ECLI:NL:HR:2021:660
public
2021-04-23T11:07:09
2021-04-23
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-04-23
20/01425
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Bestuursrecht; Belastingrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:660
public
2021-04-23T09:46:23
2021-04-23
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:660 Hoge Raad , 23-04-2021 / 20/01425

HR: 81.1 RO.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/01425

Datum 23 april 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 maart 2020, nr. 18/2785 AKW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 15/8537) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.

1Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.H. Kruseman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

De SVB, vertegenwoordigd door N. Zuidersma-Hovers, heeft een verweerschrift ingediend.

2Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.