ECLI:NL:GHSHE:2021:904
public
2021-03-25T00:01:44
2021-03-24
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-03-24
20-002071-19
Hoger beroep
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2019:3900, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Wetboek van Strafrecht 22b
Wetboek van Strafrecht 245
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:904
public
2021-03-24T14:07:37
2021-03-24
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:904 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 24-03-2021 / 20-002071-19

Het hof bevestigt het vonnis met uitzondering van de strafoplegging. Bewezen is verklaard dat verdachte met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. In verband met het taakstrafverbod zoals bedoeld in artikel 22b kan het hof niet anders dan aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 100 uur.

Parketnummer : 20-002071-19

Uitspraak : 24 maart 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 21 juni 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-860299-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [adres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen voor wat betreft de bewezenverklaring en de kwalificatie en het vonnis zal vernietigen voor wat betreft de strafoplegging en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 100 uur.

Namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf en de strafmotivering en met aanvulling van de bewijsmiddelen.

Bewijs

Naast de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, komt de bewezenverklaring mede te berusten op de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.

Op te leggen sanctie

De verdediging heeft verzocht om overeenkomstig de beslissing van de rechtbank aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het taakstrafverbod zoals neergelegd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is omdat geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster.

Het hof overweegt het volgende.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, destijds 18 jaar oud, met aangeefster, destijds 13 jaar oud, op 11 november 2017 ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Verdachte heeft zijn penis in de vagina van aangeefster gebracht en haar borsten betast.

Verdachte wist ten tijde van het bewezenverklaarde dat aangeefster minderjarig was.

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het taakstrafverbod ingevolge artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet gepasseerd kan worden.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.

Uit het onderzoek is gebleken dat aangeefster erg geschrokken en ontdaan was over hetgeen was voorgevallen. Dit blijkt onder meer uit de verklaringen van aangeefster zelf (pagina 55) en de verklaringen van [getuige 1] (pagina 38) en [getuige 2] (pagina 78). Ook volgt uit het onderzoek dat aangeefster zich geïntimideerd heeft gevoeld door de verdachte (pagina 54), dat verdachte aan het doordrammen was (verklaring [medeverdachte] pagina 116) en dat de ontucht plaatsvond terwijl een vriend van verdachte, [medeverdachte] , in de slaapkamer aanwezig was en de deur dichthield (verklaring aangeefster, p. 54, verklaring [getuige 1] , p. 38). Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat dit alles op initiatief van aangeefster zou zijn gebeurd.

Gelet op de zeer jeugdige leeftijd van aangeefster, de impact die het handelen van de verdachte op haar had en de omstandigheden waaronder de ontucht heeft plaatsgevonden is naar het oordeel van het hof sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Dit brengt mee dat het taakstrafverbod van toepassing is. Overigens is het hof voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.

Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in de eerste plaats acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 januari 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Voorts heeft het hof acht geslagen op het uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 23 mei 2019. Hieruit volgt dat niet gesproken kan worden van een pro-criminele houding bij de verdachte.

Ook heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan is gebleken, zoals de omstandigheid dat verdachte destijds net 18 jaar oud was.

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak op zijn plaats is. Met de oplegging hiervan wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten. Voorts zal het hof een taakstraf opleggen.

Alle omstandigheden afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis passend en geboden.

Het hof ziet, met de advocaat-generaal en de verdediging, geen aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht:

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;

bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 29 (negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;

bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door:

mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,

mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,

en op 24 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen