ECLI:NL:HR:2021:457
public
2021-03-30T12:45:56
2021-03-25
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-03-30
19/03718
Cassatie
NL
Strafrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:6282
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:95
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:457
public
2021-03-29T15:06:52
2021-03-30
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:457 Hoge Raad , 30-03-2021 / 19/03718

Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/03718

Datum 30 maart 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2019, nummer 21-003934-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te ’sGravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot:

- vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat (de duur van) de opgelegde gevangenisstraf betreft en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij vervangende hechtenis is toegepast;

- tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf;

- tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;

- en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

2.2

Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het door het hof in zoverre bevestigde vonnis genoemde slachtoffer [benadeelde] het in het vonnis vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het vonnis genoemde aantal dagen hechtenis.

2.3

Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

3Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

4Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het door het hof in zoverre bevestigde vonnis genoemde slachtoffer [benadeelde] vervangende hechtenis is toegepast;

- vermindert de duur van deze gevangenisstraf in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;

- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het voornoemde slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2021.