ECLI:NL:GHSHE:2021:765
public
2021-03-22T10:24:11
2021-03-17
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-03-17
20-002458-18
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2018:6807, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2021-0244
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:765
public
2021-03-17T12:24:48
2021-03-17
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:765 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 17-03-2021 / 20-002458-18

Verkrachting en bedreiging van een jonge vrouw op 9 december 2016 in Oostrum. Deze delicten zijn gepleegd tijdens het tbs-verlof van de verdachte. Aan de verdachte is eerder een tbs-maatregel opgelegd voor een andersoortig feit. Het hof legt een gevangenisstraf op van 45 maanden met aftrek van voorarrest en daarnaast de tbs-maatregel met dwangverpleging. Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij.

Parketnummer : 20-002458-18

Uitspraak : 17 maart 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 juli 2018 in de strafzaak met parketnummer 03-659098-17 tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag en -maand] 1983,

thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort weergegeven – verkrachting (feit 1) en bedreiging met een levensdelict, althans met zware mishandeling (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 34.463,68, bestaande uit € 27.963,68 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering is voor het overige deels afgewezen en deels is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de verdachte veroordeeld in de proces- en executiekosten aan de zijde van de benadeelde partij, begroot op nihil. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Namens de verdachte is op 24 juli 2018 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van het rapport van dr. [deskundige 1] d.d. 18 januari 2020, behoudens de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] en, in zoverre opnieuw rechtdoende, ten aanzien van een aantal posten andersluidend zal beslissen en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair is de vordering ten aanzien een aantal posten inhoudelijk betwist en verzocht deze af te wijzen of niet ontvankelijk te verklaren.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Voorwaardelijk verzoek tot het horen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] als getuige

Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, herhaaldelijk en laatstelijk bij voorwaardelijk verzoek op de terechtzitting d.d. 17 februari 2021, heeft de verdediging verzocht aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] te (doen) ondervragen. De rechtbank en het hof hebben de verzoeken eerder afgewezen.

Het hof wijst dit verzoek wederom af, omdat (nog steeds) het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de aangeefster door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht. Deze beslissing wordt, net als de beslissingen op de overige voorwaardelijke verzoeken, bij de bewijsoverwegingen nader toegelicht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oostrum in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer/benadeelde partij] , welk(e) geweld en/of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,

- (afwisselend) achter en/of naast die [slachtoffer/benadeelde partij] is gaan en/of blijven fietsen en/of die [slachtoffer/benadeelde partij] (dreigend) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Dit is een overval" en/of "Ik wil niets van je hebben, ik wil wat dingen van je weten" en/of "Ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks" en/of

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als zij zich stil zou houden en/of mee zou werken en/of dat zij het straatje rechts na het viaduct moest pakken en/of toen zij halverwege het straatje was gefietst, dat zij nu moest stoppen en/of

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd of zij hem wilde (tong)zoenen en - toen zij dit weigerde - (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat hij haar zou steken als zij hem dat niet zou geven en/of tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd "doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan" en/of

- zijn, verdachtes, armen om die [slachtoffer/benadeelde partij] heen heeft geslagen en/of gehouden en/of

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar telefoon uit moest zetten en/of dat zij de voorlamp van haar fiets uit moest maken en/of "Als je niet meewerkt, dan prik ik door" en/of

- de broek van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft losgemaakt en/of met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] is gegaan en/of

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst seks had gehad en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten en/of haar mond open moest doen en/of tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd: "Met je tongetje, dit is geen zuigen." en/of (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of

- zijn, verdachtes, billen en/of anus in/tegen het gezicht van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft geduwd en/of tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] (dreigend) heeft gezegd dat zij daar moest likken en/of toen die [slachtoffer/benadeelde partij] zei, dat zij dat niet wilde, (dreigend) tegen haar heeft gezegd dat zij moest likken, anders zou hij, verdachte, het mes pakken en/of

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst was klaargekomen en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij in de berm en/of struiken moest gaan liggen en/of

- de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] omlaag heeft gedaan en/of

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar ging laten klaarkomen en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] moest zeggen dat zij het lekker vond en/of hoe lekker zij het vond en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] haar telefoon moest afgeven, zodat zij de politie niet kon bellen en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] moest kiezen tussen de telefoon afgeven en seks en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] mee moest komen naar het einde van het straatje en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] kon kiezen of hij, verdachte, in kaar kut, kont of mond seks zou hebben;

2.

hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oostrum in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, [slachtoffer/benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] gezegd dat er zo nog twee negers zouden komen die haar helemaal uit zouden komen wonen en/of dat hij, verdachte, haar ID-kaart had en dat zij niks mocht zeggen, want hij, verdachte, wist haar te vinden en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] niks mocht zeggen, anders zou hij, verdachte, haar door haar kop schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij op 9 december 2016 te Oostrum in de gemeente Venray door een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer/benadeelde partij] , welke andere feitelijkheid en bedreiging met geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid hierin hebben bestaan dat hij, verdachte,

- (afwisselend) achter en naast die [slachtoffer/benadeelde partij] is gaan en blijven fietsen en die [slachtoffer/benadeelde partij] (dreigend) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Dit is een overval" en "Ik wil niets van je hebben, ik wil wat dingen van je weten" en "Ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks" en

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als zij zich stil zou houden en mee zou werken en dat zij het straatje rechts na het viaduct moest pakken en toen zij halverwege het straatje was gefietst, dat zij nu moest stoppen en

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd of zij hem wilde (tong)zoenen en - toen zij dit weigerde - (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat hij haar zou steken als zij hem dat niet zou geven en tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd "doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan" en

- zijn, verdachtes, armen om die [slachtoffer/benadeelde partij] heen heeft geslagen en gehouden en

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij haar telefoon uit moest zetten en dat zij de voorlamp van haar fiets uit moest maken en "Als je niet meewerkt, dan prik ik door" en

- de broek van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft losgemaakt en met zijn, verdachtes, hand in de broek en onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] is gegaan en

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst seks had gehad en (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten en haar mond open moest doen en tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd: "Met je tongetje, dit is geen zuigen." en (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft vastgepakt en vastgehouden en

- zijn, verdachtes, billen en anus in/tegen het gezicht van die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft geduwd en tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] (dreigend) heeft gezegd dat zij daar moest likken en toen die [slachtoffer/benadeelde partij] zei, dat zij dat niet wilde, (dreigend) tegen haar heeft gezegd dat zij moest likken, anders zou hij, verdachte, het mes pakken en

- aan die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst was klaargekomen en (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat zij in de berm en struiken moest gaan liggen en

- de broek en de onderbroek van die [slachtoffer/benadeelde partij] omlaag heeft gedaan en

- (dreigend) tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar ging laten klaarkomen en dat die [slachtoffer/benadeelde partij] moest zeggen dat zij het lekker vond en hoe lekker zij het vond en dat die [slachtoffer/benadeelde partij] haar telefoon moest afgeven, zodat zij de politie niet kon bellen en dat die [slachtoffer/benadeelde partij] moest kiezen tussen de telefoon afgeven en seks en dat die [slachtoffer/benadeelde partij] mee moest komen naar het einde van het straatje en dat die [slachtoffer/benadeelde partij] kon kiezen of hij, verdachte, in kaar kut, kont of mond seks zou hebben;

2.

hij op 9 december 2016 te Oostrum in de gemeente Venray [slachtoffer/benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer/benadeelde partij] gezegd dat hij, verdachte, haar ID-kaart had en dat zij niks mocht zeggen, want hij, verdachte, wist haar te vinden en/of dat die [slachtoffer/benadeelde partij] niks mocht zeggen, anders zou hij, verdachte, haar door haar kop schieten.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen 1

Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2016 (pg. 40-42 politiedossier), voor zover inhoudende als het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

(pg. 40)

Op 9 december 2016, omstreeks 20.47 uur, werden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , door de Centrale Meldkamer Limburg gestuurd naar de [adres] . De melder betrof de bewoner van voornoemd adres welke op het moment in Eindhoven was. Door de centralist van de Centrale Meldkamer Limburg werd de navolgende melding van melder genoteerd:

"melder geeft aan dat zijn dochter in Venray bedreigd is geworden en seksueel lastiggevallen zou worden. (…) Graag politie op woonadres daar dochter geheel overstuur is. Deze persoon heeft dochter met de dood bedreigd en heeft een mes laten zien."

Op voornoemde datum, omstreeks 21:19 uur, kwamen wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , ter plaatse aan de [adres] . De deur werd geopend door, naar later bleek, slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] [het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij]]. Bij binnenkomst zagen wij dat [slachtoffer/benadeelde partij] huilde. Hierop zijn we naar de woonkamer gegaan en hebben we gevraagd wat er precies gebeurd is.

Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , hoorden [slachtoffer/benadeelde partij] vervolgens het navolgende verhaal vertellen:

[slachtoffer/benadeelde partij] was vanavond met de fiets van haar werk afgekomen. Zij werkte bij [bedrijf] aan de [adres] . (…) Toen zij vanuit de wijk Landweert de Stationsweg op was gedraaid had zij op een gegeven moment gemerkt dat er een man achter haar aan fietste. Deze man was vervolgens langs haar komen fietsen, was haar toen voorbijgefietst en was vervolgens weer achter haar gaan fietsen. (…) De man, die op de Stationsweg achter haar was komen fietsten, fietste nog steeds achter haar aan.

Ongeveer 200 meter voorbij het station, in de richting van Oirlo, is er een viaduct over de Oirloseweg. Meteen achter dit viaduct ligt aan de rechterzijde van de weg de Hulstweg. Dit betreft een zandweg welke een verbinding vormt tussen de Oirloseweg en Newtonstraat. Op de kruising van de Oirloseweg met de Hulstweg staat een lantaarnpaal. De Hulstweg zelf betreft een zandweg waar het 's avonds na zonsondergang erg donker is. Aan de Hulstweg is geen wegverlichting aanwezig.

(pg. 41)

De man, die achter [slachtoffer/benadeelde partij] aan fietste over de Stationsstraat in Oostrum, was onder voornoemd viaduct over de Oirloseweg naast haar komen fietsen. Hij had vervolgens tegen haar gezegd dat dit een overval was, dat hij een mes bij zich had, dat zij na het viaduct meteen rechts de Hulstweg in moest fietsen en als zij precies zou doen wat hij van haar vroeg, dan zou haar niets gebeuren. [slachtoffer/benadeelde partij] was vervolgens op aanwijzen van de man rechts de Hulstweg in gefietst. Op de Hulstweg had zij nog ongeveer 50 meter door moeten fietsen en vervolgens af moeten stappen. De man was vervolgens ook van zijn fiets gestapt. Hij had haar vervolgens eerst bij de borsten gepakt, daarna had hij haar proberen te kussen, vervolgens had hij haar broek open gemaakt en had hij haar gevingerd, daarna had zij hem moeten pijpen en vervolgens was hij met zijn penis in haar vagina gedrongen. Tijdens het binnendringen van de vagina had hij geen condoom om gehad. Dit alles was zonder haar toestemming gebeurd. Zij had dit echter ondergaan, omdat zij erg bang was dat hij haar wat aan zou doen, aangezien hij had gedreigd met een mes. Zij gaf wel aan dat zij niet heeft gezien of hij ook daadwerkelijk een mes bij zich had.

