ECLI:NL:HR:2021:166
public
2021-03-05T10:07:35
2021-01-29
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-02-09
19/03706
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1168
Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2021-0032
RvdW 2021/226
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:166
public
2021-02-09T11:21:55
2021-02-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:166 Hoge Raad , 09-02-2021 / 19/03706

Strafmotivering, art. 359.6 Sv. Hof heeft verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf van 2 weken, maar strafoplegging bevat geen opgave van redenen die i.h.b. hebben geleid tot keuze van opleggen van vrijheidsbenemende straf. Dat is in strijd met art. 359.6 Sv. Verzuim leidt o.g.v. art. 359.8 Sv tot nietigheid (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2191). Volgt partiële vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing. Samenhang met 19/03700 en 19/03708.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/03706

Datum 9 februari 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 april 2019, nummer 21-000505-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C.H. Pronk, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met artikel 359 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in zijn uitspraak niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.

2.2

Het hof heeft de verdachte wegens overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:

“Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte.”

2.3

Deze overweging bevat geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat is in strijd met het zesde lid van artikel 359 Sv. Dat verzuim leidt op grond van artikel 359 lid 8 Sv tot nietigheid (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2191).

2.4

Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van de cassatiemiddelen niet nodig is.

3Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2021.