Hennepteelt in de uitoefening van beroep of bedrijf (art. 3.B jo. art. 11.3 Opiumwet), medeplegen van diefstal d.m.v. verbreking (art. 311.1.5 Sr) en voorhanden hebben van wapens en munitie (artt. 26.1 en 13.1 WWM). Middelen over 1. verwerping verweer strekkende tot bewijsuitsluiting, 2. strafmotivering, 3. oordeel hof dat verdachte heeft gehandeld in uitoefening beroep of bedrijf en 4. verwerping preliminair verweer strekkende tot nietigverklaring inleidende dagvaarding bij rechtbank. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/02993.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02989
Datum 13 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 juni 2019, nummer 20-002691-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.
1Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A.J. Verploegh, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2021.