Ik, [verbalisant 2] , zag dat de broek van [slachtoffer/benadeelde partij] ter hoogte van haar rechterknie, bevuild was met zand. Hierdoor kreeg ik, [verbalisant 2] , de indruk dat [slachtoffer/benadeelde partij] recentelijk op haar knieën in het zand had gezeten. Onderwijl zagen wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , wel aan haar dat [slachtoffer/benadeelde partij] op momenten emotioneel werd en huilde. Wij zagen dan dat haar de tranen over de wangen rolde. Wij vroegen of [slachtoffer/benadeelde partij] zich gedoucht had, waarop zij “nee, ik heb zelfs de kleren nog aan” antwoordde. (…) [slachtoffer/benadeelde partij] vertelde ons dat zij de man, die haar had verkracht, nog nooit eerder had gezien. [slachtoffer/benadeelde partij] had op de tafel een bankpasje, een ov-chipkaart en drinkfles klaarliggen. Zij vertelde ons dat haar verkrachter deze spullen had aangeraakt. Met de drinkfles, waar nog wat water in zat, had hij haar na afloop van de verkrachting de vagina gewassen.

Ik, [verbalisant 1] , reed samen met [slachtoffer/benadeelde partij] (…) naar het plaats delict. (…) Tijdens de autorit hoorde ik, [verbalisant 1] , [slachtoffer/benadeelde partij] vertellen dat ze de verdachte moest pijpen. Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] zichtbaar emotioneel was. Ik hoorde [slachtoffer/benadeelde partij] vertellen dat de verdachte had gezegd dat hij een mes had en als ze mee zou werken dat er dan niets zou gebeuren en dat ze het mes niet had gezien.

(pg. 41 en 42)

Ik hoorde [slachtoffer/benadeelde partij] zeggen dat ze tijdens het gepleegde feit, twee fietslampjes voorbij had zien komen op de zandweg waar het was gebeurd, dus die zouden getuigen kunnen zijn geweest.

(pg. 42)

Ongeveer honderd meter voor de linker afslag van de Hulstweg, hoorde ik, [verbalisant 1] , [slachtoffer/benadeelde partij] zeggen: “Hier is het.” Ik zag haar met de vinger wijzen in de richting van de Hulstweg. We liepen aan de linkerzijde door de berm over de Hulstweg. Ik hoorde [slachtoffer/benadeelde partij] zeggen dat ze hier op deze zandweg aan de rechterzijde in de berm had gelegen. (…) Ik zag dat [slachtoffer/benadeelde partij] na ongeveer 30 meter een plek aanwees. (…) Ik, [verbalisant 1] , hoorde [slachtoffer/benadeelde partij] zeggen dat ze hier gevingerd was en dat ze bij het betonblok gepenetreerd was door de penis van de verdachte. Ik, [verbalisant 1] , zag dat ze wees naar een groot betonblok die lag aan het einde van de Hulstweg.

2. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 10 december 2016, te 01:30 uur (pg. 103-107 politiedossier), voor zover inhoudende de weergave van het gesprek met [slachtoffer/benadeelde partij] :

(pg. 103)

Wat is er globaal gebeurd?

Betrokkene verklaarde dat:

- ik fietste van mijn werk in Venray naar huis;

- ergens op de Stationsweg merkte ik dat een man mij voorbijfietste, achter mij fietste, naast mij fietste;

- ik fietste over de Oirloseweg, onder het viaduct fietste de man naast mij;

- (…)

- die man kwam naast mij fietsen;

- hij zei: "dit is een overval";

- hij zei: "ik wil niets van je hebben, ik wil iets van je weten";

- ik moest toen rechtsaf een straatje in voor fietsers en voetgangers;

- de man zei: "ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks";

- (…)

- hij vroeg een kusje;

- ik zei dat ik dat niet wilde;

- hij zei als je mij dat niet geeft, dan steek ik jou;

(pg. 104)

- toen moest ik hem zoenen met tong;

- hij heeft mij gevingerd;

- hij vroeg wanneer ik voor het laatst klaar was gekomen;

- ik moest gaan liggen in de berm daar;

- toen vroeg hij of het lekker was;

- ik zei dat het pijn deed;

- (…)

- toen begon hij erover dat hij mijn telefoon wilde hebben zodat ik de politie niet kon bellen;

- (…)

- ik moest kiezen tussen de telefoon afgeven en seks;

- ik heb hem ook moeten pijpen;

- (…)

- - ik moest toen kiezen of hij in mijn kut, kont of mijn mond seks kon hebben;

- (…)

- hij zei dat hij mijn ID-kaart had en dat ik niets mocht zeggen want hij wist me te vinden;

- later zag ik dat hij mijn ID-kaart niet had;

- ik mocht niks zeggen anders schoot hij mij door mijn kop;

- hij had een oudere telefoon. Volgens mij geen touchscreen. Hij werd toen gebeld maar het kan ook zijn dat zijn alarm afging.

(pg. 105)

V: Had hij schaamhaar?

A: Ja, ik voelde namelijk haren. Hij was ook klein geschapen.

V: Hoe weet je dat hij klein geschapen was?

A: Ik kreeg hem zonder problemen in mijn mond. Hij hield mijn hoofd nog vast tijdens

het pijpen zodat hij dieper kon gaan en ik niet kon wegtrekken.

V: Wat kun je ons verder nog vertellen?

A: (…) Ook vroeg die man aan mij of ik iets te drinken bij me had. Ik heb hem toen een flesje water gegeven wat ik bij me had. Met dat water heeft die man mij nog van onderen, bij mijn vagina gewassen. Hij deed dit met zijn blote handen.

3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2016 (pg. 109-117 politiedossier), voor zover inhoudende een weergave van het verhoor van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] :

(pg. 109)

Het verhoor vindt plaats in de vorm van vraag en antwoord.

V: Vraag verbalisanten

A: Antwoord aangeefster

O: Opmerking verbalisanten

O: We gaan vandaag de aangifte opnemen van hetgeen jou vrijdag 9 december 2016 is overkomen.

V: Kun je in je eigen woorden vertellen van welk strafbaar feit je vandaag aangifte doet?

A: Ik ben bedreigd met een mes, ik weet niet zeker of er een mes was maar die man zei dat hij een mes had. Verder heb ik seksuele handelingen met die man moeten doen, heeft hij me gevingerd, heb ik hem moeten pijpen en aan zijn kont moeten likken en is hij in me geweest, vaginaal, en dat wilde ik niet.

(pg. 110)

V: Wanneer was jouw laatste seksuele vrijwillige contact?

A: Volgens mij begin november van dit jaar.

(…)

V: Vertel eens hoe je dag van vrijdag 9 december 2016 is begonnen en verder verlopen?

A: (…) Ik had dienst van 11:00 uur tot 19:30 uur. (…) Om 19.55 uur fietste ik de wijk Landweert uit, de Stationsweg op. (…) Ik merkte dat er iemand achter mij fietste. Ik weet niet precies vanaf waar. Ergens halverwege de Stationsweg zit een hoge drempel en daar begon het me te irriteren. Die persoon die fietste half achter mijn achterwiel. Soms aan de linkerzijde en soms aan de rechterzijde. Een stukje na die drempel, kort voor de bocht, kwam hij midden op de weg naast mij fietsen. Ik fietste op het fietspad. Toen zag ik volgens mij ook pas voor het eerst dat het een man was. (…) Toen ging deze man weer achter mij fietsen. Ik ging toen vanuit de Stationsweg, rechtsaf de Oirloseweg in. Die man fietste in eerste instantie langzaam en slingerend rechtdoor in de richting van de bebouwde kom van Oostrum.

(pg. 111)

Bij het viaduct kwam die eerdergenoemde man naast me fietsen. Ik had niet in de gaten gehad dat hij weer achter mij zat. Ik weet zeker dat het dezelfde man was want het voorste fietslampje zag er hetzelfde uit.

(…)

V: Als je de man het eerst ziet op de Stationsweg. Wat zie je dan?

A: Een man met een donkere jas en een muts op.

(…)

V: Dan komt die man naast je fietsen onder het viaduct. Wat zie je dan?

A: Hij komt naast me fietsen en ik herken dus die lamp. Ik zie weer die donkere jas en die muts. Ik heb zelf een jas waarvan het stof bestaat uit kleine vierkantjes met ribbeltjes. De jas van de man voelde net als de jas van mij met die vierkantjes. Op de linkerborst zat een lichtkleurig logo en volgens mij zat er een driehoek in. Ook had die jas een rits. Dit heb ik pas gezien op die landweg want telkens als er iemand langs kwam, duwde hij mijn gezicht tegen zijn schouder en zag ik dat logo.

V: We zitten nog steeds onder het viaduct. Wat gebeurt er dan?

A: Hij zei toen tegen mij dat het een overval was en dat ik me geen zorgen hoefde te maken want hij wilde niks van me. Hij zei dat hij een mes had en dat er niets zou gebeuren als ik mij stil zou houden en mee zou werken. Hij zei dat ik het straatje rechts na het viaduct moest pakken.

V: Dan ga je rechtsaf achter het viaduct. Wat gebeurt er dan?

A: (…) Ondertussen ben ik rechts dat straatje in gefietst waarin alleen fietsers en voetgangers mogen gaan. Dit is een modderig pad. (…) Ongeveer halverwege het straatje moest ik stoppen. (…) Hij vroeg om een kusje. Ik zei toen nee''. Hij zei toen, doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan. Dat moest een kusje met tong zijn. Dat heb ik toen ook gedaan. (...) Volgens mij had hij toen zijn fiets al ergens gezet want hij had twee armen om mij heen. Hij was niet weggelopen dus ik denk dat hij zijn fiets daar ergens op die weg heeft laten staan. Hij heeft toen ook nog tegen mij gezegd dat ik mijn voorlamp moest uitmaken en dat heb ik toen ook gedaan. Toen heb ik mijn fiets ook neergezet.

(pg. 112)

Ik weet nog dat hij beide armen om mij heen had en dat ik nog heb geprobeerd om hem van mij af te duwen. Hij dreigde toen weer met dat mes. Hij zei toen letterlijk: "als je niet meewerkt dan prik ik door". Hij heeft toen mijn broek losgemaakt. Hij deed dit met een hand, met zijn linkerhand want zijn rechterhand hield hij nog om mij heen. Hij is met zijn hand in mijn broek gegaan. Hij dacht eerst nog dat ik geen onderbroek aan had. Hij zei dat namelijk. Ik denk dat hij hem niet voelde. Ik zei dat ik wel een onderbroek aan had. Hij is toen met zijn linkerhand in mijn onderbroek gegaan. Wij stonden toen ergens halverwege dat straatje aan de rechterzijde aan de kant van de snelweg. Hij ging met zijn vinger of vingers half in mijn vagina en over mijn clitoris. Toen vroeg hij wanneer ik voor het laatst seks had gehad.

(…)

V: Wat had hij voor soort mes?

A: Ik heb het mes niet gezien maar hij bleef er mee dreigen en dacht eigenlijk dat ik wel wilde blijven leven.

