ECLI:NL:HR:2021:570
public
2021-05-07T10:10:25
2021-04-12
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-04-13
20/00837
Cassatie
NL
Strafrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:170
Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2021-0093
RvdW 2021/482
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:570
public
2021-04-13T10:59:00
2021-04-13
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:570 Hoge Raad , 13-04-2021 / 20/00837

Aanwezig hebben van heroïne en cocaïne (art. 2.C. jo. 10.3 Opiumwet), vernielen van een wasbak (art. 350 Sr) en wederspannigheid (art. 181 Sr). Strafmotivering (gevangenisstraf van 2 maanden), verwijzing naar niet tenlastegelegde feiten. Kon hof bij strafoplegging betrekken dat verdachte eerder is veroordeeld voor wederspannigheid? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BM9968 m.b.t. voorwaarden waaronder bij strafoplegging rekening kan worden gehouden met niet tlgd. feit. In ’s hofs overweging dat “verdachte reeds eerder is veroordeeld voor wederspannigheid. Desondanks heeft verdachte zich opnieuw aan een soortgelijk misdrijf schuldig gemaakt” komt tot uitdrukking dat hof i.h.b. gewicht heeft toegekend aan omstandigheid dat verdachte niettegenstaande eerdere veroordeling voor wederspannigheid zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo’n strafbaar feit. Deze veroordeling was echter nog niet onherroepelijk ten tijde van begaan van vermelde wederspannigheid waarop strafoplegging betrekking heeft. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd. Volgt partiële vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/00837

Datum 13 april 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 februari 2020, nummer 21-001323-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, met terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over de strafmotivering.

2.2

De verdachte is wegens “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen” en “wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben”, gepleegd op 1 juni 2017, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:

“Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft tevens acht geslagen op de strafrechtelijke documentatie van verdachte.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor wederspannigheid. Desondanks heeft verdachte zich opnieuw aan een soortgelijk misdrijf schuldig gemaakt.”

2.3

Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 januari 2020. Dat uittreksel houdt, voor zover hier van belang, in dat de verdachte op 19 september 2017 door de politierechter in de rechtbank Overijssel is veroordeeld voor onder meer wederspannigheid gepleegd op 31 maart 2017 en dat die veroordeling op 4 oktober 2017 onherroepelijk is geworden.

2.4.1

Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het staat de rechter vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit, onder meer wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en de vermelding van dit feit dient ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (vgl. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968). Daarbij wordt, mede gelet op het bepaalde in artikel 78b Sr, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld een onherroepelijke strafbeschikking.

2.4.2

Indien in zulke gevallen het vermelden van een niet tenlastegelegd – al dan niet soortgelijk – feit aanleiding geeft tot strafverzwaring, dient de veroordeling dan wel de strafbeschikking ter zake van dat feit in beginsel onherroepelijk te zijn op het moment dat deze in het vonnis of het arrest bij de strafoplegging in aanmerking wordt genomen. Wanneer evenwel met de vermelding van het niet tenlastegelegde feit bij de strafoplegging in het bijzonder gewicht wordt toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling of een eerdere strafbeschikking zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo een strafbaar feit bijvoorbeeld doordat in de strafmotivering wordt vermeld dat die veroordeling of die strafbeschikking de verdachte niet heeft weerhouden opnieuw zo een strafbaar feit te begaan - dient de veroordeling of de strafbeschikking ter zake van dat niet tenlastegelegde feit reeds onherroepelijk te zijn ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft.

2.5

In de overweging van het hof dat “verdachte reeds eerder is veroordeeld voor wederspannigheid. Desondanks heeft verdachte zich opnieuw aan een soortgelijk misdrijf schuldig gemaakt” komt tot uitdrukking dat het hof in het bijzonder gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande een eerdere veroordeling voor wederspannigheid zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo’n strafbaar feit. Deze veroordeling was echter nog niet onherroepelijk ten tijde van het begaan van de onder 2.2 vermelde wederspannigheid waarop de strafoplegging betrekking heeft. De strafoplegging is daarom, gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld, ontoereikend gemotiveerd.

2.6

Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2021.