ECLI:NL:GHSHE:2021:550
public
2021-02-26T15:09:45
2021-02-25
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-25
200.286.887_01
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Civiel recht; Personen- en familierecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:550
public
2021-02-26T14:08:35
2021-02-26
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:550 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 25-02-2021 / 200.286.887_01

3 kinderen. Jongste kind bij moeder. Oudste twee kinderen bij vader en hebben geen contact meer met moeder. Hof bekrachtigt ondertoezichtstelling 3 kinderen + uithuisplaatsing 2 oudste kinderen bij vader. Contactherstel met moeder moet zorgvuldig worden opgebouwd. Oudste 2 kinderen staan open voor contact met moeder via Omgangshuis, maar moeder wil dat niet. Uithuisplaatsing noodzakelijk.

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 25 februari 2021

Zaaknummer : 200.286.887/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/01/361121 / JE RK 20-1206

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E.J.A. Cuijten,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,

regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de raad.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

- [de vader],

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. M.P.J. Gruijters;

- Stichting Jeugdbescherming Brabant,

locatie [locatie] , hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).

Deze zaak gaat over:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 september 2020, zoals hersteld op 2 oktober 2020.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 december 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de raad af te wijzen.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 januari 2021, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;

  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;

  • de vader.

2.4.

Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden in gesprek gegaan met de voorzitter in het bijzijn van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.5.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 4 september 2020, overgelegd door de advocaat van de moeder bij V-formulier van 24 december 2020.

  • het V-formulier van de advocaat van de moeder van 2 februari 2021 met bijlagen.

De correspondentie van de advocaat van de moeder over de aanwezigheid van de moeder op de mondelinge behandeling en het dragen van een mondkapje maakt onderdeel uit van het dossier, maar wordt hier niet afzonderlijk genoemd.

3De beoordeling

3.1.

De ouders zijn van 12 december 2005 tot 30 juni 2011 met elkaar getrouwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren:

  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2]), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3]), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .

Na de scheiding zijn de kinderen bij de moeder blijven wonen.

De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.

Voorgeschiedenis

3.2.

In februari 2017 zijn de kinderen eerder onder toezicht gesteld van de GI: [minderjarige 1] tot augustus 2018 en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot februari 2019.

3.3.

De kinderen hebben formeel hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. In oktober 2019 heeft er een geweldsincident plaatsgevonden tussen de moeder en [minderjarige 1] . Sindsdien verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de vader. [minderjarige 3] is bij de moeder gebleven.

[minderjarige 3] is één weekend in de veertien dagen bij de vader; dan zijn de drie zussen bij elkaar.

Tussen de moeder en [minderjarige 1] is sinds het incident van oktober 2019 geen enkel contact meer geweest. De moeder en [minderjarige 2] onderhouden wel contact met elkaar: zij Whatsappen soms en [minderjarige 2] bezoekt de moeder af en toe, ook omdat zij dan haar kat [kat] kan zien.

Procedure in eerste aanleg

3.4.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking en de genoemde herstelbeschikking, heeft de rechtbank de daartoe strekkende verzoeken van de raad toegewezen en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van 18 september 2020 tot 18 september 2021. Verder heeft de rechtbank een machtiging verleend aan de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 18 september 2020 voor de duur van zes maanden (tot 18 maart 2021) uit huis te plaatsen bij de vader.

Procedure in hoger beroep

3.5.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert zij – kort samengevat – het volgende aan.

De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord. De vorige ondertoezichtstelling werd beëindigd, ondanks dat het doel van verbeteren van de communicatie tussen de vader en de moeder niet werd behaald. Meer resultaat was volgens de GI niet haalbaar. De door de raad gestelde doelen zullen dus niet middels de huidige ondertoezichtstelling worden behaald. Het incident van oktober 2019 heeft de rust verstoord. De rust kan alleen worden teruggebracht door normalisering van de situatie, de ruzie van oktober 2019 uit te praten en de eerder geldende zorgregeling na te leven. Er is van een mug een olifant gemaakt.

De rechtbank is voorbij gegaan aan de door de moeder aangedragen alternatieven voor terugkeer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de moeder. De moeder is bereid om in het vrijwillig kader mee te werken, zij nam zelf contact op met het CJG. De moeder heeft samen met haar netwerk een plan voor contactherstel/terugkeer van de kinderen opgesteld, waarmee de zorgen van de raad worden ondervangen. CJG bevestigde dat het plan een geleidelijke en veilige terugkeer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de moeder waarborgt. In dit plan zijn vertrouwenspersonen aangewezen die 24/7 voor alle drie de kinderen klaar staan en naar wie de kinderen altijd toe kunnen als zij daar behoefte aan hebben.