V: Hoe stopt dat vingeren?

A: Hij trok zijn hand uit mijn broek en zei dat ik op mijn knieën moest gaan zitten en mijn mond open moest doen. Ik moest van hem gaan zuigen en blijkbaar deed ik dat niet goed genoeg want hij zei nog: "met je tongetje, dit is geen zuigen". Ik heb niets gezegd, ben op mijn knieën gaan zitten en heb hem gepijpt. Ik heb nog een paar keer teruggetrokken omdat ik geen lucht kreeg. Hij heeft een paar keer met zijn hand achter op mijn hoofd geduwd om mij verder te laten gaan. Hij had geen erectie, of een halve. In ieder geval niet helemaal.

V: (…)

A: (…) Hij heeft zijn penis in mijn mond gestopt. (…) Ik zat dus op mijn knieën met mijn mond open. Ik heb gelijk mijn mond open gedaan toen hij dat zei. Hij heeft zelf zijn penis in mijn mond gestopt. (…) Hij kwam net tegen mijn huig aan, want ik moest kokhalzen. Volgens mij had hij zich niet gewassen. Het smaakte heel vies, het smaakte bitter. Hij had vrij lang schaamhaar. Ik voelde dat tegen mij neus en lippen.

V: Hoe stopt dat pijpen?

A: Hij trok zich terug. Ik denk dat hij een stap achteruit deed. Tijdens het pijpen zei hij nog dat ik harder moest zuigen met mijn tongetje want wat ik deed was geen

zuigen. Hij draaide zich om en bukte zich en duwde zijn kont in mijn gezicht en zei dat ik moest likken.

(pg. 112 en 113)

Dat deed ik eerst niet en toen zei hij dat ik moest likken en anders zou hij het mes pakken.

(pg. 113)

Pauze: 15:41-16:13 uur

O: Voor de pauze zijn we heel erg kritisch geweest naar je. We hebben geprobeerd om onduidelijkheden voor ons duidelijk te krijgen. We hebben je ook uitgelegd waarom we dat doen.

V: Gaat het nu weer een beetje?

A: Ja

V: We waren gebleven bij het moment dat die man zich omdraaide en dat hij aan je vroeg om zijn kont te likken. Vertel daar eens verder?

A: Ik moest zijn kont likken en dat wilde ik niet. Toen dreigde hij met het mes en toen deed ik het wel. (…) Het smaakte heel vies. Ook bitter net als zijn penis. Ik moest hem aan de anus likken.

V: Hoe dreigde hij met dat mes?

A: Hij zei dat al ik zou meewerken er niets zou gebeuren. (…) Ik had me er toen al bij neergelegd dat ik dat moest doen want ik was bang voor dat mes. Voor mijn

gevoel zou hij mij anders neersteken.

V: Hoe wist je dat je zijn anus moest likken?

A: Ik voelde dat ribbeltje, de kringspier.

V: Hoe stond hij dan?

A: (…) Dit duurde maar heel even 2 of 3 keer likken. Echt maar een paar seconden. Hij draaide zich toen om. Hij vroeg toen aan mij wanneer ik voor het laatst was klaargekomen. (…) Toen zei hij dat ik daar in de berm/struiken moest gaan liggen. Ik moest toen opstaan en een stukje verder in de berm gaan liggen. Ik lag toen plat op mijn rug. Hij heeft toen ook mijn broek en onderbroek een stukje omlaag getrokken. Dat was tot op mijn knieën. (…) Ik lag met mijn benen een beetje opgetrokken en opengeklapt en hij zat op zijn hurken in de buurt van mijn voeten. Hij ging mij toen vingeren en zei dat hij me ging laten klaarkomen. Volgens mij deed hij dat met meerdere vingers. Hij vroeg ook of ik het lekker vond. Ik heb toen gezegd dat het pijn deed. Het deed ook echt veel pijn daarom denk ik ook dat hij het met meerdere vingers deed. Hij deed zijn vinger/vingers ook echt diep in mijn vagina.

Ergens rondom dat ik die man moest kussen, had hij nog mijn jas losgemaakt en heeft hij me met een hand in een bil geknepen en met de andere hand in mijn rechterborst geknepen. Dit deed hij over mijn broek en bij mijn borst over mijn shirt maar onder mijn vest. Dit was dus ergens in het begin. We stonden toen dus ergens halverwege dat pad.

(pg. 113 en 114)

Ook zijn er nog ergens mensen langs gefietst toen wij daar waren. (…). Ik weet dat die man op dat moment mijn hoofd pakte en tegen zich aan duwde ter hoogte van zijn schouder en zei dat we net moesten doen of we vriendje en vriendinnetje zijn waren of dat we bij elkaar hoorden.

(pg. 114)

V: Hoe komt het dat je niet om hulp hebt geroepen toen die fietsers langs kwamen?

A: Ik was bang voor dat mes. Ik durfde geen risico te nemen. (…) Ik zag dat hij een oud model telefoon had. (…) Het was in elk geval geen smartphone.

V: Wat gebeurt er na het vingeren?

A: Hij stopte en ik moest opstaan en hij stond ook op. Hij zei toen dat hij nog een ding van me wilde hebben. Hij vroeg toen om een pasje waar mijn naam op stond. Ik heb hem toen mijn ov-chipkaart gegeven. Toen vroeg hij nog een pasje waarop mijn naam en adres zou staan. Ik heb hem toen nog mijn bankpas van de ING-bank gegeven. (…) Ook wilde hij mijn telefoon hebben maar dat wilde ik niet. (…). Hij zei dat ik kon kiezen tussen mijn telefoon of seks hebben. Ik koos toen voor seks omdat ik dacht dat als hij mijn telefoon zou hebben hij mij alsnog zou pakken.

V: (…)

A: (…) Ik moest meekomen naar het einde van het straatje waar die betonnen paal staat. (…) Hij is mij toen gaan vingeren en vroeg of ik het lekker vond en hoe lekker ik het vond. (…) Toen moest ik opstaan en met mijn hand vooruit gestrekt tegen die betonnen paal aan leunen. net daarvoor zei hij nog dat ik kon kiezen tussen mond, kont of kut. (…) Toen was mijn broek helemaal op mijn enkels. (…) Ik stond toen met de rug naar hem toe. Hij heeft toen met zijn vingers zijn penis in mijn vagina geduwd. Hij had nog steeds geen stijve penis. Hij zei toen ook dat ik niet eens een man stijf kon krijgen. Ik voelde niet zoveel. Hij vroeg of ik hem in me voelde en heb gezegd dat ik dacht van wel.

(pg. 114 en 115)

Hij vroeg of ik iets te drinken bij me had. Ik ben toen met de broek op mijn knieën naar mijn tas gelopen die naast mijn fiets stond. Dit waren denk ik hooguit 4 stappen. In mijn tas had ik een flesje water en dat heb ik hem toen gegeven. Hij heeft toen van achteren water over mijn onderrug/ bovenkant billen gegoten wat vervolgens langs mijn billen liep en toen heeft hij met zijn blote hand mij van onderen gewassen. Ook ging hij daarbij in mijn vagina. Toen mocht ik mijn broek omhoog doen en gaan. Dat flesje water heb ik nog in mijn tas gestopt. Ik ben toen op mijn fiets gestapt en naar huis gegaan.

(pg. 115)

V: (…)

A: (…) Ik heb op enig moment van die man mijn telefoon helemaal uit [moeten] zetten. (…) Ik kan nog zeggen dat toen ik van die man mocht gaan dat hij me vroeg aan wie ik dit zou gaan vertellen. Ik zei toen, niemand. Die man zei toen nog dat als ik het aan iemand zou vertellen hij me door mijn kop zou schieten.

(pg. 116)

V: Wat heeft hij allemaal tegen jou gezegd dat je dit hebt gedaan?

A: Dat hij zei dat hij een mes had en dat hij mijn naam op mijn pasje had kunnen lezen en [slachtoffer/benadeelde partij] is een niet veel voorkomende naam en hij wist mijn woonplaats.

V: Zijn er nog dingen die we vergeten zijn te vragen of die je nog wilt vertellen?

A: (…) Zijn telefoon heeft nog een kort geluid gemaakt en toen zei hij dat dit zijn back-up was. Dat het 2 negers waren die zo ook nog zouden komen en mij helemaal uit kwamen wonen.

4. Een geschrift, te weten een Onderzoeksrapportage behorende bij de onderzoeksset zedendelicten (pg. 176-183 politiedossier), voor zover inhoudende:

(pg. 177)

Dit onderzoek wordt verricht door forensisch arts/geneeskundige [deskundige 2]

Datum: 09-12-2016

Tijd: 23.30 uur

(pg. 178)

Algemene informatie slachtoffer

[slachtoffer/benadeelde partij]

Informatie over het delict

De penis werd vaginaal en oraal ingebracht waarbij geen condoom werd gebruikt.

Er werd gelikt/gezoend. Locatie: mond.

(pg. 179)

Informatie omtrent seksueel contact voorafgaand aan het delict

Geen vaginaal geslachtsverkeer in laatste 7 dagen voor het delict

Geen oraal geslachtsverkeer in laatste 48 uur voor delict

Gebeurtenissen na het delict

Na het delict geen geslachtsgemeenschap gehad.

Verdachte heeft slachtoffer met zijn handen en water gewassen.

(pg. 181)

Vagina bemonsterd:

- Buitenste schaamlippen  swab nr(s): 6

- Binnenste schaamlippen  swab nr(s): 7

- Diep vaginaal  swab nr(s): 8

(pg. 183)

Identiteitszegel ZAAC8175NL

5. Een geschrift, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Oostrum (Li) op 9 december 2016 (pg. 191-195 politiedossier), voor zover inhoudende:

(pg. 191)

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

Bemonstering

Microscopisch spermacellen waargenomen

(…)

(…)

(…)

Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als

Buitenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#06

Binnenste schaamlippen

Ja

ZAAC8175NL#07

Diep vaginaal

Ja

ZAAC8175NL#08

(pg. 192)

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

SIN

Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans DNA-profiel

ZAAC8175NL#06 (buitenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend vanwege het resultaat van ZAAC8175nl#07

ZAAC8175NL#07 (binnenste schaamlippen)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Kleiner dan 1 op 1 miljard

(pg. 193)

ZAAC8175NL#08 (diep vaginaal)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend

ZAAC8175NL#08 (diep vaginaal)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend

ZAAC8175NL#08 (diep vaginaal)

DNA-mengprofiel

- slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij]

- [verdachte] (sperma)

Niet van toepassing

Niet berekend

6. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 december 2016 (pg. 196-198 politiedossier), voor zover inhoudende een weergave van het verhoor van de getuige [getuige] :

(pg. 196)

V: Kun je mij vertellen wat je gisteren hebt gedaan?

A: Ik ben gisteren op vrijdag 09 december 2016 gaan fitnessen in Oostrum bij Diofit. (…) Dan fiets ik via de rotonde de Newtonstraat op. Via deze straat ga ik dan via

het zandpad naar de Oirloseweg.

Opmerking verbalisant

Met zandpad bedoeld de getuige de Hulstweg, de verbinding tussen de Oirloseweg en de Newtonstraat dit is een zandpad.

