ECLI:NL:HR:2021:98
public
2021-01-23T00:00:53
2021-01-21
Raad voor de Rechtspraak
Hoge Raad
2021-01-22
19/04756
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
NL
Civiel recht
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:810, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2019:2553, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:98
public
2021-01-21T18:01:16
2021-01-22
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:98 Hoge Raad , 22-01-2021 / 19/04756

Art. 81 lid 1 RO. Aansprakelijkheid financiële dienstverlener (bank); schending van bijzondere zorgplicht in driehoeksverhouding tussen particuliere belegger, vermogensbeheerder en uitvoerende bank.

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/04756

Datum 22 januari 2021

ARREST

In de zaak van

INSINGERGILISSEN BANKIERS N.V.,gevestigd te Amsterdam,

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: IGB,

advocaten: B.T.M. van der Wiel en A. Stortelder,

tegen

[verweerster],wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

hierna: [verweerster],

advocaat: R.P.J.L. Tjittes, voorheen ook P.J. Tanja.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de vonnissen in de zaak C/13/615471/ HA ZA 16-958 van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2016 en 16 augustus 2017;

  2. het arrest in de zaak 200.229.446/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2019.

IGB heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

[verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor IGB mede door M.E. Baltjes.

De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De advocaten van IGB hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3Beslissing

De Hoge Raad:

  • verwerpt het principale beroep;

  • veroordeelt IGB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien IGB deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 22 januari 2021.