ECLI:NL:HR:2021:50
public
2021-01-19T20:36:58
2021-01-14
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-01-15
19/03669
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Bestuursrecht; Belastingrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2019:1904
Rechtspraak.nl
FutD 2021-0149
Viditax (FutD), 15-01-2021
NTFR 2021/340
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:50
public
2021-01-14T10:02:19
2021-01-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:50 Hoge Raad , 15-01-2021 / 19/03669

HR: 81.1 RO.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 19/03669

Datum 15 januari 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 juli 2019, nrs. BK-18/00609 tot en met 18/00611, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 16/7196, 16/7197 en 16/7199) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012, 2013 en 2014 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft tevens wrakingsverzoeken ingediend.

Bij beslissing van 18 december 2020, nrs. 20/00520 en 20/00521, ECLI:NL:HR:2020:2076, zijn de verzoeken tot wraking afgewezen en is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in (onder meer) de zaak 19/03669 niet in behandeling zal worden genomen.

2Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021.