HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02086
Datum 5 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Marokko (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 6 maart 2020, nr. 19/813 ANW-V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 oktober 2019.
1Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak. Het beroep in cassatie moet daarom niet–ontvankelijk worden verklaard.
2Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 135 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.