ECLI:NL:HR:2021:354
public
2021-04-01T10:19:01
2021-03-08
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-09
19/05781
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:232
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:11154
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/329
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:354
public
2021-03-08T17:11:52
2021-03-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:354 Hoge Raad , 09-03-2021 / 19/05781

Oplichting van bank (meermalen gepleegd) door ruim € 11 miljoen af te romen tijdens rondpompen van geld o.b.v. groot aantal incasso-opdrachten (art. 326.1 Sr), opzettelijk onjuist doen van aangifte inkomstenbelasting (art. 69.2 AWR), bedrieglijke bankbreuk (art. 341.1.1 Sr) en (als bestuurder van rechtspersoon) na faillissement weigeren vereiste inlichtingen aan curator te geven (art. 194.1 Sr). 1. Bewijsklacht oplichting. Zijn bewezenverklaarde gedragingen te kwalificeren als samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen? 2. Bewijsklacht oplichting. Heeft bank in maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid betracht? 3. Bewijsklacht t.a.v. weigeren vereiste inlichtingen te geven. Kan vereist opzet uit gebezigde b.m. worden afgeleid? 4. Bewijsklacht t.a.v. als bestuurder van rechtspersoon weigeren vereiste inlichtingen te geven. Heeft verdachte geweigerd vereiste inlichtingen aan curator te verstrekken? 5. Vordering b.p. Levert behandeling van vordering een onevenredige belasting van strafproces op? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05809.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/05781

Datum 9 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2019, nummer 21-001424-16, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2021.