ECLI:NL:HR:2021:234
public
2021-04-01T10:18:54
2021-02-14
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-09
20/00067
Cassatie
NL
Strafrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:4690
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:48
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/332
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:234
public
2021-03-08T16:48:08
2021-03-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:234 Hoge Raad , 09-03-2021 / 20/00067

Medeplegen poging doodslag (meermalen gepleegd) door als lid van motorclub op klaarlichte dag in woonwijk met vuurwapen in de richting van 2 anderen te schieten, art. 287 Sr. 1. Eigen waarneming hof m.b.t. camerabeelden. 2. Beroep op noodweer. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05907.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/00067

Datum 9 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 december 2019, nummer 20-002201-16, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2021.