HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/03721
Datum 19 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 10 november 2020, nr. 18/1501, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 18/1128) betreffende de intrekking van een vergunning voor het bemiddelen en/of adviseren in financiële producten.
1Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven als deze, die is gedaan in een geschil betreffende een beslissing ingevolge de Wet op het financieel toezicht. Het beroep in cassatie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2021.