ECLI:NL:GHSHE:2021:604
public
2021-02-26T14:47:45
2021-02-26
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-02-25
000
Raadkamer
Beschikking
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:604
public
2021-02-26T14:44:44
2021-02-26
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:604 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 25-02-2021 / 000

Beschikking verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis.

Verzoeker is door twee feitelijke instanties veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf.

De wet biedt de rechter de mogelijkheid om bij een veroordelend vonnis voor een strafbaar feit waarvoor volgens de wet voorlopige hechtenis is toegelaten, voorlopige hechtenis te bevelen nu het veroordelend vonnis een zelfstandige grond oplevert voor de voorlopige hechtenis.

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht

[parketnummer hof]

[parketnummer 1e aanleg]

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. [datum] ingediend namens:

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

naam

[verdachte]

voornamen

[verdachte]

geboren

[datum en plaats]

wonende te

[postcode en plaats]

adres

[adres]

strekkende tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis;

Het hof heeft gehoord in raadkamer van dit hof de advocaat-generaal en de raadsman mr. R.D.A. van Boom.

Bij het hof is op [datum] binnengekomen een schriftelijk verzoek tot opheffing subsidiair tot schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte], nader te noemen verzoeker.

Het hof heeft de behandeling van het verzoek bepaald op heden [datum].

Het hof heeft kennis genomen van het dossier en uit het dossier blijkt, voor zover relevant, het navolgende.

Verzoeker is door de [rechtbank] op [datum] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht wegens, kort gezegd, mensenhandel.

Tegen dat vonnis is namens verzoeker hoger beroep aangetekend welk beroep door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is behandeld op [datum] en welke behandeling heeft geresulteerd in het arrest van [datum] waarbij verzoeker is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tevens is bij uitspraak op [datum] door het gerechtshof de gevangenneming van verzoeker bevolen. Dat bevel is afzonderlijk geminuteerd en is als volgt gemotiveerd:

“Dat de hiervoor bedoelde bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;

Uit de in voormeld arrest opgenomen bewezenverklaring blijkt van ernstige bezwaren jegens verdachte.

Het hof overweegt voorts het volgende:

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel. De verdachte heeft meegewerkt aan de nietsontziende, doortrapte manier waarop [medeverdachte] zich schuldig maakte aan een vorm van mensenhandel. Hij heeft op grote schaal mensen bewogen tot het verrichten van diensten, met het oogmerk van uitbuiting ten behoeve van financieel gewin. De slachtoffers zijn gebruikt als katvanger. Hun werden gouden bergen beloofd, ze werden gehuisvest en hun werd leefgeld betaald, niet uit menslievendheid, maar om hen te kunnen uitbuiten door aankopen te doen op afbetaling en telefoonabonnementen af te sluiten. Verdachte en zijn mededaders hebben zich daarbij niet bekommerd om de aanzienlijke schulden waarmee de slachtoffers zijn achtergebleven.

Gelet op het vorenstaande, zal het hof de gevangenneming van verdachte bevelen.”

Het bevel gevangenneming is voor tenuitvoerlegging vatbaar met ingang van [datum].

Tegen het arrest van het hof van [datum] is namens verzoeker beroep in cassatie ingesteld.

Verzoeker stelt dat zijn persoonlijke belangen op dit moment zwaarder dienen te wegen dan het maatschappelijk belang.

In een aanvulling op het verzoekschrift is namens verzoeker nog onder meer het navolgende gesteld:

“…de verdediging is overvallen door de (ambtshalve) beslissing tot gevangenneming van [datum].. Gevangenneming is niet door de advocaat-generaal gevorderd en daarover is in het geheel niet gesproken ter terechtzitting in hoger beroep. Op grond van art. 5 en 6 EVRM en in het bijzonder de rechtspraak van het EHRM daaromtrent waar het gaat om het door de verdediging kunnen reageren op (relevante) beslissingen van de rechter (zie bijv. het arrest van het EHRM van 30 oktober 1991 in de zaak Borgers tegen België) als onderdeel van art. 6 EVRM.

