ECLI:NL:GHSHE:2021:470
public
2021-02-18T00:01:57
2021-02-17
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-17
20-002576-18
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2018:7038, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:470
public
2021-02-17T13:25:57
2021-02-17
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:470 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 17-02-2021 / 20-002576-18

De verdachte is ter zake van medeplegen van poging tot doodslag, diefstal in vereniging met bedreiging met geweld en diefstal met (bedreiging met) geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.

Parketnummer: 20-002576-18

Uitspraak : 17 februari 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juli 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-720716-16 en 03-866138-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,

thans verblijvende in [PI] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord in vereniging) en subsidiair (poging gekwalificeerde doodslag in vereniging) tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720716-16 vrijgesproken. De rechtbank heeft de overige tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze als volgt gekwalificeerd:

  • medeplegen van poging tot doodslag (parketnummer 03-720712-16, feit 1 meer subsidiair);

  • diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken (parketnummer 03-720712-16, feit 2);

  • diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren (parketnummer 03-866138-17, primair).

De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.

Voorts is bij voormeld vonnis beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] .

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:

  • de verdachte zal vrijspreken van het aan hem onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720716-16;

  • zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1 meer subsidiair in de zaak met parketnummer 03-720716-16 en hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-886138-17 primair is tenlastegelegd;

  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren, met aftrek van voorarrest;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 49.520,00 (bestaande uit

€ 34.520,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade) en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 3] zal toewijzen tot een bedrag van € 2.950,44;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 4] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 (immateriële schade) en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 5] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00 en

  • bij de hiervoor vermelde vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen voor het bedrag van de vordering.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft bepleit dat het hof;

  • de verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd;

  • zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meest subsidiair is tenlastegelegd, met uitzondering van de onderdelen “die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft getoond en/of voorgehouden” en “die [benadeelde partij 2] met een hard voorwerp op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagen”;

  • de verdachte partieel zal vrijspreken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-886138-17 primair is tenlastegelegd;

Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720716-16 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair of meer subsidiair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720716-16, heeft de verdediging bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege een geslaagd beroep op noodweer(exces). Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en bepleit dat het hof geen maatregel tot terbeschikkingstelling zal opleggen.

Ten slotte heeft de verdediging met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zich op het standpunt gesteld dat het hof:

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk zal verklaren (primair), dan wel de vordering zal matigen (subsidiair);

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk zal verklaren (primair), dan wel de vordering gedeeltelijk toe zal wijzen en voor het overige af zal wijzen dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren, te weten de gevorderde ziektekosten afwijzen en de gevorderde immateriële schade matigen (subsidiair);

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 3] met betrekking tot de gevorderde immateriële schade zal matigen, voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren en de gevorderde proceskosten niet zal toewijzen. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 4] met betrekking tot de gevorderde materiële schade zal afwijzen, dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren en dat het hof de vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal matigen en voor het overige zal afwijzen;

  • de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 5] met betrekking tot de gevorderde immateriële schade zal afwijzen. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De officier van justitie heeft op 2 augustus 2018 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Op de daarvan opgemaakte akte is met betrekking tot hetgeen waartegen het ingestelde beroep is gericht het volgende opgenomen:

“tegen het eindvonnis d.d. 23 juli 2018 alsmede tegen het/de tussenvonnis(sen) in de zaak met bovenvermeld parketnummer gewezen door de meervoudige kamer in deze rechtbank. Dit betreft een strafmaatappel”.

In de door de officier van justitie ingediende appelschriftuur d.d. 2 augustus 2018 is het volgende opgenomen met betrekking tot de omvang van het appel:

“de officier van justitie kan zich verenigen met de beoordeling van het bewijs, de bewezenverklaring van de feiten, de kwalificatie van die bewezenverklaarde feiten alsmede de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen. De officier van justitie kan zich evenwel niet verenigen met de uiteindelijk door de rechtbank Limburg aan de [verdachte] onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van negen jaren met aftrek. Het onderhavige appel betreft dus daarom kort samengevat enkel een strafmaatappel.”

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie mogelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu de daarvan opgemaakte akte zo kan worden gelezen dat het hoger beroep in strijd met artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering een ongeoorloofde beperking bevat.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt het volgende:

  1. het hooger beroep kan slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden ingesteld.

  2. Zijn echter in eersten aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, dan kan het hooger beroep tot het vonnis voor zoover dit eene of meer der gevoegde zaken betreft, worden beperkt.

In de hiervoor vermelde appelakte is opgenomen dat het beroep is ingesteld tegen “het eindvonnis d.d. 23 juli 2018 alsmede tegen het/de tussenvonnis(sen) in de zaak met bovenvermeld parketnummer gewezen door de meervoudige kamer in deze rechtbank”. Hieruit volgt dat het appel is ingesteld tegen het vonnis als geheel. De toevoeging “dit betreft een strafmaatappel” is opgenomen op een nieuwe regel en is in spreektaal gesteld. Hieruit leidt het hof af dat dit geen ongeoorloofde beperking van het hoger beroep betreft, doch louter een nadere duiding van de officier van justitie om de procespartijen op voorhand aan te geven waar het hoger beroep op ziet. Het hof is van oordeel dat dit ook in het belang is van de procespartijen omdat men zo op de hoogte is waar men zich op dient voor te bereiden. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof het openbaar ministerie ontvankelijk in het hoger beroep.

Vonnis waarvan beroep

Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen en zal om (met name) redenen van efficiëntie evenwel het gehele vonnis vernietigen. Hierbij merkt het hof op dat het hof waar kan aansluiting zal zoeken bij het vonnis.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 03-720716-16:

1.hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met dat opzet die [benadeelde partij 2] met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, (een) kogel(s) in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [benadeelde partij 2] met een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal van hennepplanten uit de woning, gelegen aan [adres benadeelde partij 1 en 2] , gepleegd op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ten opzichte van [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet die [benadeelde partij 2] met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, (een) kogel(s) in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres benadeelde partij 1 en 2] , weg te nemen wat van hun/zijn gading waren/was geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk bij die woning heeft aangebeld en/of (vervolgens) de deur van die woning heeft opengeduwd, die woning is binnengegaan en in die woning heeft gezocht naar wat van hun/zijn gading waren/was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):

die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of die [benadeelde partij 2] met een hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd “ga op de grond liggen” en/of “niet kijken”, in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens) een deken over (het hoofd van) die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gelegd;

2.hij op of omstreeks 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Fiat, type Panda), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [benadeelde partij 3] een vuurwapen heeft/hebben getoond, althans voorgehouden, en/of op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 3] heeft/hebben gezegd “Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!”, in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;

Zaak met parketnummer 03-866138-17:1.hij op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

- een kussensloop, inhoudende onder meer een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7, in elk geval een of meer flesje(s) parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,

- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),

- 1400 euro, in elk geval een bedrag aan geld, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:

- met pepperspray, in elk geval een bijtende stof, heeft gespoten in de richting van die [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] en/of (meermalen) die [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] heeft geslagen, en/of

- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: “ik ga jullie steken”, in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en/of

- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] ;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres benadeelde partij 4 en 5] , weg te nemen

- een kussensloop, inhoudende onder meer een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7, in elk geval een of meer flesje(s) parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,

- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),

- 1400 euro, in elk geval een bedrag aan geld,

geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte met dat oogmerk een deur van die woning heeft opengebroken/gewrikt, die woning is binnengegaan en in die woning heeft gezocht naar wat van zijn gading was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:

- met pepperspray, in elk geval een bijtende stof, heeft gespoten in de richting van die [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] en/of (meermalen) die [benadeelde partij 4] en/of [slachtoffer 1] heeft geslagen, en/of

- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "ik ga jullie steken", in elk geval een of meer woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking, en/of

- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] .

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 primair (poging tot moord in vereniging) en subsidiair (poging gekwalificeerde doodslag in vereniging) tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-720716-16

Het onder 1 primair tenlastegelegde

Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Mitsdien zal het hof de verdachte vrijspreken van de aan hem primair tenlastegelegde poging tot moord in vereniging.

Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

Voor een bewezenverklaring van een poging tot gekwalificeerde doodslag dient vastgesteld te worden dat de doodslag heeft geleid tot begunstiging of vergemakkelijking van het strafbare feit in kwestie. Er moet sprake zijn van opzet op de dood, terwijl de poging tot doodslag wordt gepleegd met een specifiek doel, in casu om de diefstal van de hennep uit de woning voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid of het bezit van het gestolene te verzekeren.

Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen het bewijs er voor te kort schiet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot gekwalificeerde doodslag in vereniging.

Mitsdien zal het hof de verdachte vrijspreken van de aan hem subsidiair tenlastegelegde poging tot gekwalificeerde doodslag in vereniging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair en onder 2 en het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 03-720716-16:

1.hij op 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 2] met een vuurwapen meermalen een kogel in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op 10 mei 2016 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Fiat, type Panda), toebehorende aan [benadeelde partij 3] ,

welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,

welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [benadeelde partij 3] een vuurwapen heeft getoond en op dreigende toon tegen die [benadeelde partij 3] heeft gezegd “Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!”;Zaak met parketnummer 03-866138-17:

hij op 31 december 2016 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

- een kussensloop, inhoudende onder meer een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7, flesjes parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel,

- een flesje parfum (merk Paco Rabanne, type 1 million),

- 1400 euro,

toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 4] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:

- met pepperspray heeft gespoten in de richting van die [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 1] en meermalen die [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 1] heeft geslagen, en

- dreigend een schroevendraaier heeft getoond aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: “ik ga jullie steken”, in elk geval een of meer woorden van soortgelijke aard of strekking en

- met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] .

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsvoering

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde bepleit:

dat als het gaat om de vraag wat er in de woning is gebeurd de verklaringen van [benadeelde partij 2] uitgesloten dienen te worden van het bewijs, nu deze verklaringen dermate veel inconsistenties, leugens, verdraaiingen en bagatellisering van de eigen rol bevatten;

dat er geen feitelijke basis bestaat voor de aanname dat er bij binnenkomst een wapen was, althans dat de verdachte een wapen bij zich had of dat hij op dat moment wetenschap had van een wapen aanwezig bij een ander persoon, nu de verklaring van [benadeelde partij 1] op dit punt geen ondersteuning vindt in het dossier. De getuigen hebben hieromtrent niets verklaard en daarnaast was het aanvankelijke plan om een diefstal te plegen, waarbij een wapen geen onderdeel is van de uitrusting;

dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte meer dan tweemaal heeft geschoten met het pistool;

dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, nu hij geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de dood van [benadeelde partij 2] omdat hij heeft gericht op zijn benen.

