ECLI:NL:GHSHE:2021:905
public
2021-03-24T13:25:27
2021-03-24
Raad voor de Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
2021-03-24
20-000198-21
Hoger beroep
Op tegenspraak
NL
's-Hertogenbosch
Strafrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:905
public
2021-03-24T10:49:56
2021-03-24
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:GHSHE:2021:905 Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 24-03-2021 / 20-000198-21

Opruiing. Coronarellen. De verdachte heeft anderen aangezet tot het plegen van strafbare feiten en tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Daartoe heeft hij in een openbare Whatsapp-groep met het onderwerp ‘Rellen Tilburg’, waarin het voorstel werd gedaan om het politiebureau in Tilburg te bekogelen, gereageerd met het bericht dat hij een automatisch vuurwapen had liggen en dat er bij interesse reacties aan hem konden worden gestuurd.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Parketnummer : 20-000198-21

Uitspraak : 24 maart 2021 (bij vervroeging)

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 27 januari 2021 in de strafzaak met parketnummer 02-023323-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1974,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Flevoland –

het Huis van Bewaring te Lelystad.

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 1) en ‘in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de politierechter bij vonnis de gevangenneming van de verdachte bevolen en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.

Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

De raadsvrouwe van de verdachte heeft zich met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 25 januari 2021 te Tilburg een wapen van categorie II, onder 5, van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;

2.hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 25 januari 2021 te Tilburg, in elk geval in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels social media, te weten middels een Whatsapp-account, een bericht in een (openbare) Whatsappgroep geplaatst/gedeeld/gestuurd met de inhoud: ‘Jongens as jullie echt woute bureau ma klote wille gooie mee poppe steentjes bende uren bezig en des ni t ergste mar op einde nog lammen erm ook. Mar ff serieus Kheb ergens nog wel AK47 ligge Dus dan kende goan alleen ik schiet ni want heb nog heeel veel vorwaardelijk staan dus iemand intresse stuur pb. En alleen serieuze gin grappemakers want lope zelf moeilijk eerdaags dan’.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.hij op 25 januari 2021 te Tilburg een wapen van categorie II, onder 5, van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;

2.hij op 25 januari 2021 te Tilburg in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels social media, te weten middels een Whatsapp-account, een bericht in een (openbare) Whatsappgroep geplaatst/gedeeld/gestuurd met de inhoud: ‘Jongens as jullie echt woute bureau ma klote wille gooie mee poppe steentjes bende uren bezig en des ni t ergste mar op einde nog lammen erm ook. Mar ff serieus Kheb ergens nog wel AK47 ligge Dus dan kende goan alleen ik schiet ni want heb nog heeel veel vorwaardelijk staan dus iemand intresse stuur pb. En alleen serieuze gin grappemakers want lope zelf moeilijk eerdaags dan’.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Tilburg-Centrum, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2021022279, gesloten d.d. 26 januari 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-41.

Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde:

Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit 1 volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte dat feit heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

1.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2021, dossierpagina’s 10-11, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] inzake het aantreffen van een stroomstootwapen in de woning van de verdachte.

2.

Proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 26 januari 2021, dossierpagina’s 20-21, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] inzake de aard en juridische kwalificatie van het onder de verdachte inbeslaggenomen stroomstootwapen.

3.

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 12 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter zake van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, zoals onder feit 1 bewezen is verklaard.

Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde:

1.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2021, dossierpagina 5, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Op maandag 25 januari 2021 was ik, verbalisant, werkzaam in het politiedistrict Hart van Brabant in verband met de ongeregeldheden rond de invoering van de avondklok.

Er werd mij een verzoek gedaan om een aanhouding en doorzoeking op grond van de Wet Wapens en Munitie te doen naar aanleiding van een WhatsApp-bericht in een openbare appgroep genaamd ‘rellen Tilburg’ dat een persoon een AK47 automatisch wapen zou hebben. Deze persoon gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] . Bij controle in de politiesystemen bleek het telefoonnummer op naam te staan van [verdachte] [geboortedatum] , [woonadres] .

