ECLI:NL:HR:2021:313
public
2021-03-27T10:09:43
2021-02-25
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-02
19/04685
Cassatie
Artikel 80a RO-zaken
NL
Strafrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:8428, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:204
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/307
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:313
public
2021-03-02T12:45:29
2021-03-02
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:313 Hoge Raad , 02-03-2021 / 19/04685

Poging tot moord op ex-vriendin door haar in gezicht te slaan en met mes in gezicht en arm te snijden. Klacht over ‘voorbedachte raad’. HR: art. 80a RO.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/04685

Datum 2 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2019, nummer 21-001839-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

2Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2021.