Ik ben op vrijdag 9-12-2016 omstreeks 20.00 uur misschien 2 minuten over 20.00 uur vertrokken van thuis. De laatste keer dat ik op de klok keek was het 19.56 uur.

(…)

Toen ik net het zandpad op reed, zag ik 2 rode lichten in het midden van het zandpad.

Ik dacht toen dat het fietsen of brommers zouden zijn. Toen ik het zandpad op reed zag ik dat er 2 mensen stonden bij de fietsen. (…) Niet ver uit elkaar in ieder geval.

7. Het proces-verbaal historische telefoongegevens d.d. 17 maart 2017 (pg. 283 en 284 politiedossier), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(pg. 283)

Het slachtoffer verklaarde dat de mobiele telefoon van de verdachte tijdens het feit geluid had gemaakt.

Door verdachte [verdachte] werd aangegeven dat hij gebruik maakte van de door de tbs-kliniek toegewezen mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .

(pg. 284)

Uit onderzoek van de gevorderde en ontvangen historische verkeersgegevens van genoemde telefoonnummers bleek dat:

op 9 december 2016 te 20:21:47 uur werd ingebeld op de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (verdachte) door telefoonnummer [telefoonnummer 2] .

op 9 december 2016 te 20:21:47 uur straalde het toestel met het nummer [telefoonnummer 1] (verdachte) de mast, KPN-348014891, op de Stationsweg 124 B, 5807 AD, Oostrum. (Dit betreft het moment dat werd ingebeld door telefoonnummer [telefoonnummer 2] .)

8. Het proces-verbaal van 2e verhoor verdachte d.d. 12 maart 2017 (pg. 312-317 politiedossier), voor zover inhoudende de weergave van het verhoor van de verdachte [verdachte] :

(pg. 314)

V: Wat wil je ons verklaren over die vrijdag 9 december 2016.

A: (…) Ze bevredigde mij oraal.

V: Van welke telefoonnummers heb jij afgelopen jaar gebruik gemaakt?

A: Ik heb een Nokia van de kliniek. Geen smartphone, want dat mag niet vanuit de kliniek. Ik heb een nummer toegewezen gekregen vanuit de kliniek. Ik moet namelijk te allen tijde bereikbaar zijn als ik bijvoorbeeld onbegeleid op verlof ga. Mijn nummer is [telefoonnummer 1] .

(pg. 315)

O: Aan de verdachte werd een plattegrond getoond waarop hij een deel van de route aangaf welke hij reed vanuit Venray, terug naar de Kliniek. (…)

A: Ik weet niet precies welke weg we naar rechts gingen, de eerste of de tweede weg rechts na de brug. Ik ken de weg daar niet. Het was erg donker en de weg was modderig.

O: We helpen je even, want de aangeefster gaf aan dat het de Hulstweg was.

A: dat kan heel goed kloppen.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Op gronden nader verwoord in haar pleitnota heeft de verdediging daartoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde verkrachting en bedreiging. Er was een kortstondig contact waarbij aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] vrijwillig de verdachte oraal heeft bevredigd. Dit scenario is meer aannemelijk dan het door aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] geschetste scenario dat er sprake was van verkrachting en bedreiging. In ieder geval is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte de verweten strafbare feiten heeft begaan. Bovendien mogen de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] niet voor het bewijs worden gebezigd. Zij vormen het beslissende (decisive) onderdeel van het bewijs, terwijl de verdediging aangeefster op geen enkel moment in de procedure heeft kunnen horen. Daarmee is het ondervragingsrecht geschonden. Omdat hiervoor onvoldoende compensatie is geboden en het in dat kader uitgebrachte rapport door de deskundige dr. [deskundige 1] buiten beschouwing moet worden gelaten, zou het gebruik maken van de verklaringen leiden tot een schending van artikel 6, derde lid, sub d, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens [hierna: EVRM].

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en worden gesteund door ander bewijs. Het door verdachte geschetste alternatief scenario wordt onvoldoende geborgd in het dossier. Het niet kunnen horen van aangeefster wordt voldoende gecompenseerd door andere maatregelen, waardoor er ook bij het gebruik van de verklaringen van aangeefster voor het bewijs geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij]

Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] voor zover tot het bewijs gebezigd. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en juistheid van deze verklaringen heeft het hof betrokken dat [slachtoffer/benadeelde partij] vrijwel direct na de gebeurtenis een verklaring heeft afgelegd ten overstaan van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , zowel in haar ouderlijke woning als op de plaats delict, als tijdens het informatief gesprek zeden die nacht waarbij de verbalisanten hebben geconstateerd dat [slachtoffer/benadeelde partij] emotioneel was en huilde. Daarnaast heeft [slachtoffer/benadeelde partij] in deze verklaringen en ook tijdens haar aangifte en latere verklaringen uitermate gedetailleerd verklaard. Deze verklaringen zijn in de kern consistent (verdachte heeft [slachtoffer/benadeelde partij] gevingerd en vaginaal gepenetreerd en [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verdachte moeten pijpen) en komen op het hof authentiek over. Zo verklaart zij al tegenover verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dat zij bedreigd is met een mes maar niet heeft gezien of de dader daadwerkelijk een mes bij zich had en geeft zij tijdens het informatief gesprek toe dat zij de exacte volgorde van het vingeren, pijpen en de vaginale penetratie niet meer weet. Ook verklaart zij van meet af aan over het door de verdachte na afloop wassen van haar vagina met een flesje water. Zij geeft ook tijdens de aangifte aan dat zij in de BDSM-wereld vertoeft, wat gelet op de gebeurtenissen waarschijnlijk niet gemakkelijk voor haar was om te vertellen. Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder het volgende:

  1. Verbalisant [verbalisant 2] heeft waargenomen dat de broek van [slachtoffer/benadeelde partij] ter hoogte van haar rechterknie bevuild was met zand, hetgeen zeer wel past bij de verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] dat zij op de Hulstweg (een zandpad) op haar knieën de verdachte oraal heeft bevredigd;

  2. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat een fietser hen passeerde op de Hulstweg en getuige [getuige] fietste rond het tijdstip van de gebeurtenis op de Hulstweg en zag twee personen;

  3. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat de telefoon van de verdachte een oud model was, niet een smartphone. De verdachte heeft verklaard dat hij een Nokia van de kliniek heeft. Hij mag geen smartphone, want dat mag niet vanuit de kliniek;

  4. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat de verdachte werd gebeld/zijn telefoon een kort geluid maakte, hetgeen zeer wel past bij de onderzoeksgegevens van de telefoon van de verdachte nu daaruit blijkt dat er op 9 december 2016 te 20:21:47 uur werd ingebeld op de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (verdachte) door telefoonnummer [telefoonnummer 2] en dat op 9 december 2016 te 20:21:47 uur het toestel met het nummer [telefoonnummer 1] (verdachte) de mast, KPN-348014891, op de Stationsweg 124 B, 5807 AD, Oostrum aanstraalde;

  5. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat het, anders dan de verdachte heeft gesteld, niet alleen bij pijpen is gebleven maar ook dat de verdachte haar onder andere vaginaal en zonder condoom heeft gepenetreerd. In het NFI-rapport van 8 maart 2017 werd geconcludeerd dat spermacellen zijn waargenomen op de bemonstering bij aangeefster van zowel de buitenste als de binnenste schaamlippen en diep vaginaal. Het DNA-profiel van deze bemonsteringen kan afkomstig zijn van de verdachte. De matchkans met een willekeurige andere man dan verdachte is alleen berekend voor de bemonstering van de binnenste schaamlippen, deze kans is kleiner is dan 1 op 1 miljard. Hoewel de matchkans van de bemonstering diep vaginaal niet is berekend, concludeert het hof dat deze bemonstering eveneens overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft verklaard dat zij ongeveer begin november 2016 voor het laatst vrijwillig seks heeft gehad, in ieder geval had zij – blijkens de Onderzoeksrapportage behorende bij de onderzoeksset zedendelicten – geen vaginaal geslachtsverkeer in de laatste zeven dagen voor het delict.

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de tijdslijn niet uitsluit dat de door [slachtoffer/benadeelde partij] beschreven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Die handelingen worden weliswaar zeer gedetailleerd, maar als vrij kortdurend beschreven. Zo heeft [slachtoffer/benadeelde partij] het likken van de anus als volgt beschreven: "dit duurde maar heel even. 2 of 3 keer likken". Ten aanzien van de seksualiteit van [slachtoffer/benadeelde partij] stelt het hof vast dat [slachtoffer/benadeelde partij] te kennen heeft gegeven dat zij BDSM beoefent ter ontspanning waarbij zij (meestal) geen seks heeft. Van enige tegenstrijdigheden, zoals de verdediging heeft gesteld, is het hof niet gebleken, laat staan van tegenstrijdigheden die aanleiding zouden moeten geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of de juistheid van de door haar afgelegde verklaringen.

Het alternatieve scenario van de verdachte

De verdachte heeft – kort samengevat – het volgende alternatieve scenario geschetst: al fietsend op de terugweg naar de tbs-kliniek, werd hij aangesproken door een voor hem onbekende vrouw [het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer/benadeelde partij]]. Zij vroeg of hij zin had in iets spannends, hij vroeg wat zei bedoelde en zij zei seks. Hij stemde in en hij volgde haar naar de plaats toe, alwaar zij hem heeft gepijpt. De verdachte kwam klaar in haar mond en is vervolgens weer weggegaan. Ondanks dat [slachtoffer/benadeelde partij] dat vroeg, heeft de verdachte geen enkele seksuele handelingen bij haar verricht omdat hij het te koud en donker vond en hij voelde zich er niet prettig bij want hij had een relatie. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft haar kleren niet uitgedaan waar hij bij was. Hij heeft de gebeurtenis niet gemeld bij de tbs-kliniek omdat hij zich niet heeft gehouden aan de route die is vastgelegd en daardoor zou hij problemen krijgen, aldus de verdachte.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Hiervoor heeft het hof reeds vastgesteld dat het hof geen aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] , voor zover tot het bewijs gebezigd. Bijgevolg wordt reeds daarom het alternatieve scenario van de verdachte ter zijde geschoven. Daarnaast is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte op zichzelf zeer onaannemelijk is. Bovendien heeft hij gesteld dat er "slechts" sprake was van pijpen, waarbij hij klaarkwam in de mond van [slachtoffer/benadeelde partij] en dat zij haar kleren niet heeft uitgedaan. Deze stelling laat zich slecht verhouden met de hierboven vermelde forensische onderzoeksresultaten. Het hof vermag niet in te zien hoe het sperma zou zijn verplaatst van (in) de mond en/of op haar handen van [slachtoffer/benadeelde partij] naar haar binnenste schaamlippen en diep vaginaal, terwijl [slachtoffer/benadeelde partij] – volgens de verdachte – haar kleren niet heeft uitgedaan en zij vrijwel direct na de gebeurtenis zich heeft gemeld bij de politie, zij te horen kreeg dat zij haar kleren moest aanhouden en diezelfde avond een zedenkit is afgenomen.

Als zodanig verwerpt het hof het door de verdachte geschetste alternatief scenario.

Bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij]

Een door enig persoon in verband met een strafzaak afgelegde en de verdachte belastende of ontlastende verklaring, zoals die onder meer kan zijn vervat in een ambtsedig proces-verbaal, wordt ingevolge de autonome betekenis die toekomt aan de term witnesses/témoins' in artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM in het perspectief van het EVRM aangemerkt als verklaring van een getuige als aldaar bedoeld. Op grond van die verdragsbepaling heeft de verdediging aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Artikel 6 EVRM biedt een verdachte evenwel niet een onbeperkt recht om getuigen te doen horen.

Indien voor de verdediging – ondanks voldoende initiatief daartoe - geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft bestaan om een getuige te (doen) ondervragen, kan het gebruik van een door die getuige afgelegde verklaring in strijd komen met art. 6 EVRM. Of dat het geval is, kan aan de hand van een door het EHRM ontwikkeld driestappenschema worden beoordeeld:2

  1. Is er een goede reden voor het ontbreken van een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid?

  2. Berust de bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate op de getuigenverklaring?

  3. Is sprake van afdoende compenserende maatregelen?

Het hof beantwoordt deze vragen als volgt.

1. Is er een goede reden voor het ontbreken van een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid?

De verdediging heeft op meerdere momenten in de procedure verzocht om aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] te horen. Zoals hierboven weergegeven wijst het hof in dit arrest echter wederom het bij pleidooi herhaalde (ditmaal voorwaardelijke) verzoek af. Die beslissing berust op de volgende overwegingen.

De huisarts, [huisarts] , heeft bij brief van 14 maart 2019 medegedeeld dat het absoluut niet verstandig is om [slachtoffer/benadeelde partij] als getuige te verhoren. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft psychische klachten ontwikkeld naar aanleiding van het ten laste gelegde. Middels langdurige psychologische hulp, EMDR en medicatie is een fragiel evenwicht bereikt dat door een oproep en verhoor als getuige ernstig verstoord zal worden.

De behandelend psycholoog, mw. [psycholoog 1] , klinisch psycholoog/psychotherapeut, heeft bij brief van 16 maart 2019 eveneens afgeraden om [slachtoffer/benadeelde partij] in de situatie te brengen waarbij zij opnieuw wordt ondervraagd over alles dat samenhangt met het psychotrauma omdat dit opnieuw traumatiserend zal zijn. [slachtoffer/benadeelde partij] had PTSS-klachten die ondanks langdurige EMDR niet zijn afgenomen. [slachtoffer/benadeelde partij] heeft gedurende het afgelopen jaar in een nieuwe leefomgeving geprobeerd haar leven weer op te pakken, maar het klachtenbeeld is weinig veranderd. PTSS lijkt een chronisch onderdeel te zijn geworden van het leven van [slachtoffer/benadeelde partij] . Er blijft sprake van recidiverende en intrusieve pijnlijke herinneringen, recidiverende nachtmerries, flashbacks, persisterende angstgevoelens spanning bij confrontatie met prikkels die lijken op een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis en verhoogde prikkelbaarheid. Het opnieuw horen van [slachtoffer/benadeelde partij] wordt dan ook afgeraden. Deze brieven werden door de advocaat-generaal ingebracht ter onderbouwing van het standpunt dat het horen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] moet worden afgewezen. Vervolgens heeft het hof besloten dat een onafhankelijk psycholoog moest onderzoeken of en in hoeverre de gezondheid en/of het welzijn van aangeefster/getuige [slachtoffer/benadeelde partij] in gevaar wordt gebracht door het als getuige afleggen van een verklaring in deze zaak. Dat heeft geresulteerd in

het psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 12 juli 2019 over mw. [slachtoffer/benadeelde partij] , opgemaakt door [psycholoog 2] , GZ-psycholoog. Uit dit rapport blijkt eveneens dat de klachten en problemen van [slachtoffer/benadeelde partij] wijzen op het bestaan van een ernstige posttraumatische stressstoornis. De psychische gezondheid en het welbevinden van aangeefster worden in gevaar gebracht als zij opnieuw verklaringen moet afleggen in onderhavige zaak. De symptomen en klachten die zijn opgetreden zullen toenemen in ernst, haar herstel van de geconstateerde PTSS zal langer op zich laten wachten, terwijl dit gepaard gaat met psychisch lijden, lichamelijke klachten, concentratieverlies, beperking van haar belastbaarheid in studie en werk.

Uit de (niet weersproken) toelichting van de advocaat van de benadeelde partij [advocaat benadeelde partij] ter terechtzitting d.d. 2 oktober 2020 blijkt dat [slachtoffer/benadeelde partij] nog steeds dagelijks klachten heeft en dat zij lijdt aan een forse posttraumatische stressstoornis. De gezondheid van [slachtoffer/benadeelde partij] is ongewijzigd als dat vergeleken wordt met haar gezondheid ten tijde van het rapport van psycholoog [psycholoog 2] . Sterker nog, zo stelt [advocaat benadeelde partij] , het is eerder slechter dan beter geworden.

Op grond van de hiervoor genoemde informatie bestaat (nog steeds) het gegronde vermoeden dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting dan wel het afleggen van een verklaring tegenover de raadsheer-commissaris in gevaar wordt gebracht. Eerder heeft het hof overwogen dat het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige te kunnen ondervragen. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 17 februari 2021 komt het hof tot dezelfde conclusie. Bij de afweging heeft het hof voorts betrokken dat uit voormelde informatie genoegzaam blijkt dat de gezondheid of welzijn van de getuige door op een andere wijze dan ter terechtzitting of bij de raadsheer-commissaris horen van de getuige, zoals dat door de verdediging is voorgesteld, ontoelaatbaar in het geding komt.

Daarmee concludeert het hof ook dat er een goede reden bestaat waarom de verdediging niet in staat is gesteld aangeefster te horen, namelijk de gezondheid en het welzijn van de aangeefster.

2. Berust de bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate op de verklaring van aangeefster?

In dat kader stelt het hof allereerst vast dat de verdachte heeft verklaard dat hij op 9 december 2016 op de Hulstweg te Oostrum oraal is bevredigd (gepijpt) door [slachtoffer/benadeelde partij] . In zoverre heeft hij de dag, de plaats en een seksuele handeling met [slachtoffer/benadeelde partij] erkend. De verklaring(en) van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] zijn vooral beslissend voor de vragen of deze seksuele handeling onder dwang werd verricht, welke seksuele handelingen al dan niet nog meer (onder dwang) zijn verricht en of er sprake was van een bedreiging zoals dat onder 2 bewezen is verklaard.

Zoals hierboven overwogen vinden de verklaringen van aangeefster, meer dan het alternatief scenario zoals door verdachte geschetst, ten aanzien van de verkrachting deels steun in andere bewijsmiddelen. Daarbij speelt het forensisch bewijsmateriaal een belangrijke rol, nu het hof daaruit concludeert dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer/benadeelde partij] via haar vagina seksueel is binnengedrongen. Ook ziet het hof steunbewijs in de melding van de vader van [slachtoffer/benadeelde partij] en de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , nu zij vrijwel direct na de gebeurtenis kennis hebben genomen van de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer/benadeelde partij] en zij haar emotionele gemoedstoestand hebben waargenomen. Desalniettemin onderkent het hof dat de bewezenverklaring van zowel de verkrachting als de bedreiging in beslissende mate rust op de verklaring van aangeefster.

3. Is sprake van afdoende compenserende maatregelen?

Omdat de bewezenverklaring in beslissende mate rust op de verklaring van aangeefster, en aangeefster niet door de verdediging is gehoord, moet het hof afwegen of er voldoende compenserende maatregelen zijn geboden om dit gebrek te ondervangen en (daar gaat het uiteindelijk om) te kunnen concluderen dat het proces in het geheel nog eerlijk is. Daarbij is de mate van beslissendheid van de niet getoetste verklaring bepalend voor de mate van compensatie die dient te worden geboden.

Om te beginnen stelt het hof het volgende ten aanzien van (de eerlijkheid van) het verloop van de procedure vast. Aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] heeft vrijwel direct na de gebeurtenis een verklaring afgelegd ten overstaan van de politie, zowel in haar woning als op het plaats delict als tijdens het informatief gesprek zeden later die avond. Daarna is aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] uitgebreid gehoord door de politie op 10 december 2016, 14 december 2016, 21 februari 2017 en 17 maart 2017. De politie – waarvan in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat deze in het Nederlands rechtsbestel speuren naar zowel belastend als ontlastend bewijsmateriaal – heeft [slachtoffer/benadeelde partij] kritisch bevraagd. Ter gelegenheid van het verhoor op 17 maart 2017 is [slachtoffer/benadeelde partij] geconfronteerd met de verklaring van de verdachte en ook daarover is zij kritisch bevraagd.

Daarnaast is de verdachte ruimschoots in de gelegenheid gesteld om zijn eigen versie van de gebeurtenis te geven. Bij zijn eerste verhoor heeft hij gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht omdat hij naar eigen zeggen onvoldoende geïnformeerd was. Vervolgens is het proces-verbaal informatie zeden gesprek, het proces-verbaal van aangifte, het aanvullend proces-verbaal van verhoor aangeefster en het NFI-rapport aan de raadsman van de verdachte (destijds) verstrekt. Na kennisneming van deze stukken heeft de verdachte bij zijn tweede verhoor zijn versie van de gebeurtenis gegeven en kunnen blijven geven bij zijn derde verhoor, ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep. Daarnaast heeft de verdachte gelegenheid gehad twijfel te zaaien over de geloofwaardigheid van [slachtoffer/benadeelde partij] door te wijzen op eventuele incoherentie of inconsistentie in haar verklaringen dan wel met ander bewijsmateriaal. Ook was de verdediging vanaf het verstrekken van de stukken aan de raadsman bekend met de identiteit van [slachtoffer/benadeelde partij] en was deze in staat om de vermeende motieven van de getuige om te liegen te identificeren en te onderzoeken. Bovendien heeft de politie de verklaringen van [slachtoffer/benadeelde partij] verder onderzocht om de betrouwbaarheid/juistheid van haar verhaal te verifiëren. Bijvoorbeeld door haar telefoon te onderzoeken en nader onderzoek te doen naar BDSM, wat overigens wat betreft de BDSM door de verdediging ook is gebruikt om de betrouwbaarheid van [slachtoffer/benadeelde partij] te betwisten. Daarnaast zijn de verhoren van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] op 10 december 2016, 14 december 2016, 21 februari 2017 en 17 maart 2017 audiovisueel opgenomen en zijn deze opnames aan de verdediging verstrekt. De verdediging was derhalve wel in staat om de geloofwaardigheid van de getuige effectief te betwisten, doch in mindere mate vanwege het uitblijven van een ondervraging door de verdediging.