De letterlijke tekst van het bericht betrof: ‘jongens as jullie echt woute bureau ma klote wille gooie mee poppe steentjes bende uren bezig en des ni t ergste mar op einde nog lammen erm ook. Mar ff serieus Kheb ergens nog wel AK47 ligge Dus dan kende goan alleen ik schiet ni want heb nog heeel veel vorwaardelijk staan dus iemand intresse stuur pb. En alleen serieuze gin grappemakers want lope zelf moeilijk eerdaags dan’.

Na overleg met de officier van justitie mr. Kerkhofs kregen wij toestemming om [verdachte] aan te houden buiten heterdaad voor opruiing (artikel 131 Wetboek van Strafrecht) en een doorzoeking van de woning te doen op grond van de Wet Wapens en Munitie.

Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

2.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2021, dossierpagina’s 33-37, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

Ik werd uitgenodigd voor een app: Rellen in Tilburg. Ik las toen dat ze met stenen een politiebureau wilden bekogelen. Ik heb toen gezegd dat ik nog wel een AK47 had liggen zodat ze geen lamme arm kregen.

Vraag verbalisanten: Van wie is het telefoonnummer: [telefoonnummer] ? Antwoord verdachte: Dat is van mij.

Opmerking verbalisanten: In die groepsapp is gestuurd: ‘Jongens as jullie echt woute bureau ma klote wille gooie mee poppe steentjes bende uren bezig en des ni t ergste mar op einde nog lammen erm ook’. Vraag verbalisanten: Weet jij wie deze tekst heeft gestuurd?Antwoord verdachte: Ik heb die gestuurd.

Opmerking verbalisanten: Daarna wordt er gestuurd: ‘Mar ff serieus Kheb ergens nog wel AK47 ligge Dus dan kende goan alleen ik schiet ni want heb nog heeel veel vorwaardelijk staan dus iemand interesse stuur pb. En alleen seieuze gin grappemakers want lope zelf moeilijk eerdaags dan’. Vraag verbalisanten: Weet jij wie deze tekst heeft gestuurd?Antwoord verdachte: Dat kan goed zijn dat ik dat gestuurd heb.

3.

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 12 maart 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

Op 25 januari 2021 was ik in mijn woning aan de [woonadres] . Ik ben internationaal vrachtwagenchauffeur. Ik moest die avond gaan werken. In de middag slaap ik. Omstreeks 18.00 of 19.00 uur ben ik opgestaan. Ik ben op de bank gaan zitten en keek naar de door mij ontvangen apps op mijn telefoon. Ik zag dat dat ik via een uitnodigingslink was uitgenodigd voor de Whatsapp-groep ‘Rellen Tilburg’. Daarin stond het voorstel om het politiebureau te gaan bekogelen. Ik ben op de uitnodiging ingegaan en heb daar op gereageerd.

Ik wist dat er een gedoe was over corona. Ik wist ook dat de avondklok er aan zat te komen. In Duitsland en België was die al ingevoerd.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouwe van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van opruiing, zoals onder feit 2 aan de verdachte ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat het voorwaardelijk opzet op de opruiing niet kan worden bewezen. De verdachte werd immers uitgenodigd voor deelname aan een Whatsapp-groep en heeft, nadat hij die uitnodiging had geaccepteerd, impulsief gereageerd op het daarin geopperde idee om het politiebureau in Tilburg te gaan bekogelen. Met de eerste twee zinnen van het door de verdachte gestuurde bericht heeft hij de draak willen steken met de persoon die voorstelde om het politiebureau te gaan bekogelen. Het is nimmer zijn intentie geweest dat anderen naar aanleiding van het door hem gestuurde bericht tot daadwerkelijk strafbaar handelen over zouden gaan, aldus de verdediging.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Opruiing houdt in het aanzetten tot strafbare feiten en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Bij de beoordeling of de door een verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.

In het delict opruiing ligt het opzet van de opruier op het aanzetten tot strafbare feiten en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag besloten. Ook degene die met zijn uitlating willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, handelt opzettelijk en wel in de vorm van voorwaardelijk opzet.

