte. De kans op overeenstemming van dit DNA-profiel met het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon is kleiner dan één op één miljard. Op basis van deze kans, kan naar het oordeel van de hof worden geconcludeerd, dat dit celmateriaal op het flesje met het opschrift Fristi – in onderling verband gezien – afkomstig is van de verdachte.

Het hof ziet vervolgens voor de vraag gesteld of het de verdachte is geweest die zich op 16 maart 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met (bedreiging met) geweld.

Het aantreffen van het DNA van de verdachte op dit flesje als ook bepaalde overeenkomsten met de modus operandi van het tenlastegelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 03-720712-16 (zoals het afdekken van het gezicht van het slachtoffer met textiel en toepassen van bruut geweld) zijn belangrijke aanwijzingen dat de verdachte een van de daders kan zijn geweest van deze gewelddadige woningoverval. Ook het feit dat twee van de overvallers met een Marokkaans accent spraken en één overvaller met een Limburgs accent, is een aanwijzing daarvoor. De verdachte heeft immers bekenden met een Marokkaanse achtergrond en spreekt zelf met een Limburgs accent.

Toch komt het hof ook voor dit feit tot een vrijspraak van de verdachte. Een belangrijke rol speelt de overweging dat het speeksel met het DNA van de verdachte hoogstwaarschijnlijk op de schenkopening en de binnenzijde van de dop is terecht gekomen door het drinken van de Fristi uit het flesje en dat pas nadien motorbenzine in dat -inmiddels lege- flesje is gegoten. Zoals gezegd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar aanleiding van zijn laatste woord verklaard dat hij destijds deel uitmaakte van verschillende criminele groeperingen en dat hij zich hiervoor bezig hield met het huren van garageboxen ten behoeve van de stalling van gestolen auto’s, het aannemen en “koud zetten” van deze auto’s en het verstrekken van deze gestolen auto’s aan personen die deel uitmaakten van deze criminele groeperingen ten behoeve van allerlei soorten strafbare feiten. Deze verklaring maakte een authentieke en waarheidsgetrouwe indruk op het hof. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het goed mogelijk is dat de verdachte een door hem leeggedronken Fristiflesje in een auto of garagebox heeft achtergelaten, waarop dat flesje vervolgens door anderen is gebruikt ten behoeve van het tenlastegelegde. De bovengenoemde belangrijke aanwijzingen in de richting van de verdachte acht het hof onvoldoende doorslaggevend om buiten gerede twijfel wettig en overtuigend bewezen te kunnen achten dat de verdachte een van de daders was van deze gewelddadige woningoverval.

Nu het hof niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte zich aan deze gewelddadige woningoverval schuldig heeft gemaakt, zal het hof de verdachte tevens vrijspreken van hetgeen aan hem onder 3 ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 03-720712-16.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 5 subsidiair heeft begaan, met dien verstande, dat:

hij op 19 juni 2015 in de gemeente Maastricht een personenauto (VW Golf, [kenteken] ) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voornoemde personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.

Bewijsoverwegingen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de

feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 5 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een personenauto. Opzetheling van een dergelijk goed van niet geringe waarde is een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft door dit feit te plegen geen enkel respect getoond voor de eigendomsrechten van anderen en zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Het hof rekent dit de verdachte aan.

Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 18 december 2020, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.

Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn gebleken.

Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de recidive van de verdachte niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Derhalve is het hof in beginsel van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.

Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert, te gelden dat in deze procesfase het geding met een einduitspraak behoort te zijn afgerond binnen 16 maanden nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. De Officier van Justitie heeft op 2 augustus 2018 hoger beroep ingesteld en namens de verdachte is op 6 augustus 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas bij arrest van heden, 17 februari 2021 arrest wijst. Derhalve is er sprake van een overschrijding van ruim veertien maanden.

Zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend zou zijn geweest. Echter, gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend is.

Gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof een straf bepalen ten aanzien van de niet inhoudelijk aan zijn oordeel onderworpen door de rechtbank bewezen verklaarde feiten (het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 3 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-720712-16 onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde). Voor die feiten bepaalt het hof als straf een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.

Vordering van de [benadeelde partij 1]

De [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 26.244,85 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en de benadeelde partij veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot op de dag van het vonnis begroot op nihil.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn (het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-704591-15), geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de [benadeelde partij 1] in haar vordering niet worden ontvangen.

Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 7.105,00 (materiële schade

€ 6.355,00 - € 1.250,00 verzekering en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit de volgende posten:

1. Materiële schade: € 5.105,00

o Contant geld in euro’s € 5.000,00;

o 1.500 Zwitserse franc in euro’s € 1.355,00 -/-

verzekering € 1.250,00

2. Immateriële schade: € 2.000,00

Voorts heeft de benadeelde partij € 21,92, te weten reis- en parkeerkosten ten behoeve van een gesprek bij Slachtofferhulp, aan proceskosten gevorderd.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 7.126,92, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn (het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720712-16), geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] in zijn vordering niet worden ontvangen.

Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 1, 2, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 03-720712-16 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 5 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de [benadeelde partij 1] .

Verklaart de [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de [benadeelde partij 5]

Verklaart de [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor de feiten in de zaak met parketnummer 03-704591-15 onder 3 en in de zaak met parketnummer 03-720712-16 onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde op een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest.

Aldus gewezen door:

mr. C.M. Hilverda, voorzitter,

mr. B. Stapert en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,

en op 17 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.