ECLI:NL:HR:2021:427
public
2021-03-29T18:09:56
2021-03-19
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-23
19/02284
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:274
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:427
public
2021-03-23T09:36:29
2021-03-23
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:427 Hoge Raad , 23-03-2021 / 19/02284

Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 19/02283.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/02284

Datum 23 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 april 2018, nummer 21/000906-17, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

2Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2021.