ECLI:NL:OGEAA:2021:109
public
2021-04-09T14:17:58
2021-04-09
Raad voor de Rechtspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
2021-03-23
AUA202001154
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Civiel recht; Personen- en familierecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAA:2021:109
public
2021-04-09T14:15:17
2021-04-09
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:OGEAA:2021:109 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba , 23-03-2021 / AUA202001154

Kinderalimentatie. Wijziging van de mondelinge overeenkomst m.b.t. de woonlasten en de auto van de vrouw.

Beschikking van 23 maart 2021

behorend bij EJ nr. AUA202001154

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

in de alimentatiezaak tussen

[Verzoeker] ,

wonende in Aruba,

VERZOEKER, hierna: de man,

gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,

en

[Verweerster],

wonende in Aruba,

VERWEERSTER, hierna: de vrouw,

gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift, ingediend op 30 april 2020;

  • een pakket stukken, door de vrouw ingediend op 26 augustus 2020;

  • een tweetal pakketten stukken, door de man ingediend op 31 augustus 2020 en 5 november 2020;

  • het verweerschrift met onderliggende stukken, ingediend op 10 november 2020,

  • de mondelinge behandeling ter zitting van 10 november 2020, waar partijen in persoon zijn verschenen en zijn bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, en waar de man zijn standpunt nader heeft toegelicht aan de hand van voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen;

  • de door de man op 8 december 2020 ingediende akte met onderliggende stukken;

  • de door de vrouw op 9 februari 2021 ingediende contra-akte.

De uitspraak is bepaald op heden.

2DE FEITEN

2.1

Partijen hebben vanaf 1999 tot medio 2017 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2006 in Aruba geboren, de thans nog minderjarige [Naam minderjarige 1] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de man erkend.

2.2.

De man heeft de op 15 juni 2018 uit de vrouw [Naam vrouw], geboren thans nog minderjarige [Naam minderjarige 2] (hierna: de andere minderjarige), erkend.

2.3

Bij tussen partijen in kortgeding gewezen vonnis van dit gerecht van 10 januari 2018 (behorend bij KG nr. 2660 van 2017/AUA201703396), is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 januari 2018 bepaald op Afl. 1.000,- per maand. Bij dat vonnis heeft de voorzieningenrechter tevens overwogen dat de man onbetwist heeft aangevoerd dat hij de vaste woonlasten van de woning te [adres] en de afbetaling op de auto van de vrouw, alsmede het schoolgeld van de kinderen en de kosten ten aanzien van de beugelbehandeling van de minderjarige voldoet en zal blijven voldoen.

2.4

Bij tussen partijen in kortgeding gewezen vonnis van dit gerecht van 1 juli 2020 (zaaknummer AUA202001159 KG), is het verzoek van de man om de executie van voornoemd vonnis te schorsen totdat in een bodemprocedure op het verzoek om verlaging van de alimentatie- en andere verplichtingen van de man jegens de vrouw zal zijn beslist, afgewezen.

2.5

Bij tussen partijen in kortgeding gewezen vonnis van dit gerecht van 20 augustus 2020 (zaaknummer AUA202001709 KG), is de man bevolen om de elektriciteit- en watervoorziening van de woning te [adres] weer aan te doen sluiten en aangesloten te houden, op straffe van een dwangsom. Daarbij is tevens bepaald dat de man conform zijn toezegging vastgelegd in het vonnis van 10 januari 2018, de vaste woonlasten van die woning tijdig zal (blijven) voldoen, tot in de lopende bodemprocedure tussen partijen anders zal worden beslist.

2.6

De vrouw en de minderjarige wonen in de woning te [adres].

3HET VERZOEK

3.1

Het verzoek strekt tot bepaling dat de man niet meer aan de vrouw dient te voldoen, de vaste woonlasten van de woning te [adres], de afbetaling op de auto van de vrouw, het schoolgeld van de minderjarige, en de kinderalimentatie ad Afl. 1.000,- voor de minderjarige, het een en ander zoals bepaald bij het tussen partijen op 10 januari 2018 gewezen vonnis in kortgeding.

