ECLI:NL:HR:2021:136
public
2021-02-03T10:20:31
2021-01-27
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-01-29
20/01249
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Bestuursrecht; Belastingrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:1415
Rechtspraak.nl
Viditax (FutD), 29-01-2021
FutD 2021-0313
NTFR 2021/466
V-N Vandaag 2021/246
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:136
public
2021-01-27T14:55:23
2021-01-29
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:136 Hoge Raad , 29-01-2021 / 20/01249

HR: 81.1 RO.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01249

Datum 29 januari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 februari 2020, nr. 18/00605 op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/5601), betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2021.