Ter zake van het eerste verweer merkt het hof op dat het hof de verklaringen van [benadeelde partij 2] nauwelijks voor het bewijs zal gebruiken en waar het dat wel doet, zal motiveren waarom dat deel van zijn verklaring wel betrouwbaar wordt geacht.

Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof allereerst de navolgende feiten en omstandigheden vast.1 Bij de beoordeling van de resterende verweren zal het hof van die feiten en omstandigheden uit gaan.

Verklaringen buurvrouw en aangevers

De [getuige 1] heeft op 10 mei 2016 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zich die dag omstreeks 19.10 uur in haar woning op [adres getuige 1] te Landgraaf bevond. Naast haar, op [nummer] , woonden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . [getuige 1] hoorde op voornoemd tijdstip een geluid, afkomstig uit haar achtertuin, wat leek op gerommel aan een houten tuinpoort. Hierop is zij bij haar tuinpoort gaan kijken. Toen [getuige 1] haar tuinpoort opende, zag zij twee mannelijke personen op de [straatnaam] staan. Deze personen stapten juist op dat moment in een auto. Op dat moment hoorde [getuige 1] dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ook naar buiten kwamen. [getuige 1] zag dat [benadeelde partij 1] naar de voornoemde auto liep waar juist deze twee mannelijke personen waren ingestapt. Op het moment dat [benadeelde partij 1] naar de auto liep, zag [getuige 1] dat die auto weg reed. [getuige 1] zag even later dat [benadeelde partij 2] bij de tuinpoort stond en met een hamer het slot recht tikte. Ongeveer 10 tot 15 minuten later, [getuige 1] denkt dat dit rond 19.25 uur was, hoorde zij een hoop gestommel, komende uit de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Het leek alsof er met meubels werd geschoven en [getuige 1] hoorde geschreeuw alsof mensen ruzie hadden. [getuige 1] is hierop naar haar voordeur gelopen, heeft deze geopend en is een stukje naar buiten gelopen. Zij zag op dat moment nog niets. [getuige 1] keek in de richting van de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , maar zag daar ook niets. [getuige 1] keek daarop naar de andere kant van de straat en daar zag zij toen twee mannen staan. Deze twee mannen stonden bij een donkerkleurige personenauto van het merk BMW. Deze twee mannen droegen elk een politie-uniform. [getuige 1] zag dat een van deze twee mannen druk doende was met zijn been. Ze hoorde hem ook iets zeggen in de trant van: “messteken, gestoken, mes”. [getuige 1] draaide zich hierop weer in de richting van de voordeur van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Zij zag dat deze voordeur was gesloten en dat er bloed op zat. De twee mannen die eerder bij deze personenauto stonden waren inmiddels vertrokken. Zo'n 5 tot 10 minuten later zag [getuige 1] dat de voordeur van de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] openging. [getuige 1] zag dat [benadeelde partij 1] helemaal overstuur naar buiten kwam gelopen. [benadeelde partij 1] is vervolgens bij [getuige 1] de woning binnen gegaan en zij verklaarde toen tegenover [getuige 1] dat het nepagenten waren.2

Op 10 mei 2016 heeft [benadeelde partij 1] een verklaring afgelegd bij de politie. Hierbij heeft zij verklaard dat zij die avond televisie aan het kijken was, toen zij een geluid hoorde dat afkomstig was van de poort aan de achterzijde van de woning, gelegen aan [adres benadeelde partij 1 en 2] te Landgraaf. Bij de poort zag zij een mannelijk persoon staan. Terwijl [benadeelde partij 1] naar de man riep, riep zij ook naar [benadeelde partij 2] , die ook in de woning aanwezig was. [benadeelde partij 1] liep de tuin in en zag dat de tuinpoort open stond. Vervolgens is [benadeelde partij 1] naar de [straatnaam] gelopen, waarbij [benadeelde partij 2] achter haar aan liep. Op de parkeerplaats stond een zwarte auto en [benadeelde partij 1] zag dat er een mannelijk persoon op de bestuurdersplaats zat. Op de achterbank lagen grote lichtblauwe vuilniszakken. [benadeelde partij 1] klopte op het raam van het bestuurdersportier, maar kreeg de indruk dat de bestuurder niet haar kant uit durfde te kijken. De auto is vervolgens met hoge snelheid weggereden. [benadeelde partij 1] heeft vervolgens op zolder een hamer gepakt en daarmee heeft [benadeelde partij 2] op een stuk ijzer van de poort geslagen, waarna de poort weer kon worden gesloten. [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] zijn vervolgens de woning weer ingegaan. Enige tijd later, ongeveer tien minuten, stond [benadeelde partij 1] in de keuken en hoorde zij dat er op de voordeur werd geklopt. [benadeelde partij 1] hoorde dat [benadeelde partij 2] zei dat er politie voor de deur stond. [benadeelde partij 1] pakte hierop de sleutel en liep naar de voordeur. [benadeelde partij 2] stond toen ook in de gang naar de voordeur. Door het glas van de voordeur zag [benadeelde partij 1] een politie-uniform. Met de sleutel draaide [benadeelde partij 1] de voordeur van het slot. Op het moment dat [benadeelde partij 1] de voordeur opende, voelde ze dat de voordeur open werd geduwd. Een persoon in een politie-uniform duwde [benadeelde partij 1] boven de borst met een vlakke hand een stukje achteruit, de woonkamer in. [benadeelde partij 1] hoorde dat de persoon met een mannenstem schreeuwde: “liggen, liggen! “niet kijken!” en “gezicht op de grond!”. [benadeelde partij 1] zag dat die persoon een wapen in zijn hand hield. Ze denkt dat die persoon een pistool in zijn hand hield, haar vader heeft een revolver gehad.3 Haar vader had een ondergrondse schietkelder en had een revolver, waardoor zij wel weet wat het is (het hof begrijpt: het verschil tussen een pistool en een revolver).4 Deze persoon wees met dat pistool in haar richting, waarbij hij zijn arm op schouderhoogte gestrekt hield. Hij stond zodanig dichtbij dat hij met een gestrekte arm [benadeelde partij 1] bijna met het wapen aanraakte. In de woonkamer bij de eetkamertafel ging [benadeelde partij 1] op de grond liggen en er werd direct een deken over haar heen gelegd, waardoor ze niets meer kon zien. Terwijl zij op de grond lag, voelde zij dat tegen haar linkerbeen werd geschopt en op dat moment zag zij felgekleurde gymschoenen en realiseerde zij zich dat deze persoon geen politieagent kon zijn. [benadeelde partij 1] hoorde dat een mannenstem zei: “liggen!” en zij hoorde gerommel. Spullen vielen op de grond en ze hoorde [benadeelde partij 2] schreeuwen. Ook door het feit dat [benadeelde partij 2] kennelijk niet deed wat hem werd opgedragen, kreeg zij de indruk dat de mannen geen politieagenten waren. Vervolgens hoorde zij dat iemand naar de eerste verdieping liep. Dit was de persoon met de felgekleurde schoenen. [benadeelde partij 1] hoorde een klik en hierdoor dacht zij dat de deur van de slaapkamer waar een hennepplantage stond, werd geopend. Ze hoorde dat iemand na 15 tot 30 seconden weer naar beneden liep. [benadeelde partij 1] hoorde dat er een gevecht plaatsvond en ze hoorde twee harde knallen. [benadeelde partij 1] besefte dat het schoten uit een vuurwapen waren.

Ze hoorde een hoop gestommel. Ze hoorde dat iemand riep: “kijk uit, hij heeft een mes!”. Met die van [benadeelde partij 2] erbij geteld, hoorde [benadeelde partij 1] drie stemmen. [benadeelde partij 1] kreeg het idee dat de schoten waren gevallen omdat [benadeelde partij 2] niet deed wat hem werd gezegd. [benadeelde partij 1] weet niet meer in welke volgorde ze dit alles hoorde. Op een bepaald moment was het stil. Ze hoorde dat [benadeelde partij 2] riep dat zij de politie en een ambulance moest bellen. [benadeelde partij 1] kwam onder de deken vandaan en zag dat [benadeelde partij 2] helemaal onder het bloed zat. [benadeelde partij 1] heeft vervolgens de woning verlaten om hulp in te schakelen.5

Op 3 juli 2017 heeft [benadeelde partij 1] tegenover de politie verklaard dat toen zij de voordeur opende, een van de mannen meteen een wapen tegen haar hoofd zette, haar naar binnen duwde en ze meteen moest gaan liggen.6 Tegenover de rechter-commissaris heeft [benadeelde partij 1] op 7 maart 2018 verklaard dat zij op de pagina van [naam] op Facebook een foto heeft gezien van een man die zij herkent als de man die zij eerder in de personenauto heeft gezien en ook als de man die het pistool tegen haar hoofd heeft gezet en dat deze man is genaamd [medeverdachte] .7

Omtrent de gebeurtenissen op het moment dat [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] in de woning op grond moesten gaan liggen, heeft [benadeelde partij 2] op 11 mei 2016 op de vraag hoe hij aan de hoofdwonden komt, verklaard dat hij meerdere klappen op zijn hoofd kreeg van de dader die achter hem stond.8 Nadien heeft hij op 24 mei 2016 verklaard dat nadat [benadeelde partij 1] en hij op de grond moesten gaan liggen met dekens over zich heen, hij enkele malen op heeft willen kijken en vervolgens meerdere klappen op zijn hoofd voelde.9 Dit heeft hij herhaald tijdens zijn afgelegde verklaring op 30 januari 2017 bij de politie en bij de raadsheer-commissaris op 12 november 2019, namelijk dat de overvaller hem met een hard voorwerp op zijn hoofd sloeg op het moment dat hij twee keer probeerde op te staan.10

Medische gegevens en onderzoek kleding [benadeelde partij 2]

Uit de medische gegevens blijkt dat [benadeelde partij 2] meerdere schotverwondingen had, drie forse weefselverscheuringen (laceraties) op het achterhoofd en een schedelbasisfractuur.11 Uit een gesprek met de hoofdchirurg op 10 mei 2016 is gebleken dat een van de patronen op een van de ribben, vermoedelijk de achtste rib, is afgeketst en zich een weg heeft gebaand naar beneden, door het lichaam van [benadeelde partij 2] . Hierbij heeft de patroon de maag van het slachtoffer doorboord, vervolgens is de patroon verder gereisd en is de dunne darm doorboord en vervolgens de nier en een ophangband van de dikke darm en in een beenspier vast komen te zitten. Een tweede patroon had een inschot in de romp van het slachtoffer gemaakt en is iets voorbij de navel uit het lichaam “gereisd”. Een derde patroon had een in- en uitschot in het been veroorzaakt. Dat hiervan geen bevestiging in de vorm van röntgenfoto’s zijn gevoegd, maakt, anders dan de verdediging stelt, niet dat aan deze gedetailleerde verklaring van de hoofdchirurg van het [naam ziekebhuis] dient te worden getwijfeld. Hierbij merkt het hof op dat ook de AIOS heelkunde, drs. [naam] , van de spoedeisende hulp al sprak over drie schotverwondingen. Het in- en uitschot bevond zich overigens in het linkerbovenbeen. Daarnaast verklaarde de arts dat bij [benadeelde partij 2] 12 barstwonden op zijn hoofd zijn aangetroffen.12

Aan de door [benadeelde partij 2] op 10 mei 2016 gedragen kleding is onderzoek verricht. In de onderbroek werd een gat met een diameter van 8 millimeter gezien.

