ECLI:NL:GHSHE:2021:789
public
2021-04-07T13:01:01
2021-03-18
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-03-18
20/00462
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Bestuursrecht; Belastingrecht
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 30-03-2021
V-N Vandaag 2021/792
FutD 2021-1101
NTFR 2021/1219
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:789
public
2021-03-30T14:09:44
2021-03-30
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:789 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 18-03-2021 / 20/00462

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Belanghebbende is te laat met het aanbod het vaartijdenboek te overleggen.

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00462

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 juli 2020, nummer BRE 19/4280 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met bijlage naar het hof gefaxt. Deze is doorgezonden naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft digitaal via een beeldverbinding plaatsgevonden op 12 februari 2021 in

‘s-Hertogenbosch. Daaraan hebben toen deelgenomen gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] te [kantoorplaats] alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2Feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank; de in die uitspraak onder 2.1 tot en met 2.6 vermelde feiten moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

3Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  • Is belanghebbende verplicht in Nederland verzekerd voor de premie volksverzekeringen gedurende de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 en zo ja, is de premieheffing tot het juiste bedrag berekend?

  • Heeft belanghebbende recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4Gronden

Vooraf

4.1.

Belanghebbende heeft één dag voor de zitting, op 11 februari 2021 om 16.20 uur, een pleitnota met een bijlage gefaxt naar het hof. Deze is doorgezonden naar de inspecteur en die heeft daarvan kennis genomen.

4.2.

Belanghebbende schrijft in de pleitnota dat hij het vaartijdenboek over augustus 2015 tot en met 31 december 2015 naar het hof zou hebben gemaild. Dit vaartijdenboek is door het hof niet ontvangen. De inspecteur heeft tijdens het onderzoek ter zitting verklaard deze (ook) niet te hebben ontvangen.

4.3.

Het hof heeft gemachtigde van belanghebbende tijdens het onderzoek ter zitting voorgehouden dat het voorbij gaat aan het vaartijdenboek over augustus 2015 tot en met 31 december 2015 omdat, ook al zou het op 11 februari 2021 zijn gemaild, het te laat zou zijn ingediend.

4.4.

De gemachtigde heeft tijdens het onderzoek ter zitting uitdrukkelijk protest aangetekend tegen het buiten beschouwing laten van het vaartijdenboek. Hij meent dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt, dat de stukken in aanmerking moeten worden genomen nu deze met een leespauze tijdens de zitting bekeken kunnen worden.

4.5.

In de uitnodiging van 17 december 2020 voor de zitting staat vermeld:

‘Vanwege de beperkingen die verbonden zijn aan een digitale zitting, kunnen pleitnota’s niet tijdens de zitting worden voorgelezen. Evenmin kunnen nadere stukken worden overgelegd. Een pleitnota en (…) moeten daarom uiterlijk drie werkdagen en nadere stukken uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de zitting worden ingediend. Ik verzoek u een kopie van de pleitnota rechtstreeks naar de wederpartij te sturen.’

4.6.

Belanghebbende heeft gesteld het vaartijdenboek gemaild te hebben, maar het is door het hof niet ontvangen en de inspecteur beschikte er evenmin over. Daarnaast is een vaartijdenboek niet een stuk dat met een korte leespauze tijdens het onderzoek ter zitting door de inspecteur en het hof beoordeeld kan worden. Het alsnog in aanmerking nemen van een vaartijdenboek zou dus tot een schorsing van het onderzoek en het aanhouden van de zaak voor een tweede zitting hebben moeten leiden. Het hof acht het algemeen belang van een doelmatige procesgang zwaarder wegen dan het belang dat belanghebbende heeft met het overleggen van het vaartijdenboek. Gemachtigde heeft voor de late (vermeende) indiening van de stukken niet meer naar voren gebracht dan dat hij de stukken zelf pas op 11 februari 2021 aangereikt heeft gekregen. Waarom zijn cliënt die pas zo laat aan de gemachtigde heeft aangeleverd, is in het ongewisse gebleven. Ook heeft de gemachtigde niet gesteld, dat hij zelf ruim voor de tien dagen voor de zitting zijn cliënt om het vaartijdenboek heeft gevraagd. Overigens heeft de griffier na de zitting navraag gedaan, maar een mail van de gemachtigde van belanghebbende met het vaartijdenboek is niet ontvangen.

4.7.

Het hof zal gezien vorenstaande afweging van belangen belanghebbende niet in staat stellen het vaartijdenboek alsnog te overleggen en laat het dus buiten beschouwing.

Ten aanzien van het geschil

4.8.

Het hof is van oordeel dat belanghebbende in hoger beroep geen andere argumenten heeft aangevoerd voor zijn stelling, dat hij niet verplicht in Nederland verzekerd is gedurende de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 en dat hij recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, die tot een ander oordeel dan van de rechtbank zouden moeten leiden.

4.9.

De rechtbank heeft op goede gronden de juiste beslissing genomen. Het hoger beroep is dan ook ongegrond.

Tussenconclusie

4.10.

De slotsom is dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.11.

Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

4.12.

Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.

5Beslissing

Het hof:

  • verklaart het hoger beroep ongegrond;

  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door P. Fortuin, voorzitter, T.A. Gladpootjes en F.P.G. Pötgens, in tegenwoordigheid van I.H.M. Fluitsma, als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. (Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

  3. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.