HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02704
Datum 26 maart 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 juli 2020, nrs. SGR 19/5533, SGR 19/5534, SGR 19/5536, SGR 19/5537, SGR 19/5538, SGR 19/5539, SGR 19/5540, SGR 19/5541, SGR 19/5542 en SGR 19/5543 V op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 6 december 2019.
1Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 december 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 januari 2021 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.