Op verzoek van de verdediging en bij wijze van compensatie voor het niet kunnen horen van [slachtoffer/benadeelde partij] , heeft het hof besloten de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] op hun betrouwbaarheid te laten toetsen door een deskundige. Dat heeft geresulteerd in een rapport d.d. 18 januari 2020 van deskundige dr. [deskundige 1] . Daarbij heeft het hof besloten dat de deskundige dr. [deskundige 1] werd opgeroepen tegen de terechtzitting d.d. 2 oktober 2020 en 17 februari 2021 zodat de deskundige, onder andere door de verdediging, kon worden bevraagd. De verdediging heeft haar vragen aan de deskundige dr. [deskundige 1] kunnen stellen op de terechtzitting d.d. 2 oktober 2020 en de deskundige is stevig aan de tand gevoeld. Op verzoek van de verdediging heeft het hof de behandeling op 2 oktober 2020 aangehouden zodat de gegeven antwoorden van deskundige dr. [deskundige 1] waren opgenomen in een proces-verbaal en de verdediging kon afwegen of er nog nadere vragen aan de deskundige moesten worden gesteld. Doordat de verklaring ter terechtzitting was uitgewerkt in een proces-verbaal kon de verdediging zich beter voorbereiden op haar pleidooi. Ook voor de nadere zitting op 17 februari 2021 was de deskundige door het hof opgeroepen. De verdediging heeft echter te kennen gegeven geen verdere vragen voor de deskundige te hebben. Naar het oordeel van het hof zijn de hiervoor opgenomen beslissingen van het hof voor de verdediging compenserende factoren.

De verdediging heeft bepleit dat het rapport van [deskundige 1] geen compensatie heeft geboden omdat aan het rapport geen waarde kan worden gehecht. Met de verdediging is het hof van oordeel dat de deskundige dr. [deskundige 1] zijn bevindingen op enkele onderdelen ongelukkig heeft geformuleerd door persoonlijke meningen in zijn rapport op te nemen. Dat doet volgens het hof echter niets af aan de essentiële onderdelen van het rapport en het element waar de rapportage compensatie moest bieden aan de verdediging, te weten de toets van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] . Ook ziet het hof in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid van dr. [deskundige 1] . Daarbij benadrukt het hof dat [deskundige 1] staat ingeschreven in het Nederlands Register van Gerechtelijke Deskundigen, dat [deskundige 1] naar eigen verklaring ongeveer 20 jaar als deskundige werkt, in de afgelopen 10 jaar meer dan 200 zedenzaken heeft beoordeeld en dat hij zijn bevindingen mede heeft gebaseerd op zijn ervaring met deze zedenzaken. Het hof concludeert dat het rapport van dr. [deskundige 1] niet buiten beschouwing behoeft te worden gelaten en merkt het rapport als compenserende factor aan.

Ten slotte was het steunbewijs en het forensisch bewijsmateriaal voor de verdediging beschikbaar en had de verdediging nader onderzoek kunnen verzoeken zoals het horen van de personen die vrijwel direct na de gebeurtenis in contact zijn gekomen met [slachtoffer/benadeelde partij] . Het hof heeft op de terechtzitting d.d. 2 oktober 2020 nog expliciet gevraagd of de verdediging nog aanvullende compenserende maatregelen wenste. De verdediging heeft echter enkel gepersisteerd bij het horen van [slachtoffer/benadeelde partij] en te kennen gegeven dat de verdediging geen andere compensatie wenst.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwegen, stelt het hof vast dat het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om [slachtoffer/benadeelde partij] door de verdediging te (doen) ondervragen genoegzaam is gecompenseerd. Het hof concludeert dat is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces en dat er dus ook geen sprake is van een schending van artikel 6, derde lid, sub d, van het EVRM.

Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dienaangaande.

Overige voorwaardelijke verzoeken

Naast het voorwaardelijk verzoek teneinde [slachtoffer/benadeelde partij] te horen, dat hiervoor onder "I. bruikbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer/benadeelde partij] " is behandeld en afgewezen, heeft de verdediging voorwaardelijk verzocht (a) mevrouw [naam mogelijke getuige] als getuige te (laten) horen en (b) een handschrift vergelijkend onderzoek te laten verrichten naar de brieven die volgens de verdachte door [getuige 2] zijn geschreven. Deze verzoeken zijn pas aan de orde voor zover het hof de verklaring(en) van [getuige 2] wil gebruiken voor de bewezenverklaring en/of strafmaat, aldus de verdediging.

Het hof heeft de verklaringen van [getuige 2] niet voor het bewijs gebezigd, noch hebben deze verklaringen een rol gespeeld bij het bepalen van (de hoogte van) de straf en/of maatregel. Het voorwaardelijke gedane verzoek (a) mevrouw [naam mogelijke getuige] als getuige te (laten) horen en (b) een handschrift vergelijkend onderzoek te laten verrichten naar de brieven die volgens de verdachte door [getuige 2] zijn geschreven, wijst het hof derhalve hierom af.

Resumé

Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.

Resumerend acht het hof, op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting en bedreiging, zoals bewezen is verklaard.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

verkrachting.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

De verdediging heeft verzocht dat het hof de verdachte niet een tbs-maatregel zal opleggen. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging daartoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De noodzaak tot het opleggen van een tbs-maatregel bestaat niet omdat de verdachte, aan wie reeds eerder een tbs-maatregel werd opgelegd op basis waarvan hij ten tijde van het onderhavige delict nog werd behandeld, bij het afzien van het opleggen van een "nieuwe" tbs-maatregel terugvalt in de "oude" tbs-maatregel. Ten aanzien van het gevaarscriterium geldt bovendien dat een seksuele stoornis niet bij de verdachte is vastgesteld, terwijl hij een groot deel van zijn leven in een geobserveerde psychiatrische setting heeft verbleven, aldus de verdediging.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Ten aanzien van de straf

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft in de donkere avonduren een voor hem onbekende vrouw gedwongen mee te fietsen naar een afgelegen plaats, alwaar hij haar onder bedreiging met de dood tot (het ondergaan van) de volgende seksuele handelingen gedwongen heeft:

  1. tongzoenen;

  2. het vastpakken van de borsten van [slachtoffer/benadeelde partij] ;

  3. pijpen, waarbij de verdachte haar hoofd heeft vastgepakt en geduwd om haar verder te laten gaan;

  4. het vingeren van [slachtoffer/benadeelde partij] ;

  5. het zonder condoom penetreren van de vagina van [slachtoffer/benadeelde partij] ;

  6. het likken van de anus van de verdachte door [slachtoffer/benadeelde partij] .

Het gaat dus om een behoorlijk aantal ernstige seksuele handelingen. Ook vreesde [slachtoffer/benadeelde partij] voor een seksuele overdraagbare aandoening omdat de verdachte haar vagina zonder condoom had gepenetreerd. Bij het niet verrichten van één of meer van deze seksuele handelingen, heeft de verdachte gedreigd [slachtoffer/benadeelde partij] neer te steken met een mes. Deze situatie moet voor [slachtoffer/benadeelde partij] buitengewoon vernederend en traumatisch zijn geweest. Dit blijkt ook wel uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting bij de rechtbank en het hof voorgelezen slachtofferverklaringen. Het slachtoffer lijdt als gevolg van het bewezenverklaarde aan een posttraumatische stressstoornis (ptss) en heeft sindsdien moeite met werken en studeren. Haar leven is ontwricht en haar herstel, voor zover dat al ooit volledig zal zijn, duurt lang, hetgeen voor een jonge vrouw in de bloei van haar leven begrijpelijkerwijs moeilijk te verkroppen is. Ook heeft het slachtoffer in grote mate last van angstgevoelens waardoor zij beperkt wordt in haar doen en laten. Tot op de dag van de laatste zitting d.d. 17 februari 2021, zijnde ruim vier jaar later na de brute verkrachting en bedreiging, wordt zij nog dagelijks geconfronteerd met hetgeen heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft daar geen enkel oog voor gehad maar heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen seksuele lustgevoelens. Ook ten tijde van de laatste terechtzitting na het voordragen van de slachtofferverklaring heeft de verdachte geen enkel inzicht in de schade die hij bij aangeefster heeft berokkend aan de dag gelegd. Al deze omstandigheden rekent het hof de verdachte bijzonder zwaar aan. De feiten zoals bewezen verklaard dragen bovendien sterk bij aan enorme gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder bij vrouwen.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 23 oktober 2020, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit het volgende blijkt. Op 3 oktober 2001 is de verdachte ter zake van doodslag onherroepelijk veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden en plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, welk laatstgenoemde beslissing d.d. 23 mei 2005 is verlengd met 2 jaren. Op 7 maart 2006 is de verdachte ter zake van een poging tot doodslag op 15 december 2004 – dus ten tijde van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen – onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Ten tijde van de onderhavige pleegfeiten verbleef de verdachte – in het kader van voormelde veroordeling – in een tbs-kliniek en was de verdachte op onbegeleid verlof. Ondanks de beperkte leefruimte en strikte voorwaarden aan het verlof, zag de verdachte kans zich schuldig te maken aan deze feiten.

Ook heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.

Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de inhoud van de in het dossier voorhanden zijnde rapportages. In de onderhavige zaak is op 4 juni 2017 door psychiater [psychiater 1] en op 6 juni 2017 door psycholoog [psycholoog 3] gerapporteerd. Ook is op 14 maart 2018 door [psychiater 2] (psychiater) en [psycholoog 4] (GZ-psycholoog), beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (locatie Pieter Baan Centrum), een rapportage Pro Justitia opgemaakt omtrent de persoon van verdachte.

Uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt omtrent het al dan niet bestaan van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde het volgende:

"Over betrokkene zijn vele rapportages opgesteld in de loop zijn PIJ- en tbs-traject. Diagnostisch worden deze rapportages gekenmerkt door een grote mate van diagnostische overeenstemming. Bij betrokkene wordt steeds een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld met narcistische en antisociale trekken. Kern van de gebrekkige ontwikkeling is een sterke krenkbaarheid, die zowel tot berekenende, gecontroleerde agressie heeft aangezet, als tot meer impulsieve reactieve agressie. In de loop der jaren is het beeld milder geworden, zo hebben ook de laatste onafhankelijke rapporteurs vastgesteld (2016/2017) maar er kon vooralsnog van een gebrekkige ontwikkeling gesproken worden (…) Op basis van het onderhavige onderzoek komen onderzoekers tot een gelijkluidende diagnostische conclusie. Betrokkene is nog altijd een krenkbare man, die in een steunende context 'acting out' gedrag kan afwenden, maar in een bedreigende context niet, blijkens de diverse incidenten in detentie. Zijn persoonlijkheid is in diverse opzichten nog rudimentair ontwikkeld, met een beperkte mate van integratie tussen emoties, gedachten en gedrag. Wat in betrokkene omgaat is voor hem en voor anderen moeilijk in te schatten, ook omdat betrokkene in de loop van zijn zeer langdurige verblijf in instellingen gehospitaliseerd is geraakt en gedrag laat zien dat eerder aangeleerd dan authentiek is. Er zijn geen aanwijzingen voor een ontwikkelingsstoornis zoals autisme of ADHD. Betrokkene is een rigide man die zich moeilijk in een ander kan verplaatsen, maar dit past bij de beschreven persoonlijkheidsproblematiek.

