ECLI:NL:HR:2021:378
public
2021-04-09T10:39:16
2021-03-12
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-16
19/02132
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:255
In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2019:1296
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/346
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:378
public
2021-03-16T15:33:58
2021-03-16
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:378 Hoge Raad , 16-03-2021 / 19/02132

Beïnvloeding van de vrijheid van een persoon om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar af te leggen, art. 285a Sr. Beïnvloeding van twee getuigen. Middelen m.b.t. 1. afwijzing getuigenverzoek en 2. bewezenverklaring en kwalificatiebeslissing. Had verdachte opzet op beïnvloeden getuigen? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/02131, 19/02135, 19/02163, 19/02224, 19/02238 en 20/00970.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/02132

Datum 16 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 april 2019, nummer 22-002651-15, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

3.2

Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.

4Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;

- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 190 uren, subsidiair 95 dagen hechtenis, belopen;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2021.