Aan de jeansbroek zat aan de voorzijde links eenzelfde beschadiging. Het T-shirt was hevig

bebloed en open geknipt. Aan de voorzijde van dit T-shirt werd een rafelig gat gezien met een afmeting van ongeveer 5 millimeter. Uit de kledingzak, waarin de onderbroek was verpakt, rolde bij openen een kogel (AAFY2257NL). Deze bleek van het kaliber 7.65 mm.13

Wapen

Omtrent het voorhanden hebben van wapens in de woning heeft [benadeelde partij 1] verklaard dat [benadeelde partij 2] in het bezit was van een oude knepper zonder kogels.14 Op 18 mei 2016 heeft [benadeelde partij 1] wederom verklaard dat [benadeelde partij 2] naast het mes, in het bezit was van een klein revolver of pistooltje, waar niets in zat en waarvan een deel van het handvat ontbrak.15 Op 3 juli 2017 heeft zij verklaard dat dit ook het enige andere wapen was wat in de woning lag.16

[benadeelde partij 2] heeft hieromtrent verklaard dat hij een alarmpistool in de woning had liggen, waarvan het handvat kapot is en wat ergens in een keukenkast ligt.17

In de woning aan [adres benadeelde partij 1 en 2] te Landgraaf is door de politie een startrevolver aangetroffen waarmee geen projectielen verschoten kunnen worden18. Toen de politie [benadeelde partij 1] een foto van dit wapen toonde, heeft ze verklaard dat dit het wapen was waarover zij eerder in haar verklaring sprak als het enige wapen dat in de woning lag.19

Forensische onderzoeken

In de buurt van de woning werd door de politie een personenauto van het merk BMW aangetroffen, voorzien van het kenteken [kenteken] .20 Uit onderzoek kwam vast te staan dat dit kenteken niet voor dit voertuig is opgegeven en dat het voertuig van diefstal afkomstig was. Aan dit voertuig is door de politie een sporenonderzoek ingesteld. Op de zitting van de rechtervoorstoel werd een bebloede klauwhamer met een houten steel aangetroffen. Op de achterbank werden een riem zoals in gebruik bij de politie en twee pistoolholsters aangetroffen.21

Door het NFI is onderzoek ingesteld naar de hiervoor vermelde aangetroffen hamer. Hierop zijn weefsel en bloedsporen aangetroffen. Het DNA-profiel van dat weefsel en dat bloed past bij het profiel van het DNA van [benadeelde partij 2] . Daarnaast is bloed op de hamer aangetroffen, waarvan het DNA-profiel past bij het profiel van DNA van de verdachte. In alle onderzochte gevallen is volgens de onderzoekers de kans dat deze DNA-profielen van het op deze hamer aangetroffen biologisch materiaal passen bij een willekeurig gekozen ander profiel van DNA kleiner dan één op één miljard.22

In de woning werd eveneens een onderzoek naar sporen ingesteld. Op de vloer van de

woonkamer onder het raam aan de voorzijde van de woning werd een huls aangetroffen. Rechts naast de televisie werd eenzelfde patroonhuls aangetroffen. Onder de salontafel werd een mes, verpakt in een bijpassend foedraal aangetroffen. Onder de zijkant van de bank werd een contactsleutel van een personenauto van het merk BMW aangetroffen.23

Door het NFI is geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. Het wapen waarmee is geschoten is vermoedelijk een Browning, merk FEGmodel PA-63, kaliber 7,65 mm. De afvuursporen op de onderzochte kogel (AAFY2257NL) passen volgens de mededelingen van deze medewerker eveneens bij dat type wapen.24

Verklaringen buurtbewoners

De [getuige 2] heeft op 10 mei 2016 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij aan [adres getuige 2] te Landgraaf woont. Op 10 mei 2016 omstreeks 19.13 uur zag [getuige 2] twee mannen voorbij lopen. Deze mannen droegen een politieshirt. Deze mannen liepen de [straatnaam benadeelde partij 1 en 2] omhoog, in de richting waar onder andere de woning met [huisnummer benadeelde partij 1 en 2] is gelegen. Na ongeveer 3 tot 4 minuten zag [getuige 2] weer beweging buiten. Hij zag dat er voor de woning met [huisnummer benadeelde partij 1 en 2] twee mannen in politieshirts stonden en hij hoorde dat iemand riep: “weg hier, weg hier, weg hier”. [getuige 2] hoorde veel geschreeuw door elkaar heen en hierop is hij naar buiten gelopen. Hij zag een donkerkleurige personenauto van het merk BMW staan. [getuige 2] zag een man bij het geopende bijrijdersportier van dat voertuig staan en een tweede man kwam aanlopen. De mannen droegen beiden een politieshirt. [getuige 2] hoorde de bijrijder tegen de chauffeur zeggen: “ik ben gestoken, hij heeft een mes”. [getuige 2] zag dat beide personen verwondingen hadden. De bijrijder hield zijn been vast en bij de chauffeur zag [getuige 2] ook een verwonding. Een van zijn handen zat helemaal onder het bloed en [getuige 2] heeft toen aan deze mannen gevraagd of hij hen kon helpen. [getuige 2] zag toen ook dat de persoon die bij het bijrijdersportier stond een pistool in een van zijn handen vasthield, welke zwart van kleur was. Plotseling zag [getuige 2] de twee mannen het voetpad in lopen en liepen zij uit het zicht van [getuige 2] . [getuige 2] is toen zijn woning binnengegaan en heeft uit zijn slaapkamerraam gekeken. Hij zag toen vanuit het raam beide mannen in het midden van de [straatnaam] staan. [getuige 2] zag dat de man die het pistool eerder vast had, nu met het pistool gericht in de richting van Eygelshoven stond, waarmee hij bedoelt dat hij zag dat die man zijn pistool met beide handen vasthield en daarmee voor zijn lichaam uitwees in de richting van Eygelshoven. De chauffeur stond kort achter hem en droeg opvallend meerkleurige schoenen. Hierna liepen de mannen uit zijn gezichtsveld. Even later hoorde [getuige 2] het geluid van piepende banden. [getuige 2]

zag toen vanuit het raam een kleine auto over de [straatnaam] hard voorbij rijden.25

Ook de [getuige 3] , echtgenote van [getuige 2] en eveneens wonende aan [adres getuige 2] te Landgraaf, heeft op 10 mei 2016 een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op 10 mei 2016 rond 19.30 uur nog net zag dat een politieagent bij de woning op [huisnummer benadeelde partij 1 en 2] naar binnen ging. Vijf minuten later zag zij een politieagent voor het huis rennen en ze hoorde dat deze politieagent iets zei in de trant van: “we moeten weg, gooi dat weg”. Ze zag de twee politieagenten richting de grote weg ( [straatnaam] ) rennen. Hierbij zag zij dat beiden een uniform droegen en dat ze beiden gewond waren. Ze hadden bloed aan hun benen en de broek was kapot. De tweede politieagent had een zwart pistool bij zich.26

Verklaring aangeefster [benadeelde partij 3]

Aangeefster [benadeelde partij 3] heeft op 10 mei 2016 om 20.10 uur aangifte gedaan van de diefstal van haar personenauto, met kenteken [kenteken 2] . Zij heeft verklaard dat zij op voornoemde dag omstreeks 19.20 uur als bestuurder van een personenauto, merk Fiat, type Panda, over de [straatnaam] te Landgraaf reed, komende uit de richting van Eygelshoven. Ze zat alleen in de auto. Op een gegeven moment zag zij dat er een man vanaf het trottoir naar het midden van de weg liep. Deze man droeg politiekleding en had een doek voor zijn gezicht. De man kwam de weg opgelopen en ging midden op de weg staan, althans op het midden van de rijbaan waar [benadeelde partij 3] op dat moment reed. [benadeelde partij 3] zag dat de man haar een stopteken gaf en hierop stopte zij haar auto vlakbij de man en ze zag dat de man vrijwel direct naar de bijrijderskant van de auto kwam gelopen. Hij opende het bijrijdersportier en [benadeelde partij 3] zag dat de man een pistool in zijn hand had en dit pistool op haar richtte. De man had het pistool in zijn linkerhand vast en hij richtte op haar bovenlichaam. De afstand tussen de man en [benadeelde partij 3] was op dat moment hooguit een meter. [benadeelde partij 3] hoorde dat de man naar haar riep dat ze uit de auto moest stappen. Hij riep: “Uit de auto! En zo snel mogelijk! Anders gebeuren ongelukken hier!”. Terwijl de man dit riep, stapte hij aan de bijrijderskant in de auto. De man had intussen op de bijrijdersstoel plaatsgenomen. [benadeelde partij 3] kon maar aan één ding denken: “eruit”. Toen de man nog naast de auto stond, had [benadeelde partij 3] gezien dat vanaf de andere kant een andere man was komen aanlopen. Hij liep ook in de richting van haar auto. Deze man droeg ook een politie-uniform en had ook een doek voor zijn gezicht. Terwijl de man met het pistool al op de bijrijdersstoel zat, heeft [benadeelde partij 3] snel haar tas gepakt en is zij uit de auto gestapt. De andere man nam toen direct plaats op de bestuurdersstoel. De twee mannen zijn direct hierop met haar auto met zeer hoge snelheid weggereden over de [straatnaam] .