Daar waar ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake is van verbroken of onregelmatig contact, is dit bij [minderjarige 3] niet het geval. [minderjarige 3] heeft een onbelast en regelmatig contact met beide ouders. [minderjarige 3] wordt niet in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige 3] krijgt toestemming van beide ouders om het leuk te hebben bij de andere ouder. Zij voelt zich prettig bij beide ouders en zij maakt een positieve ontwikkeling door op school. Er zijn geen zorgen vanuit school. [minderjarige 3] heeft behoefte aan een schoolse structuur en is daarom bij de noodopvang. De overige doelen in de ondertoezichtstelling zien alleen op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

De vader stimuleert het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet. De periode waarin de kinderen geen of nauwelijks contact hebben met de moeder wordt steeds langer en schaadt de kinderen in hun ontwikkeling. De moeder ontkent niet dat er zorgen zijn, maar de moeder denkt dat het door de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing alleen maar erger wordt.

Er moet eerst onderzocht worden door een deskundige waarom de kinderen de moeder afwijzen en of er sprake is van ouderverstoting. Het gezin loopt al tien jaar bij de hulpverlening en de kern is nooit aangepakt.

De moeder gaat niet meewerken aan een traject bij het omgangshuis: dat is kindermishandeling en mishandeling van haarzelf. Bovendien werkt zo’n traject averechts als er sprake is van ouderverstoting. Tot slot is het traject niet zinvol, omdat [minderjarige 2] nu ook bij de moeder thuis komt. Er wordt onnodig opschudding veroorzaakt en een circus opgetuigd. Het ging jarenlang goed met de kinderen bij de moeder thuis. De koude oorlog waarin er niet wordt gesproken is al anderhalf jaar gaande en dat moet stoppen. De moeder wil niet meer mishandeld worden.

3.6.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd.

De ondertoezichtstelling is nodig. Deze ouders zijn niet in staat om onder eigen regie de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. [minderjarige 3] heeft een uitzonderingspositie in het gezin. Zij heeft een loyaliteitsconflict en zij wordt actief geconfronteerd met de problematiek tussen de ouders. De systeemproblematiek die hieraan ten grondslag ligt is hetzelfde als bij haar zussen. [minderjarige 3] groeit namelijk op in hetzelfde systeem. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] profiteren mogelijk van de ruimte die is ontstaan. De ouders zijn niet in staat om hen aan te sporen om het contactherstel met de moeder aan te gaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] lijken zelf te mogen kiezen. De grondslag van de ondertoezichtstelling is het conflict tussen de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen de steun van de gezinsvoogd wel gebruiken om te leren omgaan met een moeder die op deze manier omgaat met hen. Er is totaal geen draagvlak om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu weer bij de moeder te laten wonen.

3.7.

De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.

Er is onvoldoende zicht op de thuissituatie van [minderjarige 3] bij de moeder. Op 8 januari 2021 geeft de leerkracht aan dat [minderjarige 3] regelmatig afwezig is, bijvoorbeeld vanwege verkoudheidsklachten. en dat dit ook voor de coronatijd al het geval was. [minderjarige 3] was vaak niet op tijd voor de online lessen en de moeder zou hierop aangesproken zijn door de juf. [minderjarige 3] is meer dan gemiddeld afwezig. Vorige week is [minderjarige 3] nog een dag afgemeld voor school, omdat de moeder dit als een soort rechtvaardiging voor [minderjarige 3] zag nu haar zussen ook niet naar school hoefden. [minderjarige 3] mag het jeugdjournaal niet zien. De GI vreest dat de mening van de moeder overgebracht wordt op [minderjarige 3] . Het is knap dat [minderjarige 3] zich staande houdt tussen deze ouders; zij gaat op en neer tussen haar ouders en zij geeft aan het bij beide ouders fijn te hebben. De GI ziet wel dat [minderjarige 3] in een loyaliteitsconflict zit.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven beiden aan het fijn te vinden bij hun vader. Ze ervaren hier rust. De moeder sluit onvoldoende aan bij de wensen en behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij kan niet naar haar eigen aandeel kijken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen continu berichten van hun moeder en dat vinden zij vervelend. Het incident van oktober 2019 was de druppel; daarvoor voelden zij zich ook niet altijd fijn bij de moeder.