Het belang van strafbaarstelling van opruiing is, blijkens opname van het desbetreffende artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht, gelegen in de bescherming van de openbare orde.

De opruiing dient in het openbaar plaats te vinden op mondelinge wijze, bij afbeelding of bij geschrift. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waarop de teksten zijn weergegeven. Door het plaatsen van uitlatingen op voor het publiek toegankelijke sociale media, zoals in het onderhavige geval, worden deze in de openbaarheid gebracht.

Het strafbare feit waartoe wordt opgeruid, moet rechtstreeks in het geschrift zijn aangeduid, maar daarbij hoeven niet de woorden van de strafwet te zijn gebruikt. Een herkenbare omschrijving van het feit waartoe wordt opgeruid volstaat. Daarbij kan worden gekeken naar de gehele inhoud van het geschrift en de strekking daarvan. Uit de omschrijving van de handelingen in de tenlastelegging moet voldoende blijken dat de handelingen waartoe is opgeroepen, indien zij waren uitgevoerd, een strafbaar feit zouden opleveren. Om tot een bewezenverklaring van opruiing te komen, is niet vereist dat de opruiing enig gevolg heeft gehad. Ook is niet vereist dat vast komt te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbare feit, waartoe is opgeruid, zal plaatsvinden.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte is uitgenodigd voor een openbare Whatsapp-groep genaamd ‘Rellen Tilburg’. Daarin stond een bericht waarin het voorstel werd gedaan om het politiebureau in Tilburg met stenen te bekogelen, waarop de verdachte heeft gereageerd dat hij een automatisch vuurwapen heeft liggen, dat hij niet zelf wil schieten omdat hij ‘nog heel veel voorwaardelijk heeft staan’ (het hof begrijpt: dat hij voorwaardelijk in vrijheid is gesteld) en dat er bij interesse alleen serieuze reacties door middel van een persoonlijk bericht aan hem kunnen worden gestuurd.

Het hof is van oordeel dat de door de verdachte gestuurde tekst, gelezen in de context van de overige berichten van de groep, welke tekst bovendien is geplaatst in een Whatsapp-groep getiteld ‘Rellen Tilburg’, bezwaarlijk anders kan worden geduid als zijnde bewoordingen die anderen aansporen tot het oppakken van een machinegeweer tegen de politie en daarmee tot het begaan van een strafbaar feit en het plegen van geweld tegen het openbaar gezag. Het door de verdachte gestuurde bericht is daarmee opruiend van aard.

De vervolgvraag waarvoor het hof zich ziet gesteld, is of de verdachte met het plaatsen van dit bericht opzet heeft gehad op het tenlastegelegde, ten minste in voorwaardelijke zin. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wist dat er ‘gedoe was over corona’, sprake zou (kunnen) zijn van de invoering van een avondklok en dat hij desondanks een opruiend bericht heeft geplaatst in een openbare Whatsapp-groep getiteld ‘Rellen Tilburg’. Het kan naar het oordeel van het hof voorts in redelijkheid niemand, en dus ook verdachte niet, zijn ontgaan dat er als gevolg van de maatregelen die de regering heeft genomen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus in het land meerdere rellen, maatschappelijke onrust en wanordelijkheden zijn ontstaan, temeer nu dit het gespreksonderwerp van de dag is geweest en daarvan zeer uitgebreid verslag is gedaan in de media. Daarvan was ook reeds sprake op 25 januari 2021, aangezien daags daarvoor protesten tegen de avondklok hebben plaatsgevonden in onder andere Eindhoven en Amsterdam, welke protesten zijn uitgelopen op rellen.

Door onder voormelde omstandigheden een opruiend bericht in een openbare Whatsapp-groep te sturen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat derden zouden worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en tot gewelddadigheden tegen de politie. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.

Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

in het openbaar, bij geschrift, opruien tot enig strafbaar feit en tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straf

Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing en aan het bezit van een stroomstootwapen. De verdachte heeft anderen aangezet tot het plegen van strafbare feiten en tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Daartoe heeft hij in een openbare Whatsapp-groep met het onderwerp ‘Rellen Tilburg’, waarin het voorstel werd gedaan om het politiebureau in Tilburg te bekogelen, gereageerd met het bericht dat hij een automatisch vuurwapen had liggen en dat er bij interesse reacties aan hem konden worden gestuurd. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een stroomstootwapen aangetroffen. Het bezit daarvan brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee.