Over het pistool kon ze nog zeggen dat er een fijn loopje op zat van circa 4 centimeter met een andere kleur dan het matzwarte pistool.27

Het gestolen voertuig Van [benadeelde partij 3] is de volgende dag, 11 mei 2016, in Schinveld volledig uitgebrand teruggevonden.28

Verklaringen verdachte en [medeverdachte] en letsels

De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] hem op 10 mei 2016 met een auto van het merk BMW heeft opgehaald om hennep te gaan stelen. Ze hebben eerst geprobeerd via de

achtertuin de woning te bereiken, maar zagen toen dat de bewoners thuis waren. Ze hebben

zich vervolgens gekleed in politie-uniformen en hebben via de voordeur de woning betreden. [medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan terwijl de verdachte beneden is gebleven. [benadeelde partij 2] kwam echter telkens onder de deken uit. De verdachte is naar hem toegelopen en wilde de deken goed leggen. Terwijl de verdachte de deken goed wilde leggen, voelde hij een raar gevoel in zijn been. Hij zag toen een handvat van een grote dolk boven zijn knieholte in zijn rechterbeen steken. De verdachte zag vervolgens dat [medeverdachte] kwam aanrennen. De verdachte zag dat [benadeelde partij 2] [medeverdachte] probeerde te steken. [medeverdachte] riep toen naar de verdachte:“schiet, schiet” en [medeverdachte] riep ook om hulp. De verdachte heeft vervolgens op [benadeelde partij 2] geschoten en toen was het pistool leeg. Vervolgens kwam [benadeelde partij 2] niettemin met het mes op de verdachte af. De verdachte heeft vervolgens een hamer genomen en [benadeelde partij 2] daarmee twee of drie keer op zijn hoofd geslagen. Daarna hebben [medeverdachte] en de verdachte de woning verlaten. De verdachte heeft verklaard de hamer in de auto te hebben gegooid. [medeverdachte] kon vervolgens de sleutel van de auto niet meer vinden. De verdachte stond op dat moment bij de auto, hij meent bij het bijrijdersportier. Ze zijn toen via een pad naar de [straatnaam] gerend. De verdachte heeft vervolgens een personenauto tot stoppen gemaand door midden op straat een stopteken te geven. Daarna zijn [medeverdachte] en de verdachte in deze auto weggereden.29

Ter terechtzitting in hoger beroep op 1 februari 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij in paniek op [benadeelde partij 2] heeft geschoten van een afstand van ongeveer twee meter terwijl deze gebogen rechtop stond. Tevens heeft hij verklaard dat hij het pistool mee naar buiten heeft genomen en op het moment dat hij de auto van [benadeelde partij 3] tot stoppen heeft gemaand, hij dit pistool in handen heeft genomen.30

Na aanhouding is de verdachte op 11 april 2017 door een arts bezocht. Deze arts heeft

gerelateerd dat de letsels op zijn rechterbeen (buitenkant rechterknie, achterzijde rechteronderbeen rondom knieholte) passen bij littekenvorming. De oorzaak is

waarschijnlijk een scherp voorwerp, waarmee de huid kan worden beschadigd.31

[medeverdachte] heeft verklaard dat het voornemen bestond tezamen met de verdachte de zich in de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] aanwezige hennepplanten te stelen. Hiertoe heeft [medeverdachte] de verdachte opgehaald en samen zijn ze naar de woning aan [adres benadeelde partij 1 en 2] te Landgraaf gereden. Ze hebben eerst de tuinpoort opengebroken om zo via de tuin de woning te bereiken. Toen ze zagen dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zich in de woning bevonden en zij de tuin in kwamen gelopen, zijn ze weggegaan. Ze hebben zich vervolgens samen omgekleed en hebben politiekleding aangedaan. Vervolgens zijn ze samen teruggereden naar de voorzijde van de woning. De auto hebben ze een stukje verderop geparkeerd. Ze zijn samen naar de woning gelopen en hebben aangeklopt of aangebeld. Via de voordeur hebben zij de woning betreden. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [benadeelde partij 1] naar binnen heeft geduwd door met een platte hand tegen haar borst te duwen. De verdachte heeft [benadeelde partij 2] de woning in geduwd. [medeverdachte] is vervolgens naar de bovenverdieping gegaan om de hennep te stelen. Hij heeft hiertoe een dekbedovertrek gepakt en wilde dit overtrek vullen met hennep. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte] gestommel beneden, waarop hij naar beneden is gegaan, hij hoorde dat er werd gevochten. Toen hij beneden kwam zag hij dat [benadeelde partij 2] op de grond lag en dat de verdachte probeerde hem op de grond te houden. Op dat moment is [medeverdachte] ook bij [benadeelde partij 2] gaan staan en heeft hem vastgepakt. Toen [medeverdachte] [benadeelde partij 2] vast had riep de verdachte opeens: “kijk uit, hij heeft een mes”. [medeverdachte] zag dat [benadeelde partij 2] met het mes stekende bewegingen naar boven aan het maken was. [medeverdachte] voelde toen het mes in zijn lichaam. De eerste steek was in de bil van [medeverdachte] . [medeverdachte] werd hierna meerdere keren met het mes gestoken in zijn been. [medeverdachte] heeft toen de arm van [benadeelde partij 2] vastgepakt. De verdachte probeerde op dat moment het mes uit de handen van [benadeelde partij 2] te schoppen. [medeverdachte] zag vervolgens dat de verdachte een pistool vasthield en doorlaadde. [medeverdachte] zag en hoorde dat de verdachte op [benadeelde partij 2] schoot. Bij dat schot heeft de verdachte de rechterhand van [medeverdachte] geraakt, een schampschot. De verdachte heeft daarna nog een keer geschoten. [benadeelde partij 2] liep op de verdachte af met een mes in de handen en maakte stekende bewegingen. De verdachte pakte toen een hamer van de eettafel en sloeg [benadeelde partij 2] met de hamer. De verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens de woning verlaten. Omdat [medeverdachte] de sleutel van de auto was verloren, was het niet mogelijk met de auto te vertrekken. De verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] weggerend. Op de [straatnaam] heeft de verdachte een auto tot stoppen gemaand. [medeverdachte] is vervolgens samen met de verdachte in deze auto weggereden, waarbij [medeverdachte] de auto heeft bestuurd.32

Na zijn aanhouding is [medeverdachte] op 13 juni 2017 door een arts onderzocht. Deze arts heeft

gerelateerd dat oud letsel werd vastgesteld bij [medeverdachte] , waaronder een over de linker bil

verlopend litteken van ongeveer 8 centimeter.33

Beoordeling

Op grond van de uit de bewijsmiddelen voortvloeiende, en hiervoor vermelde, feiten en omstandigheden reconstrueert het hof de gebeurtenissen en de gedragingen van de verdachte en [medeverdachte] als volgt met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde:

medeverdachte [medeverdachte] heeft de verdachte met een auto opgehaald om samen hennepplanten bij een hennepplantage in een woning, op het adres gelegen aan [adres benadeelde partij 1 en 2] te Landgraaf, te gaan stelen;

de verdachte heeft samen met [medeverdachte] geprobeerd de woning via de achterzijde te bereiken door het slot van de tuindeur te forceren;

op het moment dat zij zagen dat [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] thuis waren, zijn de verdachte en [medeverdachte] weggereden;

de verdachte en [medeverdachte] hebben zich allebei omgekleed in politie-uniformen en zijn vervolgens naar de voorzijde van de woning gereden, waarbij ze de auto verderop in de straat hebben geparkeerd;

ze hebben aangeklopt op de voordeur en hebben vervolgens samen de woning betreden waarbij [medeverdachte] een pistool heeft gericht op [benadeelde partij 1] en vervolgens heeft [medeverdachte] [benadeelde partij 1] en de verdachte [benadeelde partij 2] naar de woonkamer gedirigeerd;

eenmaal in de woonkamer moesten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] van de verdachte en [medeverdachte] op de grond gaan liggen en kregen zij dekens over zich heen;

[medeverdachte] is naar de bovenverdieping gegaan om de aldaar aanwezige hennep te stelen, terwijl de verdachte beneden bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] is gebleven om deze in bedwang te houden;

[medeverdachte] is op een gegeven moment naar beneden gekomen vanwege een schermutseling tussen de verdachte en [benadeelde partij 2] , waarbij de verdachte is gestoken met een mes door [benadeelde partij 2] ;

[medeverdachte] is vervolgens met [benadeelde partij 2] in een worsteling geraakt, waarbij [medeverdachte] door [benadeelde partij 2] meerdere keren met een mes is gestoken;

[medeverdachte] heeft op dat moment tegen de verdachte gezegd: “schiet, schiet!”;

de verdachte heeft vervolgens drie keer van een afstand van circa twee meter op [benadeelde partij 2] geschoten, terwijl [benadeelde partij 2] gebogen rechtop stond;

nadat het wapen weigerde, is [benadeelde partij 2] met een mes richting de verdachte gekomen;

de verdachte heeft vervolgens een hamer gepakt en [benadeelde partij 2] hiermee twee of drie keer op zijn hoofd geslagen;

hierna zijn beide verdachten tezamen uit de woning gevlucht, eerst [medeverdachte] , gevolgd door de verdachte.

Zoals uit het voorgaande blijkt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het pistool waarmee door de verdachte drie keer op [benadeelde partij 2] is geschoten, door [medeverdachte] mee de woning in is genomen. De omstandigheid dat uit de verklaringen van buurtbewoners niet blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] een wapen bij zich droegen toen zij op de woning afliepen, doet hieraan niet af omdat het wapen door [medeverdachte] eenvoudig pas bij het naar binnen dringen van de woning tevoorschijn kan zijn gehaald. Ook de omstandigheid dat het aanvankelijke plan was om een diefstal te plegen, sluit vanzelfsprekend niet uit de verdachte en/of zijn mededader een wapen hebben meegenomen. Het hof acht de verklaring van [benadeelde partij 1] hieromtrent betrouwbaar, nu deze gedetailleerd is, zij deze direct na het incident heeft afgelegd en nadien nogmaals heeft bevestigd. Hierbij merkt het hof op dat [benadeelde partij 1] vanuit haar jeugdervaringen het verschil wist tussen een revolver en een pistool, terwijl zij het door [medeverdachte] bij binnenkomst gehanteerde pistool goed heeft kunnen zien omdat zij daarmee bijna werd geraakt. Bovendien is zowel uit de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , als uit het onderzoek in hun woning, gebleken dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zelf op een alarmpistool na, geen wapen in de woning voorhanden hadden.

