ECLI:NL:HR:2021:71
public
2021-01-20T00:02:52
2021-01-17
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-01-19
18/02709
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Strafrecht
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:2617
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1226
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:71
public
2021-01-18T09:54:45
2021-01-19
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:71 Hoge Raad , 19-01-2021 / 18/02709

Oplichting d.m.v. voorspiegelen rendementen en Wet toezicht kredietwezen 1992. Middelen o.m. over afwijzen getuige. HR: art. 81.1 RO en volstaan met constateren dat de redelijke termijn is overschreden.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/02709

Datum 19 januari 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juni 2018, nummer 20/001351-09, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1941,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

2.2

Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. In het licht van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van twee jaren is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig ander rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

3Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2021.