ECLI:NL:HR:2021:116
public
2021-01-27T00:02:11
2021-01-26
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-01-26
19/02976
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Strafrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:2528
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1247
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:116
public
2021-01-26T13:22:09
2021-01-26
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:116 Hoge Raad , 26-01-2021 / 19/02976

Vanuit Duitsland meenemen van een vrouw naar NL/België met het oogmerk haar seksuele handeling tegen betaling te laten verrichten (medeplegen mensenhandel, art. 273f.1 sub 3 Sr). Volgt uit bewijsvoering dat meenemen van aangeefster is begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/02970.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/02976

Datum 26 januari 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juni 2019, nummer 20-000106-15, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2021.