3.2

Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de man aangevoerd dat hij een zodanige terugval in zijn inkomen heeft ondervonden dat het voor hem onmogelijk is om aan het vonnis van 10 januari 2018 te blijven voldoen. Zijn inkomen bedraagt thans slechts Afl. 2.987,- aan pensioenen en Afl. 2.850,- aan huurpenningen voor de woning te [adres]. Hij heeft geen inkomsten meer uit arbeid noch uit huur van zijn kantoorruimte aan het dr. Horacio Oduber Hospital (hierna: HOH). Zijn vaste lasten bedragen maandelijks Afl. 16.800,- inclusief de kosten van de vrouw. Verder heeft de man aangevoerd dat hij gepensioneerd is en niet meer werkt, kankerpatiënt is en een ander minderjarig kind heeft dat hij ook moet onderhouden. De vrouw heeft sinds de affectieve relatie tussen partijen is geëindigd er niets aan gedaan om in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien, terwijl ze geacht dient te worden in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, aldus de man.

3.3

De man heeft ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn met een bedrag van Afl. 750,- bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

4HET VERWEER

4.1

De vrouw heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van het verzoek van de man.

Daartoe heeft zij – samengevat – aangevoerd dat de man niet de vereise openheid betracht met betrekking tot zijn inkomen en/of vermogen. De vrouw verwijst naar diverse advertenties op de Facebookpagina “vraag en aanbod Aruba” waaruit zou blijken dat de man op doordeweekse dagen privé-consulten houdt. Volgens de vrouw brengt de man Afl. 125,- per consult in rekening brengt, zodat hij, uitgaande van 4 consulten per dag, een wekelijks inkomen heeft van Afl. 2.000,- uit zijn privépraktijk. De man heeft voldoende inkomsten, immers maandelijks Afl. 13.835,77, om aan de kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige en de vaste woonlasten van de woning te [adres] te blijven voldoen, aldus de vrouw.

4.2

Verder voert de vrouw aan dat ze studeerde toen ze een affectieve relatie met de man kreeg, dat zij vrij snel zijn gaan samenwonen en dat ze daarom haar studie niet heeft afgemaakt, dat de man het niet nodig vond dat zij buitenshuis zou werken omdat hij haar volledig onderhield, en dat zij na het einde van de relatie met de man twee jaar lang heeft gesolliciteerd maar zonder succes, vanwege de situatie met betrekking tot de pandemie, haar leeftijd en haar gebrek aan werkervaring. Ze heeft daarom geen inkomen uit arbeid of andere bron, en heeft de financiële bijdrage van de man hard nodig, aldus de vrouw.

5DE BEOORDELING

De kinderalimentatie

5.1

Het verzoek van de man strekt ertoe dat zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarge wordt bepaald op Afl. 750,-. De vrouw heeft hier niet mee ingestemd.

5.2

Bij de beoordeling van het verzoek stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie. Uitgangspunt is dat de rechter bij het bepalen van de draagkracht van de alimentatieplichtige een zelfstandige taak heeft en daarbij ook in hoge mate vrij is.

De kosten van verzorging en opvoeding

5.3.1

De vrouw heeft de kosten van de minderjarige op ca. Afl. 1.000,- per maand gesteld. De man heeft deze kosten bestreden. Gelet hierop zal het gerecht de kosten zelf bepalen.

5.3.2

Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor een minderjarige in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 750,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten aan kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 750,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).

5.3.3

Het gerecht zal rekening houden met de post “voetbal” ad Afl. 50,- per maand nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de vrouw.

5.3.4

Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 800,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.

Draagkracht man

5.4.1

De man is 66 jaar oud en thans gepensioneerd. Gebleken is dat zijn dienstverband als kinderarts bij het ziekenhuis, met ingang van oktober 2019 is geëindigd, zodat hij vanaf die datum geen inkomen uit arbeid meer ontvangt. Dat hij nog inkomen uit een privépraktijk ontvangt, is door de vrouw weliswaar gesteld onder verwijzing naar advertenties uit een Facebook pagina, maar is niet gebleken.

5.4.2

Uit de door de man overgelegde stukken is gebleken dat hij aan verschillende pensioenuitkeringen (Fatum ad. Afl. 1.350,-, AOV ad. Afl. 1.000,-, Ennia ad. Afl. 637,-) een maandelijks inkomen heeft van Afl. 2.987,-.

Daarnaast ontvangt de man aan huurpenningen uit de verhuur van de opstal te [adres], maandelijks een bedrag van Afl. 2.850,-.

5.4.3

Verder is gebleken dat de man directeur en medeaandeelhouder is van Plenum Real Estate N.V. (het vastgoedbedrijf). Het vastgoedbedrijf is eigenaar van de woning en twee appartementen te [adres], en heeft als enige bron van inkomen de huurpenningen uit de verhuur van die opstallen.