(…) Onderzoekers stellen geen seksuele stoornis bij betrokkene vast. Al met al kan bij betrokkene alleen een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis geclassificeerd worden met narcistische en antisociale trekken. (…) De vastgestelde persoonlijkheidsstoornis van betrokkene bestaat al vele jaren en dus ook ten tijde van de totstandkoming van het huidige ten laste gelegde. "

Omtrent de mate waarin de hierboven genoemde stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed, hebben de deskundigen [psychiater 2] en [psycholoog 4] het volgende geconcludeerd:

"Onderzoekers concluderen dat het veel te kort door de bocht is te stellen dat de gebrekkige ontwikkeling van betrokkene altijd doorwerkt in alle gedragingen die hij laat zien en dus ook in het hem ten laste gelegde, indien bewezen. Vragen over zijn motief, zijn bedoeling, over impulsiviteit versus berekening, kunnen niet beantwoord worden. Op basis van het onderhavige onderzoek achten onderzoekers het daarom niet mogelijk zich uit te spreken over het bestaan van een verband tussen de bij betrokkene vastgesteld gebrekkige ontwikkeling en het ten laste gelegde, indien bewezen. Een verband is niet te onderbouwen en evenmin uit te sluiten. Onderzoekers hebben geen inzicht gekregen in de factoren die, indien bewezen, tot het ten laste gelegde hebben geleid."

Het hof verenigt zich met bovenstaande conclusies van de deskundigen met betrekking tot de bij de verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis. Nu de conclusies van de deskundigen geen duidelijkheid scheppen omtrent de mate waarin het bewezenverklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, gaat het hof ervan uit dat het bewezenverklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.

Vanwege de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Ten aanzien van de tbs-maatregel

Daarnaast ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de door de rechtbank opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geboden is.

De maatregel van terbeschikkingstelling kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Voor oplegging van de maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

Het hof stelt vast dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van die maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan en dat de verdachte van overheidswege dient te worden verpleegd, nu:

  1. ten tijde van het begaan van de feiten een bij de verdachte bestaande persoonlijkheidsstoornis bestond, zoals dat hiervoor onder het kopje "ten aanzien van de straf" is vermeld;

  2. het door de verdachte begane feit (verkrachting) een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en

  3. het feit dat hij vanwege ernstige strafbare feiten grotendeels zijn leven in instellingen heeft doorgebracht en dat hij ten tijde van de feiten in een tbs-kliniek verbleef waar hij zich slechts onder strikte voorwaarden zich buiten de kliniek mocht begeven. Desalniettemin is hij op deze brute wijze ernstig over de schreef gegaan. Mede gelet op de achtergrond van zowel de eerder gepleegde strafbare feiten als de onderhavige feiten – die gepleegd zijn terwijl de verdachte in een nauwgezet kader verbleef – concludeert het hof dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist.

Het hof zal gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Getuige artikel 6:2:17, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat het feit dat de eerder opgelegde tbs-maatregel nog niet is beëindigd niet in de weg aan het opnieuw opleggen van een tbs-maatregel. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de tbs-verlengingsadviezen door psychiater [psychiater 3] d.d. 22 december 2016 en klinisch psycholoog [psycholoog 5] d.d. 4 februari 2017 nader onderzoek naar de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en begeleid wonen aangewezen achtten. Beide rapporten zijn opgesteld kort nadat verdachte de onderhavige feiten pleegde, hij was toen echter nog niet als verdachte in beeld. Mede om te voorkomen dat deze feiten onvoldoende worden meegewogen in het kader van de bestaande tbs-maatregel acht het hof het opleggen van een nieuwe tbs-maatregel noodzakelijk en verwerpt het verweer van de verdediging in al haar onderdelen.

Gelet op het bewezenverklaarde wordt de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.

Het hof ziet, mede gelet op de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit, geen aanleiding om op de voet van de in artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht neergelegde bevoegdheid, de Minister te adviseren de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan te laten vangen na het uitzitten van een bepaald deel van de opgelegde gevangenisstraf.

Ten aanzien van de redelijke termijn

Ten slotte heeft het hof zich rekenschap gegeven van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. In dat kader stelt het hof het volgende vast.

De redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 10 maart 2017, zijnde de dag waarop de verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 17 juli 2018 dus de behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een einduitspraak binnen 16 maanden na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de schending van de redelijke termijn in eerste aanleg 10 dagen bedraagt.

Namens de verdachte is op 17 juli 2018 tegen het bestreden vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 17 maart 2021 – einduitspraak. Het procesverloop in hoger beroep bedraagt aldus ongeveer 20 maanden, waarmee eindarrest zal worden gewezen na het verstrijken van de zestienmaandentermijn.

Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat in de fase van hoger beroep de redelijke termijn met ongeveer 4 maanden is overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.

Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in totaal met ruim vier maanden is overschreden. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn derhalve ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf met drie maanden zal worden verminderd.

Resumé

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede dat het hof de verpleging van de verdachte van overheidswege zal gelasten.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij]

De benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 50.803,02 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bevat de volgende posten.

Materiële schade

Reiskosten € 1.003,18

Eigen risico € 760,00

Kleding € 300,00

OV-kaart € 11,00

Dreadlocks € 100,00

Elektrische fiets € 1.450,00

Lessen zelfverdediging € 375,00

Paardrijlessen € 525,40

Kosten medische info € 45,00

Inkomensverlies € 6.033,44

Studievertraging € 20.200,00

Toekomstige schade € 10.000,00 +

Totale materiële schade € 40.803,02

Immateriële schade € 10.000,00 +

Totale schade € 50.803,02

De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 34.463,68, bestaande uit € 27.963,68 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.

De benadeelde partij heeft het in eerste aanleg gevorderde bedrag in hoger beroep gehandhaafd.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, zoals hieronder per kostenpost weergeven, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De verdediging heeft de vordering op onderdelen gedetailleerd betwist, zoals hieronder per kostenpost weergegeven.

Het hof overweegt hierna per kostenpost het volgende.

Reiskosten

Deze post ziet op gemaakte reiskosten van en naar het ziekenhuis, de huisarts, de bedrijfsarts, de soa poli, CSG, de winkel voor aanschaf van vervangende kleding, het politiebureau, therapie, de terechtzittingen bij de rechtbank, een afspraak met [naam persoon] , een gesprek met de officier van justitie, het UWV, de advocaat en de apotheek. De benadeelde partij heeft gesteld dat zij daarvoor in totaal 3.582,8 kilometer heeft afgelegd. Gelet op de door het Besluit tarieven in strafzaken geïndiceerde kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer bedragen de reiskosten volgens de benadeelde partij: 3.582,8 x € 0,28 = € 1.003,18.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de reiskosten voor toewijzing vatbaar zijn minus de reiskosten voor zover deze zijn gemaakt ten behoeve van een terechtzitting waarbij de advocaat van de benadeelde partij aanwezig was.

De verdediging heeft gesteld dat aangesloten moet worden bij de door De Letselschade Richtlijn Kilometervergoedingen voorgeschreven kilometervergoeding van € 0,26 per kilometer. Daarnaast heeft de verdediging betwist dat de reiskosten ten behoeve van de terechtzittingen kunnen worden aangemerkt als materiële (rechtstreekse) schade en dat deze kosten dienen te worden afgewezen.

Ten aanzien van de kilometervergoeding overweegt het hof dat zowel de stelling van de benadeelde partij als de stelling van de raadsvrouw geen steun vinden in het recht. Het hof zal de werkelijk gemaakte reiskosten beramen aan de hand van de standaard kilometervergoeding à € 0,19 per kilometer.

Wat betreft de afspraak met [naam persoon] acht het hof zich onvoldoende voorgelicht om dit gedeelte van deze post inhoudelijk te kunnen beoordelen. Het inwinnen van de benodigde nadere informatie ter zake zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Het hof overweegt voorts dat de reiskosten gemaakt in het kader van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg, een gesprek met de officier van justitie en gesprekken met de advocaat, moeten worden geschaard onder proceskosten. Proceskosten kunnen niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks geleden is als gevolg van het strafbare feit, zodat de benadeelde partij deze kosten niet als onderdeel van haar materiële schade kan vorderen. Om die reden moet de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Evenwel ziet het hof aanleiding om deze gemaakte posten in het kader van proceskosten toe te wijzen (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2338)

Van de overige gevorderde reiskosten is genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van (2.247,2 kilometer x € 0,19 =) € 426,97. Het hof zal de post reiskosten voor voormeld bedrag toewijzen en voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

Eigen risico

Deze post ziet op de door de benadeelde partij reeds betaalde en (destijds) te verwachten eigen bijdrage voor de jaren 2017 en 2018, begroot op € 760,00.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

Ten aanzien van het gedeelte eigen risico waarvan uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij deze kosten reeds heeft betaald, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Wat betreft het overige gedeelte van deze post, heeft de verdediging gesteld dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd en dienen te worden afgewezen.

Uit de door de benadeelde partij overgelegde bescheiden (bijlagen 1B en 1C) blijkt dat de benadeelde partij reeds een bedrag van € 523,12 aan eigen bijdrage voor de jaren 2017 en 2018 heeft betaald. De benadeelde partij heeft bij het indienen van de vordering schriftelijk toegelicht dat het resterende deel van de eigen bijdrage over het jaar 2018 naar verwachting zal worden opgesoupeerd aan de behandeling door mevrouw [psycholoog 1] . De verdediging heeft deze behandeling niet bestreden en het hof acht het alleszins aannemelijk dat daardoor het restantbedrag aan eigen risico voor het jaar 2018 is opgesoupeerd. Het hof zal het gevorderde bedrag van € 760,00 toewijzen.

Kleding

Deze post ziet op de kleding en schoenen die de benadeelde partij op 9 december 2016 heeft gedragen en in beslag zijn genomen. Rekening houdend met afschrijving heeft de benadeelde partij deze post begroot op € 300,00.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

De verdediging heeft gesteld dat deze post niet met stukken is onderbouwd, dat er geen reden was voor vervanging van de kleding omdat het om werkkleding gaat en dat de benadeelde partij de kleding terug heeft gekregen waardoor geen sprake (meer) is van schade.

Uit het procesdossier (pag. 164-167) volgt dat de kleding en schoenen die de benadeelde partij heeft gedragen op 9 december 2016 in beslag zijn genomen. De advocaat van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht dat de benadeelde partij geen speciale werkkleding droeg en dat de kleding en schoenen pas een jaar later zijn geretourneerd. Bovendien voelde de benadeelde partij zich niet in staat deze kleding weer te gaan dragen in verband met de bewezenverklaarde feiten. Naar het oordeel van het hof heeft de advocaat van de benadeelde partij de kosten genoegzaam aannemelijk gemaakt. Anders dan de raadsvrouw, is het hof van oordeel dat de benadeelde partij deze kosten niet nader hoefde te onderbouwen, nu deze kosten voor de hand liggen en het gevorderde bedrag het hof alleszins billijk voorkomt. Het hof zal deze schadepost toewijzen.

OV-kaart

Deze post ziet op de kosten van een nieuwe OV-kaart, te weten € 11,00.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

Nu de verdediging deze schadepost inhoudelijk niet heeft betwist en deze post voldoende is onderbouwd, zal het hof deze geheel toewijzen.