Dat geldt uiteraard te meer indien vrijheidsbeneming ex art. 5 EVRM op het spel staat en in het bijzonder nu voor cliënt feitelijk een belang bestaat om zijn recht op bewegingsvrijheid te kunnen uitoefenen zolang zijn schuld niet in rechte vaststaat. Dat belang is dat cliënt (nog altijd) vecht om zijn leven financieel recht te trekken na alle (financiële) ellende die hij ervaart als gevolg van zijn eigen (katvangers)rol ten opzichte van zijn [medeverdachte] welke rol tenminste op enig moment ook is onderkend door het Openbaar Ministerie. Cliënt wenst in staat te zijn om regelingen te treffen vóór het moment dat hij vast moet komen te zitten. Gezien het wettelijke stelsel- in het bijzonder de onschuldpresumptie- én de omstandigheden van deze zaak- in het bijzonder het tijdsverloop van 10 jaren (!)- valt geen (rechtvaardig) belang in te zien waarom cassatie niet zou kunnen worden afgewacht.”

Het hof overweegt als volgt.

Verzoeker is door twee feitelijke instanties veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor, kort gezegd, mensenhandel. De wet biedt de rechter de mogelijkheid om bij een veroordelend vonnis voor een strafbaar feit waarvoor volgens de wet voorlopige hechtenis is toegelaten, voorlopige hechtenis te bevelen nu het veroordelend vonnis een zelfstandige grond oplevert voor de voorlopige hechtenis. Het gerechtshof heeft gelet op de motivering die ten grondslag is gelegd aan het bevel gevangenneming gemeend dat voorlopige hechtenis thans gerechtvaardigd is gelet op de veroordeling en de aan verzoeker opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat de gevangenneming niet ter terechtzitting gevorderd is door de advocaat-generaal en dat de verdediging overvallen is door het ambtshalve gegeven bevel doet niet af aan de bevoegdheid van de zittingsrechter om een dergelijk bevel ambtshalve te verlenen. De wet voorziet in artikel 77 van het Wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk in het horen van verzoeker zodra hij is opgenomen in de plaats waar de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan. Dat horen dient plaats te vinden binnen 24 uur. Derhalve is voorzien in de mogelijkheid voor verzoeker en zijn raadsman om hun standpunten met betrekking tot het bevel gevangenneming kenbaar te maken.

Dat verzoeker nog niet is gehoord komt omdat verzoeker zich tot op heden onttrekt aan het bevel gevangenneming en derhalve voortvluchtig is.

Met betrekking tot het verzoek tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt.

Verzoeker is door een daartoe bevoegde rechter veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Niet is gebleken dat het arrest van het hof van [datum] evident feitelijk en of juridisch onjuist is. Daardoor komt de vrijheidsbeneming te rusten op artikel 5 lid 1 sub a van het EVRM. Dat heeft onder meer tot gevolg dat het recht om de berechting in vrijheid af te wachten niet zonder meer nog langer van toepassing is. Daaraan doet niet af dat het arrest nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.

Naar het oordeel van het hof is het, gelet op hetgeen jegens verzoeker bewezen is verklaard en gelet op de aan verzoeker opgelegde langdurige vrijheidsstraf thans opportuun om verdachte in hechtenis te nemen. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten zouden zijn gepleegd thans tien jaar of langer geleden.

Op grond van het voorgaande wijst het hof het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

Voor wat betreft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt.

Na een veroordeling door een daartoe bevoegde rechter, van welke veroordeling niet gezegd kan worden dat deze evident feitelijk en of juridisch onjuist is, is naar het oordeel van het hof schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het hof ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of hetgeen namens verzoeker naar voren is gebracht voldoende zwaarwichtig is om het persoonlijk belang te laten prevaleren boven het maatschappelijk belang. Kort gezegd komt het persoonlijk belang erop neer dat verdachte zijn leven op orde wil brengen. Het hof ziet daarin niet een zodanig zwaarwichtig belang dat het maatschappelijk belang daarvoor dient te wijken.

Nu er geen bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden zijn aangevoerd en het hof ook anderszins niet van het bestaan ervan is gebleken zal het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

Alles overziend wijst het hof het verzoek af.

BESCHIKKENDE

Wijst af het ingediende verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;

Wijst af het ingediende verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;

Aldus gedaan op 25 februari 2021 door mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld, griffier.

Fiat betekening en tenuitvoerlegging:

's-Hertogenbosch,

De advocaat-generaal,

Gezien d.d.

De directeur van