De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader is ook het ingrijpende middel van de avondklok aangewend, waardoor eenieder, behoudens bij wet geregelde uitzonderingsgevallen, zich vanaf 21.00 uur niet meer op straat mag begeven. Naar aanleiding van de instelling van deze avondklok zijn in Nederland grootschalige rellen uitgebroken, die menig burger grote angst hebben ingeboezemd. Zo werd er op zondag 24 januari 2021 in Tilburg door een grote groep personen gereld, geplunderd en werden er allerhande zaken (waaronder winkels) vernield. Ook werden brandbommen naar de politie en een explosief door het raam van een woning gegooid en werden journalisten belaagd. Mensen moesten machteloos toekijken hoe hun eigendommen en woonomgeving genadeloos werden vernield, terwijl veel burgers in deze tijden om uiteenlopende redenen al zwaar te lijden hebben onder de genomen maatregelen. Deze pure vernielzucht kent geen enkele rechtvaardiging. De verdachte heeft er evenwel voor gekozen om daags na deze verwerpelijke rellen anderen ertoe te bewegen om gewelddadigheden tegen het politiebureau te begaan, zelfs met gebruikmaking van een automatisch vuurwapen. Dit abjecte gedrag is volstrekt onacceptabel en dient naar het oordeel van het hof met name uit het oogpunt van generale preventie en vergelding streng te worden bestraft, opdat de samenleving daartegen wordt beschermd.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. De verdachte is bij vonnis van het Canterbury Crown Court van 18 januari 2016 ter zake van de handel in verdovende middelen veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de executie aan de Nederlandse autoriteiten is overgedragen. De verdachte is op 15 mei 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Het hof stelt vast dat de verdachte het onderhavige feit tijdens die voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft gepleegd.

Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij van beroep internationaal vrachtwagenchauffeur is, dat hij onder bewind staat in het kader van de schuldsaneringsregeling, dat hij alleenstaand is en twee dochters heeft, van wie er één bij hem inwoont. Indien de verdachte nog langer van zijn vrijheid zal worden beroofd, dreigt hij zijn baan en huurwoning naar eigen zeggen kwijt te raken.

Het hof is van oordeel, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, dat in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van generale preventie en vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

Hoewel de politierechter en de advocaat-generaal zulks eveneens hebben onderkend, zou met oplegging van dezelfde straf als door de politierechter is gevonnist en zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde. Voorts zou daarvan jegens potentiële opruiers in onvoldoende mate een afschrikwekkend effect uitgaan. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.

Het feit dat eenieder in Nederland zich thans door de uitbraak van het coronavirus in een uitzonderlijke situatie bevindt en het handelen van de verdachte op die situatie betrekking heeft, maakt dat de binnen de staande magistratuur ontwikkelde richtlijnen, dienende als indicatie voor een gebruikelijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van opruiing, anders dan door de verdediging is bepleit, niet op de onderhavige situatie van toepassing zijn. Deze richtlijnen zijn immers niet voor deze uitzonderlijke situatie geschreven, temeer nu ten tijde van het opstellen daarvan de aard en omvang van deze coronapandemie niet kon worden voorzien.

Het hof is van oordeel dat voor doorsnee gevallen van opruiing, indien alleen wordt opgeruid tot enig strafbaar feit, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 1 tot 3 maanden op zijn plaats is. Indien sprake is van opruiing, uitsluitend tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 6 maanden passend.

Alles afwegende acht het hof in deze zaak oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, die met name is ingegeven door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wordt tevens enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Gelet op het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal het hof de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 131 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;

bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Aldus gewezen door:

mr. drs. K.J. van Dijk, voorzitter,

mr. drs. J. Nederlof en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,

en op 24 maart 2021 bij vervroeging ter openbare terechtzitting uitgesproken.