ECLI:NL:HR:2021:199
public
2021-03-05T10:07:37
2021-02-08
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-02-09
20/02597
Cassatie
Beschikking
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:41
Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2021-0033
NJB 2021/590
RvdW 2021/234
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:199
public
2021-02-08T15:52:01
2021-02-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:199 Hoge Raad , 09-02-2021 / 20/02597

Rolbeslissing. Beschikking, klaagschrift ex art. 164.8 WVW 1994 strekkende tot teruggave van ingevorderd rijbewijs. Aanzegging in cassatie rechtsgeldig betekend, nu aanzegging in penitentiaire inrichting via interne post is verzonden naar gedetineerde klager en niet in persoon aan hem is uitgereikt? HR: Op redenen vermeld in CAG heeft aanzegging a.b.i. art. 447.3 Sv niet op rechtsgeldige wijze plaatsgevonden. HR voert zaak van de rol. CAG: Akten van uitreiking betreffende aanzegging in cassatie houden in dat gerechtelijke mededeling waarop akte betrekking heeft aan geadresseerde in persoon is uitgereikt, terwijl klager in beide gevallen niet heeft getekend voor ontvangst. Op als bijlage gevoegd formulier ‘aanvulling op de akte van uitreiking’, waarvan model is vastgesteld in art. 2 Regeling modellen van akte gerechtelijke mededelingen HR en welk art. de met uitreiking belaste persoon bevoegdheid verschaft met het oog op minimalisering van het risico op besmetting met COVID-19 ervan af te zien geadresseerde ontvanger te laten tekenen voor ontvangst, is aangekruist dat uitreiking niet in persoon heeft plaatsgevonden, maar telkens via interne post van penitentiaire inrichting aan klager is geadresseerd. Verzending met interne post kan niet met uitreiking in persoon worden gelijkgesteld, terwijl deze handelswijze evenmin kan worden beschouwd als andere in wet voorziene wijze van betekening. Van rechtsgeldige betekening is geen sprake geweest. Samenhang met 20/03357 B.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/02597 B

Datum 9 februari 2021

ROLBESLISSING

naar aanleiding van het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 juli 2020, nummer RK 20-005799, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend

door

[klager],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,

hierna: de klager.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager.

De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de zaak van de rol zal worden gevoerd, opdat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging van de binnenkomst van de stukken als bedoeld in artikel 447 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) doet uitgaan.

2. Beoordeling van de geldigheid van de uitreiking van de aanzegging als bedoeld in artikel 447 lid 3 Sv

De uitreiking van de aanzegging als bedoeld in het hier toepasselijke artikel 447 lid 3 Sv heeft niet op rechtsgeldige wijze plaatsgevonden. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 15 tot en met 18. Dit leidt ertoe dat de onderhavige zaak van de rol moet worden gevoerd opdat de procureur-generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging voor de behandeling van het cassatieberoep doet uitgaan.

3Beslissing

De Hoge Raad voert de zaak van de rol.

Deze rolbeslissing is gegeven door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2021.