Dreadlocks en elektrische fiets

De benadeelde partij heeft gesteld dat zij medio november 2016 dreadlocks heeft laten zetten. Uit angst dat de dader haar zou herkennen, heeft de benadeelde partij de dreadlocks uit haar haren laten verwijderen. Vanwege het kortstondig kunnen dragen van de dreadlocks alsmede de kosten voor het verwijderen van de dreadlocks, heeft de benadeelde partij een bedrag van € 100,00 gevorderd. Daarnaast heeft benadeelde partij een bedrag van € 1.450,00 gevorderd vanwege de aanschaf van een elektrische fiets.

Anders dan de rechtbank heeft beslist, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze schadeposten integraal zal toewijzen.

Met de verdediging is het hof van oordeel dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten deze kosten heeft gemaakt. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de schadeposten "dreadlocks" en "elektrische fiets" verklaren

Lessen zelfverdediging en paardrijlessen

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 375,00 ter zake van zelfverdedigingslessen en een bedrag van € 525,40 ter zake van paardrijlessen gevorderd.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

De verdediging heeft gesteld dat de kosten ten aanzien van de zelfverdedigingslessen onvoldoende zijn onderbouwd en dat het rechtstreeks verband tussen de gemaakte kosten voor paardrijlessen en de bewezenverklaarde gedragingen niet is komen vast te staan.

Uit de overgelegde brief d.d. 18 april 2018 van de psycholoog [psycholoog 1] (bijlage 2B) volgt dat benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde onder behandeling is in verband met PTSS en dat zij baat heeft bij de zelfverdedigings- en paardrijlessen. Daarmee heeft de benadeelde de door de verdachte bij haar veroorzaakte immateriële schade beperkt. Gelet op deze brief, in samenhang bezien met de overgelegde facturen (bijlage 1G) alsmede de toelichting ter terechtzitting, zijn de gevorderde kosten aannemelijk en houden deze kosten voldoende rechtsreeks verband met de bewezenverklaarde feiten. Het hof zal de posten "lessen zelfverdediging" en "paardrijlessen" toewijzen.

Kosten medische informatie

Deze post ziet op de kosten van het opvragen van medische informatie, te weten € 45,00.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

Nu de verdediging deze schadepost inhoudelijk niet heeft betwist en deze post voldoende is onderbouwd, zal het hof deze geheel toewijzen.

Inkomensverlies

De benadeelde partij heeft ten aanzien van deze schadepost primair gevorderd een bedrag van € 6.033,44. Dit bedrag is berekend aan de hand van het gemiddelde inkomen van

€ 373,51 per week dat de benadeelde in 2016 tot en met week 39 bij [bedrijf] verdiende. Subsidiair heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van € 4.744,10. Dit bedrag is berekend aan de hand van het gemiddelde inkomen van € 339,58 per week dat de benadeelde in 2016 vanaf week 42 tot en met week 49 via [uitzendbureau] bij [bedrijf] verdiende.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende toewijzing van het subsidiair gevorderde bedrag.

De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde een uitzendkracht was en dat daardoor haar inkomsten en/of werk onzeker waren. Deze schadepost vergt nader onderzoek, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, en daarom dient de benadeelde partij in deze post niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de verdediging.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat bij de beoordeling van het inkomensverlies uit moet worden gegaan van het laatstverdiende inkomen van de benadeelde partij. Dat is het gemiddelde weekinkomen van € 339,58 via [uitzendbureau] bij [bedrijf] . Het hof volgt dus niet het primaire standpunt van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft zorgvuldig toegelicht en berekend welk bedrag zij aan inkomsten verliest over periode van week 50 van het jaar 2016 tot en met week van het jaar 2017, zijnde de laatste week voordat de benadeelde aan haar studie Farmacie zou beginnen. De berekening heeft de benadeelde partij inzichtelijk gemaakt en onderbouwd met stukken. De verdediging heeft deze gegevens ook niet bestreden doch enkel gesteld dat de benadeelde een uitzendkracht was en daardoor haar inkomsten en/of werk onzeker waren. Mede gelet op de schriftelijke toelichting (bijlage 1) en het overgelegde e-mailbericht (1K) waaruit volgt dat [uitzendbureau] altijd streeft naar een fulltime werkweek is het hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde de gestelde inkomsten heeft verloren en in lijn met de (subsidiaire) berekening van de benadeelde partij zal het hof een bedrag van € 4.744,10 toewijzen.

Studievertraging

Deze post ziet op de studievertraging die de benadeelde partij heeft opgelopen, aan de hand van De Letselschade Richtlijn Studievertraging versie 1 januari 2017 begroot op € 20.200,00.

De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat zij ten aanzien van deze post zich kan vinden in de beslissing van de rechtbank, inhoudende integrale toewijzing.

De verdediging heeft gesteld dat de mogelijk opgelopen studievertraging buiten het bereik van voormelde richtlijn valt, omdat de benadeelde vanaf september 2017 zou gaan studeren en de richtlijn ziet op de vergoeding voor de vertraging in de opleiding die op het moment van het ongeval, zijnde 9 december 2016, wordt gevolgd.

Uit het overgelegde e-mailbericht (bijlage 1P) blijkt dat de benadeelde zich al op 18 november 2016 had ingeschreven voor de Bachelor Farmacie aan de universiteit voor de periode 1 september 2017 tot en met 31 augustus 2018. De benadeelde partij heeft gesteld dat zij geen aanvang met dat studiejaar heeft gemaakt vanwege de posttraumatische stressstoornis die de benadeelde heeft opgelopen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten en de medicatie die zij daarvoor moest nemen. Daardoor kan de benadeelde pas (minimaal) een jaar later de arbeidsmarkt betreden. De verdediging heeft dit niet betwist en het hof gaat hier ook van uit. Mitsdien houdt de gevorderde schade rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde gedragingen. Voor vaststelling van de hoogte van de schade wordt uitgegaan van "De Letselschade Richtlijn Studievertraging" per 1 januari 2017, dat als normbedrag van de categorie "hbo en wo" een bedrag van € 20.200,00 indiceert. Dit bedrag acht het hof alleszins billijk en het wijst dit gedeelte van de vordering dan ook toe.

Toekomstige schade

Deze post ziet op de nog te verwachte schade voor nog een jaar studievertraging en inkomensverlies. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.

Anders dan de rechtbank heeft beslist, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat, mede gelet op de aanvullende informatie in hoger beroep, het hof deze schadepost integraal zal toewijzen.

Met de verdediging en de rechtbank, is het hof van oordeel dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om deze post inhoudelijk te kunnen beoordelen. De door de benadeelde partij in hoger beroep ingebrachte informatie maakt dat niet anders. Het inwinnen van de benodigde nadere informatie ter zake zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft gesteld dat zij € 10.000,00 aan immateriële schade heeft geleden en heeft deze schade onderbouwd.

Anders dan de rechtbank heeft beslist, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze schadepost integraal zal toewijzen.

De verdediging heeft gesteld dat nader onderzoek naar deze schadepost is vereist omdat de verhoren door de zedenpolitie immateriële schade bij de benadeelde heeft veroorzaakt.

De benadeelde is gedwongen tot het uitvoeren en ondergaan van diverse vernederende seksuele handelingen. Zij heeft naar eigen zeggen in doodsangst verkeerd door de bedreigingen die de verdachte heeft geuit en heeft uit zelfbehoud de bevelen uitgevoerd en de handelingen ondergaan. Voor het hof is genoegzaam komen vast te staan dat de benadeelde hierdoor ernstig (psychisch) is beschadigd. Zo is onder andere een posttraumatische stressstoornis bij haar vastgesteld. Gelet op de aard, de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor de benadeelde, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten heeft geleden naar billijkheid op het gevorderde bedrag. Dat de verhoren bij de zedenpolitie mogelijk hebben bijgedragen aan de immateriële schade, wat overigens niet aannemelijk is geworden, doet aan het voorstaande niets af.

Totale schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 37.387,47, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 27.387,47 en immateriële schade van € 10.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Ter verduidelijking zal het hof opnemen welke posten en tot welke hoogte de bedragen zijn toegewezen.

Materiële schade

Reiskosten € 426,97

Eigen risico € 760,00

Kleding € 300,00

OV-kaart € 11,00

Dreadlocks € -

Elektrische fiets € -

Lessen zelfverdediging € 375,00

Paardrijlessen € 525,40

Kosten medische info € 45,00

Inkomensverlies € 4.744,10

Studievertraging € 20.200,00

Toekomstige schade € +

Totale materiële schade € 27.387,47

Immateriële schade € 10.000,00 +

Totale schade € 37.387,47

De benadeelde partij kan thans in de vordering met betrekking tot de dreadlocks ter hoogte van € 100,00 en de gevorderde kosten vanwege aanschaf van een elektrische fiets van € 1.450,00 niet worden ontvangen en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredig belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Wettelijke rente

Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. Wat betreft de materiële schade merkt het hof op dat de kosten op verschillende tijdstippen zijn gemaakt. Het hof zal derhalve bij wijze van moderatie bepalen dat de wettelijke rente ter zake van de materiële schade aanvangt op 1 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toe te wijzen bedrag ter zake van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2016, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.

Proces- en executiekosten

Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Zoals het hof hiervoor onder het kopje "Reiskosten" heeft overwogen moeten de gemaakte reiskosten ten behoeve van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg, een gesprek met de officier van justitie en gesprekken met de advocaat worden geschaard onder proceskosten. Blijkens bijlage 1A heeft de benadeelde partij hiervoor 1.240,2 kilometer afgelegd. Conform de standaard kilometervergoeding à € 0,19 per kilometer begroot het hof de proceskosten op (1.240,2 kilometer x € 0,19 =) € 235,64. Het hof begroot de proceskosten tot op heden op voormeld bedrag en wijst deze kosten toe.

Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer/benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 37.387,47. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

De verdediging heeft verzocht dat het hof bij de beslissing tot schadevergoedingsmaatregel betaling in termijnen zal bepalen. De verdediging heeft dit verzoek niet nader onderbouwd en het hof zelf ziet geen aanleiding termijnbetaling te bepalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer/benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 37.387,47 (zevenendertigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenveertig eurocent) bestaande uit € 27.387,47 (zevenentwintigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenveertig eurocent) aan materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 235,64 (tweehonderdvijfendertig euro en vierenzestig eurocent);

legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer/benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 37.387,47 (zevenendertigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenveertig eurocent) bestaande uit € 27.387,47 (zevenentwintigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenveertig eurocent) aan materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade;

bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 221 (tweehonderdeenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;

bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;

bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 juli 2017 en van de immateriële schade op 9 december 2

Aldus gewezen door:

mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,

mr. F.P.E. Wiemans en mr. B. Stapert, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,

en op 17 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen

1

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, onderzoek LBRBC17004 AUDI, proces-verbaalnummer 2016222213, gesloten d.d. 26 mei 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 404, hierna te noemen: politiedossier.

2

Zie (onder meer) de zaak Al-Khawaja en Tahery tegen het Verenigd Koninkrijk en de zaak Schatschaschwili tegen Duitsland waarin het driestappenschema nader is uitgewerkt.