De GI heeft intern overleg gehad met de gedragswetenschapper, omdat het een complexe situatie is, en heeft besproken of er sprake is van ouderverstoting. Dat is niet zo, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] staan namelijk open voor contact met de moeder. Wel hebben zij de wens uitgesproken om eerst even rust te ervaren voordat het contact met de moeder wordt hersteld. De GI snapt dat het voor de moeder frustrerend is dat het zo lang duurt, maar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen hierin niet worden gedwongen. De GI vreest dat zij dan de hakken in het zand zetten. De GI heeft aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgelegd waarom het wel goed is om het contact met de moeder weer aan te gaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan er nu voor open, maar het gaat niet van harte. De GI heeft de moeder en de kinderen al in juli 2020 aangemeld bij het Omgangshuis. De moeder is het niet eens met de hulpverlening van het Omgangshuis, omdat zij dit een verdienmodel vindt. Het omgangshuis staat klaar om te beginnen; vorige week belde het Omganghuis om een intake te plannen. Als de moeder niet wil meewerken, is het lastig om nog stappen te zetten. Het Omgangshuis vormt immers de basis voor contactherstel.

Als de moeder de focus wil leggen op ouderverstoting, gaat het Omganghuis daar niet in mee. Het plan van het Omgangshuis is dat er een hulpverlener voor de moeder wordt ingeschakeld en een hulpverlener voor de kinderen. Het is de bedoeling dat er eerst individuele gesprekken plaatsvinden en daarna gezamenlijke. Het Omgangshuis houdt iedereen een spiegel voor en stelt vast wat iedereen nodig heeft. Beide ouders moeten openstaan voor feedback. Waarschijnlijk is alleen de hulp van het Omgangshuis niet voldoende en zal er systeemtherapie nodig zijn. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Eerst moet de basis worden gelegd en het contact weer op gang komen, bijvoorbeeld met een middagje per week waar iedereen zich prettig bij voelt.

De GI heeft grote zorgen als de moeder niet gaat meewerken aan het Omgangshuis; zij gooit dan mogelijk de deur dicht voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De GI gunt het de moeder en de kinderen dat het contact er weer komt.

3.8.

De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor hem de enige juiste weg zijn. Als de moeder echt contact met de kinderen wil, moet ze zich voegen naar de GI. De kinderen staan niet open voor de alternatieven die de moeder heeft bedacht.

Het hof overweegt het volgende.

Ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]

3.9.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

  1. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;

  2. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

3.9.2.

Het hof is van oordeel dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat een nieuwe ondertoezichtstelling noodzakelijk was, en nog steeds is.

In februari 2017 zijn de kinderen eerder onder toezicht gesteld. De voornaamste reden hiervoor was dat de kinderen al vele jaren getuige zijn van spanningen en conflicten tussen hun ouders en dat een gezond en onbelast contact met beide ouders in het gedrang kwam. Deze situatie is nu weer actueel. Sinds een heftige escalatie in oktober 2019 (waarbij fysiek geweld is gebruikt) tussen de moeder en [minderjarige 1] , verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De ouders zijn sindsdien niet in staat geweest om het contactherstel tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vorm te geven. Uit het raadsrapport van 22 juli 2020 blijkt dat de ouders geen constructief gesprek kunnen voeren, elkaar wantrouwen, vasthouden aan hun eigen visie en dat zij vanuit hun eigen belang handelen. Er is bij de ouders geen ruimte om vanuit het belang van de kinderen keuzes te maken en te handelen. Alle kinderen worden hierdoor belast. Hierin ligt al een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen die de ondertoezichtstelling rechtvaardigt.

Daar komt nog het volgende bij. Het hof is het met de moeder eens dat het schadelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de periode waarin zij geen (structureel) contact met de moeder hebben steeds langer wordt. Omdat de ouders samen niet tot contactherstel kunnen komen, hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hierin zelf de regie gepakt: [minderjarige 2] gaat gemiddeld één of twee keer per maand naar haar moeder (zij regelt dit zelf met haar moeder via Whatsapp) en [minderjarige 1] houdt het contact met haar moeder sinds oktober 2019 volledig af. Het is echter de verantwoordelijkheid van de ouders – en niet van de kinderen zelf – om te waarborgen dat de kinderen met beide ouders onbelast contact hebben. Dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu zelf de regie hebben genomen, acht het hof ook schadelijk voor hun ontwikkeling.

[minderjarige 3] verkeert in een uitzonderingspositie. Zij heeft, anders dan haar zussen, weliswaar structureel contact met haar beide ouders, maar zij maakt ook al jarenlang onderdeel uit van de verstoorde en gespannen relatie tussen de ouders en, sinds oktober 2019, ook tussen de moeder en haar zussen. Zowel de raad als de GI hebben verklaard dat er bij [minderjarige 3] sprake is van een loyaliteitsconflict. Tot slot geeft de thuissituatie van [minderjarige 3] bij de moeder het hof ook reden tot zorg, zoals door de GI toegelicht tijdens de mondelinge behandeling.

3.9.3.