Derhalve is het hof van oordeel dat het wapen waarmee de verdachte op [benadeelde partij 2] heeft geschoten door [medeverdachte] mee de woning in is genomen. De verdachte moet hiervan op de hoogte zijn geweest nu hij direct na [medeverdachte] , die [benadeelde partij 1] met het pistool onder schot hield, de woning in is gedrongen.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig is dat hij en [medeverdachte] geen wapen mee de woning in hebben genomen, dat het pistool tijdens de schermutseling tussen [medeverdachte] en [benadeelde partij 2] in de woning opeens voor zijn voeten lag en dat hij niet weet waar het pistool vandaan kwam.

Het door de verdediging gevoerde verweer op dit punt wordt derhalve verworpen.

Voor wat betreft het verweer dat de verklaringen van [benadeelde partij 2] niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden, merkt het hof op dat het hof slechts een klein deel van diens verklaringen tot het bewijs heeft gebezigd. Deze vinden steeds bevestiging in andere bewijsmiddelen. Dit betreft diens verklaring direct na het incident dat hij meerdere klappen op zijn hoofd heeft gekregen van de dader die achter hem stond. Nadien heeft hij telkens – in zoveel woorden – verklaard dat hij meermalen op zijn hoofd werd geslagen op het moment dat hij op wilde staan of op wilde kijken.

Dit gedeelte van de verklaringen van [benadeelde partij 2] vindt bevestiging in de verklaring van [benadeelde partij 1] dat zij gerommel hoorde terwijl zij onder het deken lag en dat [benadeelde partij 2] kennelijk niet deed wat hem werd opgedragen. Ook [benadeelde partij 1] is geschopt terwijl zij op de grond lag, waaruit wederom afgeleid kan worden dat de verdachten zich gewelddadig hebben opgesteld. Daarnaast zijn nadien meerdere soorten verwondingen op het hoofd van [benadeelde partij 2] aangetroffen.

Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – is het hof van oordeel dat dit gedeelte van de verklaring van [benadeelde partij 2] betrouwbaar is en tot het bewijs gebezigd kan worden. Het hof stelt derhalve uit voormelde bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 2] al op zijn hoofd is geslagen toen hij nog onder de deken lag (en op wilde staan).

De verklaring van [benadeelde partij 2] over zijn eigen wapen vindt bevestiging in de verklaring van [benadeelde partij 1] en de bevindingen van de politie bij het doorzoeken van de woning, zodat het hof ook deze betrouwbaar acht en tot het bewijs heeft gebezigd.

Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij 2] en derhalve hoe het handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Uit de inhoud van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in paniek op een afstand van circa twee meter heeft geschoten in de richting van [benadeelde partij 2] , terwijl deze gebogen rechtop stond en in bewegende toestand (worsteling met [medeverdachte] ) verkeerde. Hierbij is [benadeelde partij 2] drie keer geraakt, waarvan slechts eenmaal in zijn (linkerboven)been. De andere twee patronen kwamen terecht in zijn romp.

Al deze feiten en omstandigheden in aanmerking genomen komt het hof tot de slotsom dat naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestond dat door het handelen van de verdachte het slachtoffer zou overlijden. Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op dit gevolg dat het – bij gebrek aan contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte, gezien de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou kunnen overlijden, welbewust heeft aanvaard.

Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag.

Het hof verwerpt mitsdien de door de verdediging gevoerde verweren.

Tevens acht het hof op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging onder bedreiging met geweld stelen van de auto van [benadeelde partij 3] zoals in de bewezenverklaring is opgenomen onder 2 in de zaak met parketnummer 03-720716-16.

Zaak met parketnummer 03-866138-17

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, partiële vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de verdediging – kort weergegeven, voor zover van belang – aangevoerd:

Ten aanzien van de zich in de kussensloop bevindende goederen (te weten een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7 flesjes parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel) is er geen sprake van een voltooide diefstal, nu deze goederen de woning nimmer hebben verlaten en de verdachte derhalve de goederen niet aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken.

Er is geen sprake van diefstal met (bedreiging met) geweld, nu de verdachte de tenlastegelegde geweldshandelingen met betrekking tot de diefstal niet heeft gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof allereerst de navolgende feiten en omstandigheden vast.34 Bij de beoordeling van de verweren zal het hof van die feiten en omstandigheden uit gaan.

Op 1 januari 2017 heeft [benadeelde partij 5] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres benadeelde partij 1 en 2] te Den Helder, gepleegd op 31 december 2016. Haar man (het hof begrijpt: [benadeelde partij 4] ) heeft op deze avond omstreeks 20.30 uur een inbreker overlopen. Uit de aangifte blijkt voorts dat de inbreker een kussensloop van een kussen in de logeerkamer heeft gehaald, welke kussensloop zij in de woonkamer gevuld met haar spullen heeft aangetroffen. In deze kussensloop lagen onder andere een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7 flesjes parfum, een autosleutel, een fototoestel

(merk Samsung) en een oplader.35 Op 2 januari 2017 heeft de aangeefster aanvullend verklaard dat zij op die dag erachter kwam dat er geld was weggenomen uit haar portemonnee, namelijk een bedrag van € 1.500,00 in biljetten van € 50,00 en € 100,00.36 Op 9 januari 2017 heeft aangeefster [benadeelde partij 5] naar de politie gemaild dat zij tevens een flesje parfum van [benadeelde partij 4] miste, waarbij zij een foto heeft toegevoegd. De verbalisant [verbalisant 1] zag dat het een flesje parfum van het merk Paco Rabanne, type 1 Million betrof.37

Op 1 januari 2017 is [benadeelde partij 4] , echtgenoot van [benadeelde partij 5] , als verdachte van een poging tot doodslag verhoord. Hij verklaarde dat hij en zijn vrouw op 31 december 2016 om 20.00 uur naar hun buren zijn gegaan (de familie [slachtoffer 1] ). Op enig moment heeft [benadeelde partij 4] voorgesteld om bij hem thuis rosébier te halen en omstreeks 21.00 uur is [benadeelde partij 4] naar buiten

gelopen. De buurman [slachtoffer 1] is op dat moment in zijn auto gestapt om deze verderop te parkeren, omdat zij om 00.00 uur vuurwerk af wilden steken. Via zijn voordeur is [benadeelde partij 4] zijn woning ingegaan en vanuit zijn ooghoek zag hij iemand, een grote vent, in de woonkamer staan en hij is direct op de inbreker afgevlogen. Aan de manier waarop de inbreker met zijn lichaamshouding reageerde, zag [benadeelde partij 4] dat hij waarschijnlijk door de aanwezigheid van [benadeelde partij 4] werd verrast en dat hij wilde wegrennen. Hierop heeft [benadeelde partij 4] de inbreker vastgepakt en raakten zij met elkaar in gevecht. [benadeelde partij 4] sloeg hem twee à drie keer met zijn vuisten en de inbreker sloeg hem ook met gebalde vuisten. Op enig moment heeft de inbreker zich van [benadeelde partij 4] losgerukt en [benadeelde partij 4] zag dat hij naar achteren vluchtte richting de achterdeur. Hierbij hoorde [benadeelde partij 4] dat de inbreker heel duidelijk riep: “Ik ben gewapend, ik ben gewapend”. Vervolgens zag [benadeelde partij 4] dat de inbreker stopte met vluchten en de woonkamer weer in kwam rennen richting [benadeelde partij 4] , waarbij de inbreker een wolk pepperspray in zijn richting spoot en [benadeelde partij 4] vervolgens via de hal en de voordeur naar buiten is gerend. Eenmaal buiten heeft [benadeelde partij 4] naar [slachtoffer 1] geroepen: “ [slachtoffer 1] , inbreker”, waarop [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 4] de woning weer in zijn gerend. Binnen zag en voelde [benadeelde partij 4] dat de inbreker opnieuw met pepperspray in de richting van [slachtoffer 1] en van hem spoot. [benadeelde partij 4] werd tot twee keer toe vol in zijn gezicht geraakt met pepperspray, waarbij hij zijn ogen voelde branden.

Hierop zag [benadeelde partij 4] dat de inbreker naar buiten vluchtte via de achterdeur. [slachtoffer 1] is achter de inbreker aangegaan, maar omdat [benadeelde partij 4] niets zag, kon hij niet meteen helpen. In een flits heeft [benadeelde partij 4] naar een mes in het messenblok op het aanrecht gegrepen. Eenmaal buiten zag hij in een flits dat de inbreker al voor een groot deel over de schutting was geklommen en dat [slachtoffer 1] de inbreker bij een been vast had. Terwijl de inbreker nog aan het klimmen was, spoot hij nog twee keer met pepperspray in het gezicht van [benadeelde partij 4] . Ook zag [benadeelde partij 4] vaag dat de inbreker [slachtoffer 1] sloeg. Doordat het donker was en de pepperspray in zijn ogen prikte, zag [benadeelde partij 4] niets. Hij heeft de inbreker toen gestoken met het mes. [benadeelde partij 4] denkt dat hij de inbreker een paar keer heeft gestoken. Ten slotte heeft [benadeelde partij 4] verklaard dat de inbreker de achterdeur heeft opengebroken.38

Ook getuige [slachtoffer 1] heeft op 31 december 2016 een verklaring afgelegd. Hij

