ECLI:NL:HR:2021:677
public
2021-05-12T10:05:59
2021-04-30
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-04-30
20/03655
Cassatie
NL
Bestuursrecht; Belastingrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:7832, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2021/1023
FutD 2021-1395
Viditax (FutD), 30-04-2021
NTFR 2021/1514
V-N 2021/21.26.2
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:677
public
2021-04-30T10:25:58
2021-04-30
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:677 Hoge Raad , 30-04-2021 / 20/03655

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03655

Datum 30 april 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2020, nr. 19/00009, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/2227) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep. De griffier van de Hoge Raad heeft in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht van 3 december 2020 geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van dat bericht te herstellen. Die termijn eindigde op 14 januari 2021. Volgens het digitale systeem van de Hoge Raad had belanghebbende op 3 december 2020 toegang tot het digitale dossier. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat het hiervoor bedoelde bericht op 3 december 2020 voor belanghebbende toegankelijk is geworden, zodat belanghebbende geacht moet worden dit bericht te hebben ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 4, Awb, op 3 december 2020.Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt. Op 14 maart 2021 heeft de Hoge Raad via het webportaal een brief van belanghebbende ontvangen met een nader verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden van het beroep. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing. Gelet op het vorenstaande zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.

2Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021.