Art. 81 lid 1 RO. Mededingingsrecht. Vervolg van HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6102, HvJEU 17 september 2014, ECLI:EU:C:2014:2224, en HR 27 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:994. Zijn door havenbedrijf verstrekte kredietgaranties aan te merken als verboden staatssteun (art. 107 en 108 VWEU)? Toerekening aan gemeente van verstrekken kredietgaranties; betekenis van goedkeuring door (door gemeente benoemde) Raad van Commissarissen havenbedrijf. Begunstiging kredietverstrekker door garanties? Was bestuurder bevoegd tot verstrekken garanties? Is schijn van volmachtverlening gewekt?
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/04591
Datum 5 februari 2021
ARREST
In de zaak van
COMMERZ NEDERLAND N.V.,gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: Commerz,
advocaat: W.H. van Hemel,
tegen
HAVENBEDRIJF ROTTERDAM N.V.,gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: HbR,
advocaten: J.W.M.K. Meijer en B.M.H. Fleuren.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
-
zijn arrest in de zaak 11/02221, ECLI:NL:HR:2016:994, van 27 mei 2016;
-
het arrest in de zaak 200.223.811/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 juli 2019.
Commerz heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
HbR heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor HbR toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Commerz heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Beslissing
De Hoge Raad:
-
verwerpt het beroep;
-
veroordeelt Commerz in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HbR begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Commerz deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresident C.A. Streefkerk en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 5 februari 2021.