verklaarde dat [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] om 20.00 uur bij hem op bezoek waren en dat [benadeelde partij 4] omstreeks 20.30 uur naar huis wilde om rosébier op te halen. Op dat moment heeft [slachtoffer 1] tegen [benadeelde partij 4] gezegd dat hij met hem mee zou lopen, zodat hij meteen zijn auto kon verzetten, waarop hij in zijn auto is gestapt en aan de overkant heeft geparkeerd. Op enig moment hoorde [slachtoffer 1] dat [benadeelde partij 4] zijn naam riep en hij zag [benadeelde partij 4] buiten staan. Hij hoorde [benadeelde partij 4] zeggen: “Kom, kom er is iemand in mijn woning”. Hierop is [slachtoffer 1] de woonkamer ingelopen en hij zag links een persoon midden in de woonkamer staan. Hij zag dat die persoon recht voor hem stond. [slachtoffer 1] wilde een stap zetten naar de man toe om hem te kunnen grijpen. Hij zag dat de man in zijn hand iets had dat leek op een busje. Hij herkende aan de lichaamshouding van de man en de greep op het voorwerp dat de man een busje met CS-gas of pepperspray in zijn hand hield. Een fractie later zag [slachtoffer 1] dat de man in zijn richting wees met het busje en in de richting van zijn gezicht spoot. Hierbij voelde [slachtoffer 1] dat hij aan de linkerzijde van zijn gezicht werd geraakt met een vloeistof. Op dat moment liep [slachtoffer 1] naar de gang en pakte een jas van de kapstok om deze als afscherming voor de spray te gebruiken. Vervolgens is [slachtoffer 1] weer naar de woonkamer gegaan en daar zag hij de man niet meer. [slachtoffer 1] hoorde dat [benadeelde partij 4] zei: “Hij is naar achterin, naar buiten”. Via de woonkamer zijn [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 1] langs de keuken naar achteren gerend. Helemaal achterin de tuin zag [slachtoffer 1] links in de hoek de man over de schutting klimmen. Hierop pakte hij het onderbeen van de man vast en probeerde de man terug naar beneden te trekken, zodat hij niet zou kunnen ontkomen. Hierop sproeide de man nog een keer met de pepperspray. [slachtoffer 1] zag en voelde niets, maar hoorde dat er gespoten werd. Vervolgens voelde [slachtoffer 1] vloeistof over zijn achterhoofd en nek stromen. Vervolgens heeft hij tegen [benadeelde partij 4] gezegd: “Ga mensen halen”. Hij hoorde [benadeelde partij 4] zeggen: “Dat gaat niet, ik zie niks meer”. Het viel [slachtoffer 1] op, toen hij het been van de man vasthield, dat de spijkerbroek van de man onder het bloed zat. De man probeerde uit de greep van [slachtoffer 1] te ontkomen, maar dat lukte hem niet. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat de man vijf, zes keer achter elkaar op zijn hand begon te rammen met zijn vuist, waardoor [slachtoffer 1] een dikke linker wijsvinger op heeft gelopen. Op enig moment zag [slachtoffer 1] dat de man achterover naar de andere zijde van de schutting viel, waarop [slachtoffer 1] hem losliet. Hierbij is [slachtoffer 1] ervan uitgegaan dat de personen aan de andere kant van de schutting de man hadden vastgegrepen, omdat hij tumult hoorde aan de andere zijde van de schutting.39

Op 31 december 2016 heeft getuige [slachtoffer 3] een verklaring afgelegd. Hieruit blijkt dat hij omstreeks 20.43 uur op bezoek was bij zijn buurman, wonende op het [adres] te Den Helder en dat hij aan de overkant van het plein een persoon zag die met één been over een schutting hing. Hierop is de getuige naar buiten gerend en hij hoorde de man roepen: “Help, help, ik ben gestoken”. Tevens hoorde [slachtoffer 3] dat vanaf de andere zijde van de schutting werd geroepen: “Het is een inbreker. Ik ben zelf van de politie, bel de politie.” Inmiddels waren ook [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] ter plaatse gekomen en [slachtoffer 3] heeft naar de mannen aan de andere kant van de schutting geroepen: “Laat maar los, we hebben hem vast.” Hierop hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] de man naar de grond begeleid, zodat hij op zijn beide benen kwam te staan. [slachtoffer 3] zag vervolgens dat de man een schroevendraaier uit zijn rugzak pakte en hij hoorde de man zeggen: “Ik steek jullie allemaal.”, waarbij de getuige ook zag dat de man twee stekende bewegingen maakte in de richting van de zij van [slachtoffer 2] , de buurvrouw die inmiddels ook ter plaatse was gekomen. Op dat moment is [slachtoffer 3] bovenop de man gedoken. Ook [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] zijn bovenop de man gaan liggen.40

Ook getuige E [slachtoffer 4] heeft op 1 januari 2017 omtrent het tenlastegelegde een verklaring afgelegd. Hieruit blijkt dat hij de dag daarvoor in de woning op het [adres] te Den Helder was, waarbij hij een man over een schutting zag hangen. De getuige werd naar buiten geroepen door [slachtoffer 3] en eenmaal buiten zag hij dat [slachtoffer 3] en zijn zoon, [slachtoffer 5] , de man probeerden te ondersteunen, waarbij zijn ene been over de schutting hing. Op enig moment kwam de man over de schutting heen en hoorde de getuige de man zeggen: “Ik ga jullie steken”. Op het moment dat [slachtoffer 2] richting de man liep, zag de getuige dat de man twee of drie stekende bewegingen met een schroevendraaier maakte in haar richting.41

Op 31 december 2016 omstreeks 20.46 uur is verbalisant [verbalisant 2] ter plaatse gekomen bij de woning gelegen aan [verbalisant 2] te Den Helder. Hij zag dat er een man, naar later blijkt de verdachte, die gewond was aan zijn onderbeen, op de grond lag en dat deze man onder controle werd gehouden door twee mannen en dat een derde man zijn benen vasthield. Deze derde man herkende [verbalisant 2] als collega hoofdagent van de politie, genaamd [slachtoffer 1] . De jas van de man was kennelijk over zijn hoofd getrokken, want deze jas zat aan de voorkant van zijn lichaam. [verbalisant 2] zag dat er ook een rugzak tussen de jas zat. Op de grond achter de verdachte heeft [verbalisant 2] onder meer een

schroevendraaier aangetroffen. De aangetroffen rugtas van de verdachte werd door [verbalisant 2] in beslag genomen en hierin is onder andere een flesje parfum van het merk Paco Rabanne, type “1 million” aangetroffen. In de woning heeft [verbalisant 2] in het midden van de kamer een kussensloop, met daarin een laptop en een portemonnee, aangetroffen. Bij de achterdeur van de woning zag [verbalisant 2] dat de bovenste grendel van de deur was afgebroken. De bovenverdieping van de woning bleek geheel overhoop te zijn gehaald en in de tuin heeft [verbalisant 2] een busje pepperspray aangetroffen.

Ook [verbalisant 3] is ter plaatse gegaan op 31 december 2016 omstreeks 20.47 uur en hij is vervolgens met de ambulance meegereden om de verdachte te bewaken. De verdachte heeft hierbij een valse naam en geboortedag opgegeven, namelijk [valse naam] , geboren op [geboortedatum] . Bij controle van de kleding van de verdachte in het ziekenhuis trof [verbalisant 3] in de linker achterzak van de door de verdachte gedragen spijkerbroek een pakket met geld aan, zesentwintig biljetten van € 50,00 en één biljet van € 100,00.42 Later blijkt dit een geldbedrag van € 1.404,00 te zijn.43 Op 31 december 2016 heeft [verbalisant 4] de verdachte herkend op foto van het programma Opsporing Verzocht.44

Op 17 januari 2017 heeft de verdachte een verklaring afgelegd bij de politie. Hierbij verklaarde hij dat hij een week voor het aan hem tenlastegelegde een tip had gekregen dat de bewoners van de woning (het hof begrijpt: de woning gelegen aan [adres benadeelde partij 4 en 5] te Den Helder) op vakantie zonden zijn en dat in die woning zich een kluis zou bevinden. Hij werd op de bewuste dag met de auto daarheen gebracht, waarop hij bij de woning heeft aangebeld. Nadat niemand opendeed, is hij via de regenpijp het dak opgeklommen en via het dak naar de achtertuin gegaan. Toen de verdachte achterom kwam, bemerkte hij dat er maar één klip op de achterdeur zat, waarop hij aan de deur heeft getrokken en gewrikt en de deur open ging. Eenmaal binnen heeft hij het hele huis doorzocht op zoek naar de kluis. Vervolgens heeft hij wat voorwerpen in een kussensloop gedaan, te weten een geldkistje, parfum en een laptop. Op het moment dat de verdachte in de woonkamer stond, hoorde hij iets aan de voordeur en opeens stond er een man naast hem in de woonkamer. Deze man viel hem aan. De man trok de muts die hij droeg voor zijn ogen en sloeg hem. De man ging toen weer weg via de voordeur. Een paar seconden later kwam die man met een andere man, naar later bleek een agent, naar binnen gerend via de voordeur. De verdachte heeft vervolgens gespoten met pepperspray, waarop hij vervolgens de achtertuin in is gerend. Hij rende vervolgens de achtertuin in en sprong op de schutting. De agent van de politie pakte zijn been vast waardoor hij niet meer weg kon komen. Opeens zag de verdachte de andere man met een mes aankomen en vervolgens voelde hij dat hij meermalen in zijn rechter onderbeen werd gestoken. Aan de andere zijde van de schutting stonden verschillende personen. Hij werd door een persoon vastgepakt en hij viel aan de andere zijde van de schutting op de stoep. Daarna zaten drie van deze personen op zijn lichaam. Hierop heeft de verdachte ergens uit een jaszak een schroevendraaier gepakt en heeft die personen daarmee weggejaagd door hiermee te zwaaien.45

Ter terechtzitting in hoger beroep op 1 februari 2021 heeft de verdachte verklaard dat het onder hem aangetroffen geldbedrag van € 1.400,00 en het flesje parfum van het merk Paco Rabanne, type “1 million” in zijn rugtas door hem uit de betreffende woning was gestolen.46

Beoordeling

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat ook ten aanzien van de zich in de kussensloop bevindende goederen (te weten een tablet (merk Asus), een laptop (merk Acer), een portemonnee, 7 flesjes parfum, een fototoestel met oplader (merk Samsung) en een autosleutel) sprake is van een voltooide diefstal. Voor een veroordeling ter zake van diefstal van een aan een ander toebehorend goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Door de goederen in de kussensloop te stoppen en te verplaatsen van de eerste verdieping naar de woonkamer heeft de verdachte die goederen zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende(n) onttrokken en er zelfs – weliswaar kortdurend – als heer en meester over beschikt, dat sprake is van een voltooide diefstal van deze goederen.

Met betrekking tot het verweer dat er geen sprake is van diefstal met (bedreiging met) geweld, nu de verdachte de tenlastegelegde geweldshandelingen met betrekking tot de diefstal niet heeft gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren overweegt het hof dat dit verweer zijn weerlegging vindt in de hiervoor vermelde gebezigde bewijsmiddelen. Hieruit blijkt dat op het moment dat de verdachte op heterdaad werd betrapt hij met medeneming van enige van de inmiddels gestolen goederen in zijn kleding en rugtas probeerde te ontkomen aan [benadeelde partij 4] en [slachtoffer 1] door met pepperspray te spuiten en te slaan en vervolgens aan enkele buurtbewoners, die zich inmiddels aan de andere kant van de schutting hadden opgesteld door een schroevendraaier te tonen, daarbij op dreigende toon te zeggen “ik ga jullie steken” en met die schroevendraaier een of meer (achterwaartse) stekende of zwaaiende bewegingen te maken. Uit de inhoud van deze bewijsmiddelen blijkt niet van feiten en omstandigheden die aanleiding vormen om te veronderstellen dat [benadeelde partij 4] , [slachtoffer 1] en de overige betrokken buurtbewoners een ander voornemen hadden dan de aanhouding van de verdachte.

