ECLI:NL:OGAACMB:2021:3
public
2021-01-19T11:06:58
2021-01-19
Raad voor de Rechtspraak
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
2021-01-11
AUA202001664
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGAACMB:2021:3
public
2021-01-19T11:06:28
2021-01-19
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:OGAACMB:2021:3 Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba , 11-01-2021 / AUA202001664

Bevordering - Het gerecht stelt vast dat klaagster op 1 juli 2016 meer dan vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies heeft volbracht nu zij immers met ingang van 1 april 2004 naar die rang is bevorderd. Vanaf 1 juli 2016 voldoet klaagster dan ook aan het anciënniteitsvereiste. Tenslotte geldt dat nu klaagster positief is beoordeeld door haar diensthoofd en gelet op haar plaatsing door verweerder in de hogere functie, zij voor de vervulling van de functie op het niveau van schaal 8, geschikt en bekwaam moet worden geacht. Het bezwaar is gegrond.

Uitspraak van 11 januari 2021

Gaza nr. AUA202001664

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het bezwaar van:

[klaagster],

wonende in Aruba,

KLAAGSTER,

procederend in persoon,

tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 juni 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het voorstel van de Bezwaaradviescommissie Lar (hierna: de Bac) om klaagster te bevorderen naar de rang van commies in schaal 8, afgewezen.

Daartegen heeft klaagster op 15 juli 2020 pro forma bezwaar ingesteld bij dit gerecht. Op 25 augustus 2020 heeft klaagster de gronden waarop haar bezwaarschrift berust, aangevuld.

Verweerder heeft op 30 oktober 2020 een contramemorie ingediend.

Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2020. Klaagster is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1

Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.

Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.

1.2

Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 16 juni 2020 te hebben ontvangen, hetgeen ook blijkt uit de gedingstukken. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.

De feiten

2.1

Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij de Bac.

2.2

Bij landsbesluit van 23 augustus 2005 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2004 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6, dienstjaar 7).

2.3

Bij landsbesluit van 15 februari 2019 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 juli 2016 te ontheffen uit de functie van administratief medewerker en haar te plaatsen in de functie van hoofd afdeling administratie.

2.4

Bij brief van 1 augustus 2019 verzoekt de secretaris van de Bac om klaagster met ingang van 1 juli 2016 te bevorderen naar schaal 8.

2.5

Bij bestreden beschikking van 3 juni 2020 heeft verweerder het onder 2.4 genoemd verzoek afgewezen. Verweerder schrijft onder meer:

“(…)

De werkzaamheden verbonden aan de functie van hoofd Afdeling Administratie (schaal 8) zijn zwaarder en van een hoger niveau t.o.v. de functie administratief medewerker (schaal 6). De dienstanciënniteit in de nieuwe functie begint vanaf datum plaatsing in deze functie, zijnde 1 juli 2016.

(…)

Betrokkene bekleedt sedert 1 juli 2016 de functie van Hoofd Afdeling Administratie en voldoet niet aan de vereiste dienstanciënniteit van 4 jaar in de functie van Hoofd Afdeling Administratie, waardoor betrokkene niet in aanmerking komt voor een bevordering.

(…)

Verder dient opgemerkt te worden dat het overslaan van schalen niet toegestaan is conform de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.

(…)”.

De standpunten van partijen

3.1

Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster niet voldoet aan de vereiste dienstanciënniteit, nu zij op 1 juli 2016 in de functie van hoofd Afdeling Administratie is geplaatst, welke functie maximaal is gewaardeerd op schaal 8, en zij pas vier jaar na plaatsing in de nieuwe functie bevorderd kan worden.

3.2

Klaagster kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar bevorderingsverzoek en stelt zich op het standpunt dat zij wel aan de vereiste dienstanciënniteit voldoet. Zij bekleedt sinds 2004 de rang van adjunct-commies. Zij meent dat zij met ingang van 1 juli 2016 bevorderd kan worden naar schaal 7 en met ingang van 1 juli 2020 naar schaal 8.

Het wettelijk kader

4.1

Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.

4.2

Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.

