ECLI:NL:OGEAA:2021:1
public
2021-01-13T09:50:54
2021-01-13
Raad voor de Rechtspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
2021-01-11
AUA201901791
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAA:2021:1
public
2021-01-13T09:49:46
2021-01-13
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:OGEAA:2021:1 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba , 11-01-2021 / AUA201901791

Verblijfsvergunning - Het gerecht overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet valt onder de categorie personen die van de vaste beleidsregel is uitgezonderd en dat verweerder dus op goede gronden het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

Uitspraak van 11 januari 2021

Lar nr. AUA201901791

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

vertegenwoordigd door zijn moeder [de moeder],

verblijvend in Aruba,

APPELLANT,

gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,

gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 oktober 2018 heeft verweerder het verzoek van appellant voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen.

Tegen deze beschikking is op 5 november 2018 bezwaar gemaakt.

Bij beslissing op bezwaar van 9 mei 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing op bezwaar is op 29 mei 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.

Het gerecht heeft (nadat de zaak is aangehouden in verband met de Coronamaatregelen) de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2020. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk e zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder is verschenen bij de gemachtigde voornoemd.

De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1

Appellant is op 3 augustus 2016 Aruba binnengekomen als toerist.

1.2

Op 24 juli 2018 is een eerste aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor appellant in het kader van gezinshereniging.

1.3

Bij beschikking van 17 oktober 2018 heeft verweerder de onder 1.2 genoemde aanvraag afgewezen omdat appellant de eerste aanvraag in het buitenland moet afwachten en omdat uit ambtsberichten bekend is dat appellant sinds 3 augustus 2016 illegaal op Aruba verblijft.

1.4

Tegen deze beschikking is op 5 november 2018 bezwaar gemaakt.

1.5

Bij beslissing op bezwaar van 9 mei 2019 heeft verweerder het onder 1.4 genoemde bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder overweegt onder meer:

“(…)

Conform het RADEX-systeem is uw zoon op 3 augustus 2016 als toerist Aruba binnengekomen en heeft sindsdien Aruba niet verlaten. Na het verstrijken van het toeristisch verblijf van uw zoon, verblijft hij illegaal in Aruba. Er is geen dispensatie door de Minister belast met Vreemdelingenzaken verleend voor de tijd dat hij illegaal in Aruba heeft gebleven, hetgeen betekent dat hij in strijd met de openbare orde heeft gehandeld. Vreemdelingenbeleid dient de beslissing op een eerste aanvraag in het buitenland te worden afgewacht.

Conform de door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie in december 2017 bekend gemaakte informatie, is in het Vreemdelingenbeleid categorieën personen, en hun familieleden, die van bovengenoemde beleidsregel zijn uitgezonderd in het leven geroepen. Deze categorie personen is daarna in het Toelatingshandboek 2018 gepubliceerd.

(…)

Aan uw is een verblijfsvergunning verleend om als huishoudelijk personeel werkzaam te zijn bij de heer [werkgever] waardoor u niet een persoon bent waarop de hier bovengenoemde uitzondering van toepassing is. Uw zoon is ook niet een categorie persoon waarvoor bovengenoemde uitzonderingsregel geldt”.

1.6

Tegen deze beslissing op bezwaar is op 29 mei 2019 beroep ingesteld.

De wettelijke regelingen

2.1

Het beleid van verweerder ter zake de afwachting van een eerste aanvraag, zoals opgenomen in het In het Toelatingshandboek 2018 van het ministerie van Justitie, Veiligheid en Integratie, luidt - voor zover hier relevant - als volgt:

“(…)

B.2 De beslissing op een eerste aanvraag moet in het buitenland worden afgewacht.

Een vreemdeling die een eerste aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft ingediend, moet de beslissing op zijn aanvraag in het buitenland afwachten. Indien de vreemdeling (in het verleden) in strijd met de LTUV op Aruba is verbleven kan zijn aanvraag worden afgewezen, doch de gronden voor de eventuele achterwege laten van een dergelijke afwijzing zijn als volgt:

(…)

1. Voor verzoeken ten behoeve van de afgifte van een vergunning in het kader van gezin met betrekking tot de echtgenoten en minderjarige kinderen waarvan de hoofdaanvrager met een geldige legale status ten behoeve van zijn familieleden een verzoek tot gezinshereniging heeft ingediend waarbij hij heeft voldaan aan het vastgestelde minimale vergunningsduur en het geldende inkomensvereiste, mits de vreemdelingen zich op de datum van de aanvraag op hun verzoek op Aruba bevinden op grond van een op dat moment geldige toeristisch verblijf, of;

(…)

5. Voor verzoeken ten behoeve van de afgifte van een vergunning in het kader van huishoudelijk personeel ten behoeve van de hoofdaanvrager mits de aanvraag geschiedt onder aanlevering van bewijsmiddelen daartoe ten bewijze van medische noodzaak of de verzorging van minderjarige kinderen of (inwonende) gehandicapte (toevertrouwde) personen en de vreemdeling zich op de datum van de aanvraag op zijn verzoek zich reeds op Aruba bevindt, of;

(…).”

De standpunten van partijen

3.1

Aan de bestreden beslissing op bezwaar heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellant illegaal op Aruba verblijft en dat hij de eerste aanvraag in het buitenland dient af te wachten. Appellant valt niet onder de categorie personen die van de beleidsregel uitgezonderd zijn, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder zich voorts op het standpunt gesteld dat er na de aanvraag in 2018 geen verdere aanvragen zijn ingediend.

3.2

Appellant betoogt dat de vaste regel om de eerste aanvraag in het buitenland af te wachten vaak wordt overtreden en dat er voor vele personen een uitzondering wordt gemaakt. Derhalve mag verweerder de aanvraag niet op deze grond afwijzen.

Beoordeling

4.1

Vaststaat dat appellant op 3 augustus 2016 Aruba is binnengekomen en hierna niet meer is vetrokken. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat appellant geen dispensatie heeft gekregen voor het illegale verblijf. Op het moment van de aanvraag bevond appellant zich niet met een geldig toeristisch verblijf op Aruba. Appellant voldeed derhalve niet aan de voorwaarden van de vergunning.

4.2

Het gerecht overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet valt onder de categorie personen die van de vaste beleidsregel is uitgezonderd (zie 2.1) en dat verweerder dus op goede gronden het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

4.3

Het gerecht is voorts niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder genoodzaakt is af te wijken van het gevoerde beleid. Appellant heeft hiertoe geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht. Het enkel verwijzen naar globale uitzonderingsgevallen is hiertoe niet voldoende.

4.4

Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

verklaart het beroep ongegrond.

Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 11 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).

Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.

U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:

1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;

2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:

a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,

b. de dag van ondertekening,

c. waartegen u in hoger beroep komt,

d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.