ECLI:NL:HR:2021:396
public
2021-03-24T10:02:23
2021-03-16
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-19
20/01742
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Bestuursrecht; Belastingrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:396
public
2021-03-16T08:33:49
2021-03-19
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:396 Hoge Raad , 19-03-2021 / 20/01742

HR: 81.1 RO.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01742

Datum 19 maart 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 24 april 2020, nr. AWB/ROE 19/257 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 juli 2019.

1Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021.