Niet in geschil is dat de vrouw in de woning woont en geen huur betaalt. Verder is niet in geschil dat de moeder van de vrouw in een van de appartementen woont en Afl. 1.000,- aan huur betaalt, die door de vrouw wordt geïnd. Het tweede appartement wordt bewoond door een meerderjarige zoon van de man, met zijn gezin. Die zoon betaalt ook geen huur. Vast is dan ook komen te staan dat de man als directeur van het vastgoedbedrijf geen inkomen heeft.

5.4.4

Het netto-maandinkomen van de man bedraagt dan ook gemiddeld Afl. 5.837,-.

5.4.5

Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de man opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal rekening houden met de onbetwiste posten “huur huis” ad Afl. 1.500,- en de aflossing van een lening bij de RBC ad Afl. 1.530,-, nu deze posten genoegzaam onderbouwd zijn. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de man geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.

5.4.6

De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 4.430,-.

5.4.7

De man houdt maandelijks over een bedrag van Afl. 1.407,-, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn twee thans nog minderjarige kinderen dient te voldoen.

Draagkracht vrouw

5.5.1

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw maandelijks een inkomen heeft van Afl. 1.000,- aan huurpenningen uit de verhuur van een appartement te Montaña. Of zij deze huurpenningen terecht int, laat het gerecht in deze procedure in het midden.

5.5.2

Dat de vrouw verder geen inkomen heeft, dan wel dat zij deze niet kan genereren, is naar het oordeel van het gerecht onvoldoende gebleken. Zo heeft de man aangevoerd, en heeft de vrouw onvoldoende betwist, dat de vrouw rashonden fokt bestemd voor de verkoop.

5.5.3

Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de vrouw verdiencapaciteit heeft ter grootte van het minimumloon, derhalve gemiddeld Afl. 1.600,- netto per maand. Dit betekent dat het gerecht ervan uit zal gaan dat de vrouw maandelijks een netto-inkomen heeft van gemiddeld Afl. 2.600,-.

5.5.4

Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vrouw opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.

5.5.5

De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vrouw bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.400,-.

5.5.6

De vrouw houdt maandelijks dan over een bedrag van Afl. 1.200,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.

Hoogte kinderalimentatie

5.6

Gelet op de draagkracht van partijen, de behoefte van de minderjarige, en op het bedrag aan kinderalimentatie dat de man bereid is te betalen, acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 750,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.

Vaste woonlasten en aflossing op de auto van de vrouw

5.7.1

Wat betreft het verzoek te aanzien van de vaste woonlasten en de aflossing op de auto van de vrouw, overweegt het gerecht als volgt.

5.7.2

Het gerecht stelt voorop dat nu partijen ongehuwd hebben samengewoond, er op grond van de wet geen onderhoudsverplichting jegens elkaar bestaat. Artikelen 1:81 en 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) zijn immers niet van analoge toepassing op ongehuwde samenwoners. Verder is gesteld noch gebleken dat partijen in een samenlevingsovereenkomst zich jegens elkaar hebben verbonden een onderhoudsvoorziening te treffen voor de meest gerede partij.

5.7.3

In dit geval is vast komen te staan dat de man, toen hij nog zijn kost verdiende als kinderarts, zich jegens de vrouw heeft verbonden c.q de vrouw heeft toegezegd haar woonlasten en de afbetaling van haar auto na eindiging van de affectieve relatie tussen hen, te blijven betalen. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat tussen partijen een mondelinge overeenkomst ten aanzien van de betaling van deze kosten bestaat.

5.7.4

Het verzoek van de man strekt – naar het gerecht begrijpt - tot wijziging van deze overeenkomst, in die zin dat zijn betalings- c.q. alimentatieverplichting jegens de vrouw wordt bepaald op nihil. Dit verzoek is gegrond op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Ingevolge het eerste lid kan een overeenkomst, betreffende levensonderhoud, bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Ingevolge het vijfde lid kan een dergelijke overeenkomst ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.

5.7.5

Gelet op hetgeen hierboven ten aanzien van de draagkracht van partijen is overwogen, is het gerecht van oordeel dat de overeenkomst inmiddels door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Dit onderdeel van het verzoek van de man zal dan ook worden toegewezen.

5.8

De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

6DE BESLISSING

Het gerecht:

- bepaalt de door de man [Verzoeker] met ingang van 1 april 2021 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba, op een bedrag van Afl. 750,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,

- wijzigt de (mondelinge) overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de woonlasten en de auto van de vrouw, in die zin dat het bedrag dat de man vanaf 1 april 2021 aan de vrouw dient te betalen ten behoeve van haar vaste woonlasten (elektra, water, gas, internet, septic) en als afbetaling op haar auto, wordt bepaald op nihil,

- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,

- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

- wijst af het anders of meer verzochte,

Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 23 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.