4.3

Voor bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) geldt - voor zover hier van belang - dat de door de betrokkene beklede functie een waardering op het niveau van adjunct-commies 1ste klasse rechtvaardigt (het functiewaarderingsvereiste) en de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst (onder e.) in de rang van adjunct-commies moet hebben volbracht (het anciënniteitsvereiste).

Voor een bevordering naar de rang van commies (schaal 8) geldt - voor zover hier van belang - dat de door de betrokkene beklede functie, een waardering op het niveau van commies rechtvaardigt (het functiewaarderingsvereiste) en de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies 1ste klasse moet hebben volbracht (het anciënniteitsvereiste).

De beoordeling

5.1

In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd klaagster met ingang van 1 juli 2016 te bevorderen naar de rang van commies (schaal 8).

5.2

In dit geval is niet in geschil dat de functie die klaagster bekleedt een carrièrefunctie is die valt onder het rangenstelsel van de administratieve ambtenaren als bedoeld in bijlage B van de BRA. Zoals de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken in diverse uitspraken heeft overwogen1, zijn carrièrefuncties ingebed in een rangenstelsel, waarbij aan elke rang een bezoldigingsschaal is gekoppeld en voor elke rang bevorderingseisen gelden die teruggrijpen op een onderliggende rang, waarin een minimale periode moet zijn volbracht (anciënniteit). Aan een carrièrefunctie is een maximum bezoldigingsschaal verbonden, waarnaar moet worden toegewerkt door bevordering langs het rangenstelsel, en de daarbij behorende eisen.

5.3

De dienstanciënniteit is derhalve verbonden aan de rang waarin de betrokken ambtenaar zijn functie verricht. Gelet hierop kan het gerecht verweerder niet volgen in zijn standpunt, dat de dienstanciënniteit telkens opnieuw begint te lopen op het moment dat de ambtenaar in een nieuwe (carrière)functie wordt geplaatst.

6.1

Niet in geschil is dat klaagster met ingang van 1 juli 2016 de functie van hoofd afdeling administratie vervult, welke functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 8 (zie 2.3). Vanaf die datum voldoet zij dan ook aan het functiewaarderingsvereiste.

6.2

Het gerecht stelt vast dat klaagster op 1 juli 2016 meer dan vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies heeft volbracht nu zij immers met ingang van 1 april 2004 naar die rang is bevorderd (zie 2.2). Vanaf 1 juli 2016 voldoet klaagster dan ook aan het anciënniteitsvereiste.

6.3

Tenslotte geldt dat nu klaagster positief is beoordeeld door haar diensthoofd en gelet op haar plaatsing door verweerder in de hogere functie, zij voor de vervulling van de functie op het niveau van schaal 8, geschikt en bekwaam moet worden geacht.

6.4

Uit het bovenstaande volgt dat klaagster met ingang van 1 juli 2016 voldoet aan alle vereisten voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse in schaal 7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt dat klaagster geen schalen kan overslaan omdat de functie die klaagster uitoefent een carrièrefunctie is, zodat zij niet met ingang van 1 juli 2016 bevorderd kan worden naar schaal 8 maar wel naar schaal 7. Het gerecht kan verweerder niet volgen in haar standpunt dat zij voor een bevordering naar schaal 7 opnieuw een verzoek hiertoe zal moeten indienen.

7. Gelet op voorstaande overwegingen is het gerecht van oordeel dat de bestreden beschikking een deugdelijke motivering ontbeert en daarom moet worden vernietigd. Het bezwaar is gegrond. Verweerder zal een nieuwe beschikking op het bevorderingsverzoek van klaagster moeten nemen, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen. Het gerecht zal daarbij een termijn stellen van drie maanden.

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

verklaart het bezwaar van klaagster gegrond,

vernietigt de bestreden beschikking van 3 juni 2020, met kenmerk DRH/580Geh;

bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beschikking neemt op het verzoek van klaagster om naar de rangen van adjunct-commies 1ste klasse en commies te worden bevorderd.

Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 11 januari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:

  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;

  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.

Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:

De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken

J.G. Emanstraat 51

Oranjestad

Aruba

U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de datum van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.

1

Vgl. RvBAz van 31 mei 2016, ECLI:NL:ORBAACM:2016:5; RvBAz van 10 april 2019, ECLI:NL:ORBAACM:2019:15