Mitsdien verwerpt het hof de door de verdediging gevoerde verweren en acht het hof op grond van de feiten en omstandigheden zoals die uit de hiervoor vermelde gebezigde bewijsmiddelen blijken, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen de in de bewezenverklaring vermelde personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van poging tot doodslag.

Het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 meer subsidiair in de zaak met parketnummer 03-720716-16 heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer(exces) kan doen. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte kogels op het lichaam van [benadeelde partij 2] heeft geschoten, omdat [benadeelde partij 2] nadat deze eerst hem met een mes in zijn been heeft gestoken, [medeverdachte] meermalen met een mes heeft gestoken. Gelet hierop is sprake van een gerechtvaardigde en noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding van het lijf van [medeverdachte] , althans van noodweerexces, aldus de verdediging.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt, gaat het hof uit van de feiten en omstandigheden zoals het hof deze heeft geconstrueerd onder het kopje “bewijsvoering”, waarbij de volgende feiten en omstandigheden – kort weergegeven – met name van belang zijn voor de beoordeling van dit beroep op noodweer(exces). De verdachte en [medeverdachte] hebben zich, gekleed in politie-uniformen, begeven naar de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , waarbij zij de woning hebben betreden met een pistool in handen. Nadat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onder dreiging van dit pistool op de grond moesten gaan liggen, hebben zij een deken over zich heen gekregen, waardoor hun zicht werd belemmerd. Hierop is [medeverdachte] naar de bovenverdieping gegaan om de hennepplanten te stelen. Op het moment dat [benadeelde partij 2] omhoog wilde komen onder het deken vandaan, is hij met behulp van slagen op zijn hoofd hardhandig richting de grond gedwongen. Op enig moment heeft [benadeelde partij 2] zich gerechtvaardigd verdedigd tegen het geweld wat hem en [benadeelde partij 1] werd aangedaan, waarbij hij de verdachte heeft gestoken met een mes. Vervolgens is [medeverdachte] naar beneden gekomen en is met hem in een worsteling geraakt, waarbij [medeverdachte] door [benadeelde partij 2] meerdere keren met een mes is gestoken. Nadat [medeverdachte] tegen de verdachte heeft gezegd dat hij moest schieten, heeft de verdachte vervolgens drie keer van een afstand van circa twee meter op [benadeelde partij 2] geschoten, terwijl [benadeelde partij 2] gebogen rechtop stond.

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel of de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.

Het hof stelt voorop dat voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van – in dit geval – eigen of eens anders lijf en dat de verdediging tegen die aanranding voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van een “ogenblikkelijke” aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De enkele vrees voor zo’n aanranding is daartoe echter niet voldoende. Voor noodweerexces geldt in alle gevallen dat van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging slechts sprake kan zijn indien:

  1. de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van (onder andere) zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien

  2. op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.

Naar het oordeel van het hof kunnen de handelingen van de verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag, niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Het steken van de verdachte door [benadeelde partij 2] was gerechtvaardigd gelet op de daaraan voorafgaande voortdurende wederrechtelijke aanranding van zijn en [benadeelde partij 1] ’s lijf (en goed) door de verdachte en [medeverdachte] . Nadat [medeverdachte] daarop beneden is gekomen, heeft [medeverdachte] , in plaats van dat hij en de verdachte de woning uit zijn gevlucht, gekozen voor de aanval. Ter verdediging heeft [benadeelde partij 2] [medeverdachte] meermalen gestoken, waarop de verdachte driemaal heeft geschoten op [benadeelde partij 2] op een afstand van circa twee meter. De handelingen van [medeverdachte] en de verdachte moeten – naar de kern bezien – als aanvallend worden aangemerkt. In eerste instantie hebben zij de confrontatie al gewelddadig opgezocht, door, gekleed in politie-uniformen, in het bezit van een pistool binnen te dringen in de woning en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hardhandig te dwingen op de grond te blijven liggen. Zelfs nadat [benadeelde partij 2] zich al gerechtvaardigd tegen hen heeft verzet, hebben zij wederom de confrontatie opgezocht in plaats van een aftocht naar buiten. Gelet op het bovenstaande bestond er geen enkele noodzaak tot verdediging.

Gelet op het voorgaande wordt het beroep op noodweer van ook verworpen.

Nu het hof van oordeel is dat er voor de verdachte geen sprake is geweest van een noodzaak tot verdediging, kan er derhalve ook geen sprake zijn van een overschrijding van de noodzakelijke verdediging, zodat ook het beroep op noodweerexces wordt verworpen.

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag in vereniging. Voorafgaande aan dit bewezenverklaarde handelen hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich, gekleed in politie-uniformen, begeven naar de woning van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] met het plan in deze woning hennep te stelen. Eenmaal binnen heeft de verdachte, nadat [benadeelde partij 2] zich gerechtvaardigd verzette, meermalen kogels in de richting van het lichaam van [benadeelde partij 2] geschoten, waarbij deze ook meermalen is geraakt. Een gewapende woningoverval, waarbij het toepassen van geweld niet wordt geschuwd, getuigt van een ongekende brutaliteit. De verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Dergelijk handelen leidt bovendien tot gevoelens van onrust, onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte heeft met de gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.

Om te kunnen vluchten na de woningoverval hebben de verdachte en [medeverdachte] zich schuldig gemaakt aan een diefstal onder bedreiging van geweld van een personenauto van slachtoffer [benadeelde partij 3] . Hiertoe heeft de verdachte een vuurwapen getoond aan het slachtoffer en hierbij op dreigende toon bewoordingen geuit. Dergelijk handelen is voor slachtoffers een traumatische ervaring, waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dat is in dit geval niet anders, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Met dit brutale handelen heeft de verdachte niet alleen schade en overlast veroorzaakt bij het slachtoffer, maar is haar ook veel angst ingeboezemd.

Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak met geweld en bedreiging met geweld. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken doorgaans grote onrust in de gemeenschap veroorzaken en bovendien een grote inbreuk vormen op het gevoel van veiligheid van de bewoners van de woningen. Slachtoffers kunnen gedurende lange tijd gevoelens van onveiligheid ondervinden. Juist in de eigen woning moet iemand zich veilig kunnen voelen. Desondanks heeft de verdachte zich niet van het plegen van het feit laten weerhouden. Hij heeft enkel oog gehad voor het eigen financieel gewin, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerde. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.

Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 18 december 2020, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij, onder andere, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.

Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg zijn.

Naar het oordeel van het hof kan – vanwege de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.

Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn. Het hof heeft in het bijzonder acht geslagen op uitspraken van dit gerechtshof met betrekking tot doodslag, ter zake waarvan doorgaans een gevangenisstraf van 8 tot 12 jaren wordt opgelegd. Het hof houdt vast aan dit uitgangspunt. In deze zaak is ten aanzien van parketnummer 03-720716-16 onder het meer subsidiair bewezenverklaarde evenwel sprake van een poging. Gelet op de omstandigheden van het geval en de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd, acht het hof voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden. Met betrekking tot de overige bewezenverklaarde feiten tezamen, de diefstal van een personenauto met bedreiging met geweld in vereniging en de diefstal met geweld en bedreiging met geweld acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend.

Derhalve is het hof in beginsel van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.

Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert, te gelden dat in deze procesfase het geding met een einduitspraak behoort te zijn afgerond binnen 16 maanden nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.

Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. De Officier van Justitie heeft op 2 augustus 2018 hoger beroep ingesteld en namens de verdachte is op 6 augustus 2018 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas bij arrest van heden, 17 februari 2021 arrest wijst. Derhalve is er sprake van een overschrijding van ruim veertien maanden.

Zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren passend zou zijn geweest. Echter, gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend is.

Vordering van de [benadeelde partij 1]

De [benadeelde partij 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit drie componenten, te weten smartengeld, shockschade en psychische gevolgschade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten behoeve van de benadeelde partij is de schadevergoedingsmaatregel van € 2.500,00 opgelegd.

De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven de vordering tot schadevergoeding te handhaven.

Met betrekking tot de componenten smartengeld en psychische gevolgschade van de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat de gestelde schade niet het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde van de verdachte.

Met betrekking tot de component shockschade overweegt het hof als volgt.

Het toetsingskader voor (de hoogte van) shockschade is in de jurisprudentie ontwikkeld en luidt als volgt:

‘Vergoeding van immateriële schade kan plaatsvinden als door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.’

en

‘Met art. 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken, in verband waarmee voor vergoeding van shockschade alleen onder strikte voorwaarden plaats is. Hiermee strookt niet het vereiste van waarneming van het ongeval of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken.’

en

‘De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.’

Voor toewijzing van de vorderingen tot vergoeding van shockschade moet dus – kort gezegd – vastgesteld kunnen worden dat:

er een nauwe affectieve relatie heeft bestaan tussen de benadeelde en het slachtoffer;

het bewezenverklaarde is waargenomen door de benadeelde of dat er door de benadeelde een directe confrontatie is geweest met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor een hevige emotionele schok bij de benadeelde is teweeggebracht;

bij de benadeelden sprake is van geestelijk letsel waardoor zij in hun persoon zijn aangetast, waarvan in het algemeen sprake is bij een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.

Ad I.

Het is niet aan het oordeel van het hof om de relatie tussen de benadeelde en het slachtoffer te beoordelen op de mate van haar affectiviteit, maar gelet op het gegeven dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] kennelijk al langere tijd samen in de woning verbleven, gaat het hof uit van het bestaan van een dergelijk, nauwe affectieve relatie.

Ad II.

Hoewel de benadeelde de geweldshandelingen niet visueel heeft waargenomen, zoals de verdediging heeft gesteld, is het hof van oordeel dat de benadeelde wel degelijk direct is geconfronteerd met de geweldshandelingen jegens [benadeelde partij 2] en de ernstige gevolgen hiervan: de benadeelde heeft het hele incident gehoord en was zij in dezelfde ruimte als het slachtoffer en is direct na de vlucht van de daders ook visueel met het gevolg geconfronteerd. Gelet hierop is bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeggebracht.

Ad III.

Uit een verslag van psycholoog [naam psycholoog] , d.d. 21 maart 2018, volgt dat de benadeelde lijdende is aan PTSS en derhalve kan het hof vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het hof acht het aannemelijk dat de PTSS is ontstaan door de gebeurtenissen op 10 mei 2016, waaronder het waarnemen van de poging doodslag op [benadeelde partij 2] en de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan.

Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat toewijzing van immateriële schade bestaande uit de component shockschade toewijsbaar is. Het hof is echter van oordeel dat niet het gehele bedrag toegewezen dient te worden, nu in de toelichting omtrent de psychische schade met name wordt verwezen naar de dreiging naar haar toe tijdens het incident en de angst dat zij het niet zou overleven, en in mindere mate naar de directe confrontatie van het bewezenverklaarde. Derhalve is het hof van oordeel dat een bedrag van € 2.500,00 toewijsbaar is. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof is van oordeel dat dit hoofdelijk opgelegd dient te worden, nu sprake is van medeplegen en de schade door de daders gezamenlijk is veroorzaakt.

Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering kan worden ontvangen, zodat zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 1 meer subsidiair in de zaak met parketnummer 03-720716-16 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 1] is toegebracht tot een bedrag van € 2.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Vordering van de [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 64.520,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit de volgende posten:

1. Materiële schade: € 34.520,00

o ziektekosten € 31.172,00;

o mantelzorg eerste 3 maanden € 2.064,00;

o mantelzorg tweede 3 maanden € 1.032,00;

o daggeldvergoeding ziekenhuis € 252,00;

2. Immateriële schade: € 30.000,00

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 49.520,00, bestaande uit € 34.520,00 aan materiële schade en

€ 15.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, en de vordering voor het overige afgewezen.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 2] als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 03-720716-16 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.348,00 aan materiële schade (mantelzorg eerste en tweede 3 maanden na het incident en daggeldvergoeding ziekenhuis) en € 5.000,00 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof is van oordeel dat dit hoofdelijk opgelegd dient te worden, nu sprake is van medeplegen en de schade door de daders gezamenlijk is veroorzaakt.

Met betrekking tot de gevorderde ziektekosten is het hof van oordeel dat de behandeling van het verweer van de verdediging ten aanzien van het niet voldoen aan de wettelijke verplichting van het afsluiten van een ziektekostenverzekering een onevenredige belasting van het strafgeding zou. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat, gelet op het ontbreken van stukken van onderbouwing met betrekking tot de gestelde psychische schade, het hof niet kan beoordelen of de gestelde klachten het gevolg zijn van het bewezenverklaarde . Ook ten aanzien van dit gedeelte van de vordering kan de benadeelde partij thans niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 2] is toegebracht tot een bedrag van € 8.348,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Vordering van de [benadeelde partij 3]

De [benadeelde partij 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.944,24 (materiële schade € 4.944,24 - € 4.500,00 verzekering personenauto en immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit de volgende posten:

1. Materiële schade: € 444,24

o Nachtbril met glazen op sterkte € 131,00;

o Damesvest € 98,00;

o Paraplu € 10,00;

o Sleutelbos met afstandsbediening garage € 130,20;

o Reiskosten huisarts, psycholoog en garage € 75,04

2. Immateriële schade: € 2.500,00

Voorts heeft de benadeelde partij € 6,20, te weten reis- en parkeerkosten ten behoeve van een gesprek bij Slachtofferhulp politiebureau Heerlen, aan proceskosten gevorderd.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.950,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder 2 in de zaak met parketnummer 03-720716-16 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 450,44 aan materiële schade (nachtbril, damesvest, paraplu, sleutelbos, reiskosten huisarts, psycholoog en garage en reis- en parkeerkosten gesprek Slachtofferhulp) en € 2.500,00 aan immateriële schade. Met betrekking tot de gevorderde proceskosten overweegt het hof dat deze niet vallen onder proceskosten, maar dat het hier gaat om materiële schade ten gevolge van het bewezenverklaarde. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof is van oordeel dat dit hoofdelijk opgelegd dient te worden, nu sprake is van medeplegen en de schade door de daders gezamenlijk is veroorzaakt.

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 in de zaak met parketnummer 03-720716-16 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 3] is toegebracht tot een bedrag van € 2.950,44. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Vordering van de [benadeelde partij 4]

De [benadeelde partij 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.530,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit de volgende posten:

1. Materiële schade: € 2.730,00

o Verlies van arbeidsvermogen € 2.500,00;

o Kosten behandeling psycholoog € 184,00;

o Kosten verslag psycholoog € 46,00

2. Immateriële schade: € 1.800,00.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 500,00 (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 4] als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 03-866138-17 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 230,00 aan materiële schade (kosten behandeling psycholoog en kosten verslag psycholoog) en € 1.000,00 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Beoordeling van het overige gedeelte van de vordering vormt naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 03-866138-17 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 4] is toegebracht tot een bedrag van € 1.230,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Vordering van de [benadeelde partij 5]

De [benadeelde partij 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit € 900,00 (gestolen geldbedrag € 1.400,00 - € 500,00 verzekering) aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een totaalbedrag van € 900,00 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij 5] als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte in de zaak met parketnummer 03-866138-17 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 900,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Met betrekking tot de overige gevorderde schade, de immateriële schade, is onvoldoende gebleken dat sprake is van de vereiste grondslag voor toewijzing . De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 in de zaak met parketnummer 03-866138-17 rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij 5] is toegebracht tot een bedrag van € 900,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 mei 2016.

Vordering van de [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 8.348,00 (achtduizend driehonderdachtenveertig euro) bestaande uit € 3.348,00 (drieduizend driehonderdachtenveertig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van

€ 8.348,00 (achtduizend driehonderdachtenveertig euro) bestaande uit € 3.348,00 (drieduizend driehonderdachtenveertig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 76 (zesenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 10 mei 2016.

Vordering van de [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.950,44 (tweeduizend negenhonderdvijftig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 450,44 (vierhonderdvijftig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-720716-16 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.950,44 (tweeduizend negenhonderdvijftig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 450,44 (vierhonderdvijftig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 39 (negenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 10 mei 2016.

Vordering van de [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.230,00 (duizend tweehonderddertig euro) bestaande uit € 230,00 (tweehonderddertig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.230,00 (duizend tweehonderddertig euro) bestaande uit € 230,00 (tweehonderddertig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 december 2016.

Vordering van de [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 900,00 (negenhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-866138-17 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 900,00 (negenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 december 2016.

Aldus gewezen door:

mr. C.M. Hilverda, voorzitter,

mr. B. Stapert en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,

en op 17 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

1

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Limburg, districtsrecherche Parkstad, High Impact Crime Team, onderzoek [naam onderzoek] , onderzoeksnummer LBRAB16009, proces-verbaalnummer 2016083827, opgemaakt door [verbalisant 5] , sluitingsdatum d.d. 11 april 2017, pagina 1 tot en met 1248. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

2

Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , d.d. 10 mei 2016, p. 188 t/m 190;

3

Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 1] , d.d. 11 mei 2016, p. 129 t/m 133;

4

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 26 mei 2016, p. 151 t/m 155;

5

Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 1] , d.d. 11 mei 2016, p. 129 t/m 133;

6

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 3 juli 2017, p. 1081 t/m 1084;

7

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 7 maart 2018 bij de rechter-commissaris;

8

Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] , d.d. 11 mei 2016, p. 82 t/m 85;

9

Het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 24 mei 2016, p. 97 t/m 108;

10

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 2] , d.d. 30 januari 2017, p. 116 t/m 118 en het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij 2] , afgelegd bij het kabinet raadsheer-commissaris, d.d. 12 november 2019.

11

Het medisch verslag van drs. [naam] (AIOS heelkunde), d.d. 2 juni 2016, p. 125-126

12

Het proces-verbaal van bevindingen, gesprek met chirurg, d.d. 11 mei 2016, p. 119-120;

13

Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 16 mei 2016, p. 690-691;

14

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 12 mei 2016, p. 139 t/m 141

15

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 18 mei 2016, p. 142 t/m 148;

16

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 3 juli 2017, p. 1081 t/m 1084;

17

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 2] , d.d. 17 mei 2016, p. 89 t/m 95;

18

Het losse proces-verbaal relaterende de duiding van sporen, inzake een overval gepleegd in perceel [adres benadeelde partij 1 en 2] te Landgraaf op 10 mei 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] d.d.15 april 2018, pagina 4..

19

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 1] , d.d. 3 juli 2017, p. 1081 t/m 1084.

20

Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 mei 2016, p. 67 t/m 70;

21

Het proces-verbaal sporenonderzoek personenauto [kenteken] , d.d. 19 mei 2016, p. 652 t/m 658;

22

Het NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Landgraaf op 10 mei 2016, d.d. 9 augustus 2016, p. 814 t/m 818;

23

Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 29 juli 2016, p. 606 t/m 609;

24

Het NFI-rapport munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Landgraaf op 10 mei 2016, d.d. 27 juni 2016, p. 830 t/m 836;

25

Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , d.d. 10 mei 2016, p. 194 t/m 196;

26

Het proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , d.d. 12 mei 2016, p. 197-198;

27

Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] , d.d. 10 mei 2016, p. 315 t/m 317;

28

Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 juni 2016, p. 319;

29

Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 7 september 2017, p. 1061 t/m 1069 en het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018 van de rechtbank Limburg, inhoudende de verklaring van de verdachte;

30

De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 februari 2021;

31

Forensisch geneeskundig onderzoek door [naam forensisch geneeskundige] (forensisch geneeskundige), d.d. 1 mei 2017, p. 1070 t/m 1072;

32

Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , d.d. 23 juni 2017, p. 1050 t/m 1058 en het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018 van de rechtbank Limburg in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (welk proces-verbaal ter terechtzitting van 9 juli 2018 is gevoegd in het dossier van de verdachte);

33

Letselbeschrijving door forensisch geneeskundige [naam forensisch geneeskundige 2] , d.d. 13 juni 2017, p. 1197;

34

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie, districtsrecherche Noord-Holland-Noord, onderzoek [naam onderzoek 2] NH1R017001, proces-verbaalnummer 2016288875, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum d.d. 16 februari 2017, pagina 1 tot en met 204. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

35

Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] , d.d. 2 januari 2017, p. 114-115;

36

Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] , d.d. 2 januari 2017, p. 121-122.

37

Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 februari 2017, p. 125-126;

38

Het proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij 4] , d.d. 1 januari 2017, p. 56 t/m 59;

39

Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , d.d. 1 januari 2017, p. 128 t/m 134;

40

De processen-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , d.d. 1 januari 2017 en 10 januari 2017, p. 137-138 en 139-140;

41

Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , d.d. 1 januari 2017, p. 141 t/m 143;

42

Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 januari 2017, p. 88 t/m 90;

43

De kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 31 december 2016, p. 17;

44

Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 januari 20217, p. 99;

45

Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 17 januari 2017, p. 172 t/m 174;

46

De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 1 februari 2021;