ECLI:NL:HR:2021:581
public
2021-05-07T10:10:51
2021-04-15
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-04-16
20/01346
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:213, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:2130, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtspraak.nl
RvdW 2021/447
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:581
public
2021-04-16T15:36:07
2021-04-16
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:581 Hoge Raad , 16-04-2021 / 20/01346

Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Geschil tussen erfgenamen. Vervalsing handtekening erflaatster door een van de erfgenamen? Stelplicht en bewijslast.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 20/01346

Datum 16 april 2021

ARREST

In de zaak van

[eiser],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: [eiser],

advocaat: N.C. van Steijn,

tegen

[verweerster], zowel privé als in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster],wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: [verweerster],

advocaat: J. van Duijvendijk-Brand.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de vonnissen in de zaak C/05/279609 / HZ ZA 15-86 van de rechtbank Gelderland van 6 mei 2015 en 26 augustus 2015;

  2. de arresten in de zaak 200.181.331 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2016, 13 december 2016, 30 oktober 2018 en 10 maart 2020.

[eiser] heeft tegen de arresten van het hof van 30 oktober 2018 en 10 maart 2020 beroep in cassatie ingesteld.

[verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van deze arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van (een van) de arresten van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3Beslissing

De Hoge Raad:

  • verwerpt het principale beroep;

  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 16 april 2021.