Hulpverlening in het vrijwillig kader acht het hof niet langer toereikend. Het veiligheidsplan dat door de moeder is opgesteld heeft weliswaar de goedkeuring van CJG, maar niet van de vader, en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] kunnen zich er niet in vinden. Professionele hulp van de GI is nodig. Bovendien is de problematiek complex en hebben beide ouders hulp nodig om hun aandeel te zien waarom er nog geen contactherstel heeft plaatsgevonden. De vader lukt het onvoldoende om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te stimuleren en de moeder stelt zich te dwingend op. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben beiden aan het hof verteld dat zij het niet prettig vinden dat de moeder zoveel contact zoekt; zij voelen zich onder druk gezet. De GI verwacht dat gespecialiseerde hulp nodig is om de gezinsdynamiek in kaart te brengen en te doorbreken. De GI heeft al concrete stappen gezet om de moeder en de kinderen te helpen, zoals hierna zal blijken bij de overwegingen over de uithuisplaatsing.

3.9.4.

Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking (en de herstelbeschikking) zal bekrachtigen zodat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van kracht blijft.

Uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

3.9.5.

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

3.9.6.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het hof verteld dat zij zich, voordat de escalatie in oktober 2019 plaatsvond, al niet fijn voelden bij de moeder thuis. Zij ervaren beiden dat zij van de moeder geen eigen mening mogen hebben, dat de moeder haar mening opdringt, gemeen en manipulatief wordt en dat zij geen tegengeluid mogen inbrengen. Als voorbeeld noemen zij dat de moeder heeft geprobeerd hen te overtuigen om christelijk te worden. Dat hebben zij als erg onprettig ervaren. Beide kinderen geven aan bang te zijn voor de moeder en voor een eventuele herhaling van de escalatie. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] benadrukken dat het niet alleen door dat ene incident kwam dat ze bij de vader wilden wonen; de band met hun moeder was al verslechterd voordat het incident in oktober 2019 plaatsvond.

3.9.7.

De kinderen hebben langere tijd geen contact met de moeder gewild. De GI heeft aan de kinderen uitgelegd waarom zij wel het contact met de moeder moeten aangaan. Het hof heeft in het gesprek met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bevestigd gezien wat de GI en de raad hebben verklaard: hoewel zij er niet enthousiast over zijn, stemmen zij ermee in dat er wordt gekeken naar hoe het contactherstel met de moeder vormgegeven kan worden, bijvoorbeeld via het Omgangshuis. Het hof is van oordeel dat het contactherstel met de moeder zorgvuldig moet worden opgebouwd en met de nodige waarborgen moet worden omkleed, met name voor [minderjarige 1] die haar moeder al anderhalf jaar niet meer heeft gezien. Zoals eerder overwogen, is het door de moeder opgestelde veiligheidsplan hiervoor onvoldoende. De GI heeft stappen gezet en is voortvarend te werk gegaan. In juli 2020 zijn de moeder en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] aangemeld bij het Omgangshuis en het Omgangshuis is nu klaar om te starten.

Door juist het tempo van de kinderen te volgen, heeft de GI bereikt dat de kinderen er nu wel aan toe zijn om het contact met hun moeder weer aan te gaan. Het hof complimenteert [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij zich nu openstellen voor een traject bij het Omgangshuis. De moeder doet dit niet, waardoor het traject niet kan starten. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling meerdere malen aan de moeder verzocht om hier wel aan mee te werken en de moeder voorgehouden wat anders de gevolgen kunnen zijn: dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich afgewezen zullen voelen en/of dat de moeder zelf de deur dichtdoet voor de kinderen. Dit heeft de moeder niet op de andere gedachten gebracht. De moeder laat kennelijk haar theorie van ouderverstoting de boventoon voeren en grijpt niet aan wat haar wordt geboden: op korte termijn samen werken aan contactherstel met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .

Onder deze omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis geplaatst dienen te blijven bij de vader: zij kunnen niet van de ene op de andere dag terugkeren naar de moeder. Zoals het hof hiervoor heeft uiteengezet, is daarvoor teveel gebeurd.

3.9.8.

Het hof drukt de moeder op het hart om te profiteren van de hulp die de GI haar en de kinderen biedt. Het is dankzij de GI, dit was de moeder zelf nog niet gelukt, dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weer openstaan voor contact met haar. Anders dan de moeder, ziet het hof geen concrete aanwijzingen voor ouderverstoting. Integendeel, beide kinderen staan open voor contactherstel en [minderjarige 2] onderhoudt zelf contact met de moeder. Het hof adviseert de moeder zich te richten op hetgeen écht belangrijk is: dat er weer contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot stand komt.

3.9.9.

Het hof zal de bestreden beschikking (en de herstelbeschikking) ook bekrachtigen voor zover het de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betreft.

4De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en A.M. Bossink en is op 25 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.