ECLI:NL:OGEAA:2021:136
public
2021-04-30T11:43:50
2021-04-30
Raad voor de Rechtspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
2021-04-21
AUA202100496
Eerste aanleg - enkelvoudig
Kort geding
NL
Civiel recht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAA:2021:136
public
2021-04-30T11:43:33
2021-04-30
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:OGEAA:2021:136 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba , 21-04-2021 / AUA202100496

Kort Geding. Ontruiming.

Vonnis van 21 april 2021

Behorend bij K.G. nr. AUA202100496

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:

[EISER],

wonend in de Verenigde Staten van Amerika,

hierna te noemen: [Eiser],

eiser,

gemachtigden: [gemachtigde] en de advocaat mr. E.E. Rosenstand,

tegen:

[GEDAAGDE],

wonend in Aruba, [Adres],

hierna te noemen: [Gedaagde],

gedaagde,

procederend in persoon.

1DE PROCEDURE

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties, ingediend op 23 februari 2021;

- het e-mailbericht van 25 maart 2021 van [gedaagde] met producties;

- de mondelinge behandeling op 26 maart 2021, waarbij zijn verschenen [eiser], bij voornoemde gemachtigden, en [gedaagde] in persoon.

1.2

Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [

Gedaagde] huurt op grond van een huurovereenkomst van 17 november 2015 van [eiser] het onroerend goed plaatselijk bekend [adres], in Aruba, tegen een huurprijs van Afl. 1.150,- per maand (hierna: het gehuurde).

2.2

In de periode van mei 2020 tot en met maart 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van in totaal Afl. 3.812,50 aan huur betaald.

2.3

Op 8 januari 2021 heeft [eiser] [gedaagde] middels deurwaardersexploot gesommeerd om de huurachterstand te betalen en de huurovereenkomst opgezegd met een opzegtermijn van één maand.

3DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [

Eiser] vordert dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:

- [ Gedaagde] beveelt om het gehuurde onmiddellijk, na betekening van deze uitspraak te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en alle aan hem toebehorende goederen, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser], onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalaat aan dit bevel te voldoen;

- [ Eiser] machtigt om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke blijft, desnoods met behulp van de sterke arm;

- [ Gedaagde] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan [eiser] van Afl. 6.4190,-, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;

- [ Gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de nog te verschijnen huurtermijnen vanaf december 2020;

- een zodanige voorziening treft die het Gerecht in goede justitie redelijk en billijk acht;

- [ Gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.

3.2 [

Eiser] grondt zijn vordering erop dat [gedaagde] een achterstand heeft in de betaling van de huur die hij uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst verschuldigd is, waardoor ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.

3.3 [

Gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand, maar voert verweer tegen de gevorderde ontruiming.

4DE BEOORDELING

4.1

Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.

4.2

De vraag die voorligt is of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] het gehuurde dient te ontruimen en veroordeeld moet worden tot betaling van de (achterstallige) huurpenningen.

4.3

Vaste rechtspraak is dat een huurovereenkomst ontbonden kan worden bij een huurachterstand van tenminste drie maanden. Uitgaande van de overeengekomen huurprijs van Afl. 1.150,- per maand, bedraagt de huurachterstand, zoals ter zitting ook door [gedaagde] is erkend, tot en met maart 2021 Afl. 9.657,50, derhalve ruim acht maanden.

[Gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat hij door de coronacrisis niet meer dan Afl. 500,- per maand aan huur kan betalen en beroept zich erop dat het Gerecht in verband met onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronacrisis de huurovereenkomst wijzigt door de maandelijkse huurprijs vast te stellen op Afl. 500,- in plaats van Afl. 1.150,-.

Dit verweer wordt verworpen, reeds omdat [eiser] de niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde], die overigens geen FASE-uitkering ontvangt, dat zijn financiële problemen verband houden met de coronacrisis, gemotiveerd heeft betwist.

Gelet hierop weegt het belang van [eiser] op ontruiming door [gedaagde] van het gehuurde zwaarder dan het belang van [gedaagde] tot het blijven in het gehuurde.

4.4

De ernst en omvang van die wanprestatie (meer dan acht maanden achterstallig met betaling van huur, hetgeen thans voldoende is voor toewijzing van een vordering tot ontruiming van een woning) brengen mee dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de ontruimingsvordering van [eiser] wordt toegewezen. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te bevelen om de woning te ontruimen, zal daarom worden toegewezen. Het Gerecht acht het in dit geval redelijk om aan [gedaagde] een ontruimingstermijn te gunnen van vier weken na betekening van dit vonnis.

4.5

De titel tot ontruiming van het gehuurde mag niet ten uitvoer worden gelegd, gedurende een periode dat er van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’). Het Gerecht zal aldus bepalen. De omstandigheid dat de hiervoor bedoelde maatregelen (die aan ontruiming in de weg staan) gelden, brengt op zichzelf niet mee dat de door het gerecht gestelde termijn van ontruiming niet doorloopt.

4.6 [

Eiser] heeft gesteld dat de huurachterstand tot en met maart 2021 Afl. 9.657,50 bedraagt. [Gedaagde] heeft deze huurachterstand erkend, zodat het Gerecht dienovereenkomstig zal beslissen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 15 januari 2021.

4.7

Ook het huurbedrag van Afl. 1.150,- voor iedere maand, of evenredig gedeelte daarvan, dat [gedaagde] vanaf april 2021 tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming wordt toegewezen.

4.8

Voor het opleggen van een dwangsom ziet het gerecht geen aanleiding, nu [eiser] zelf de ontruiming met behulp van de deurwaarder kan doen bewerkstelligen. De gevorderde dwangsom wordt om die reden afgewezen.

4.9

Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiser] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [Eiser] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft [eiser] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan [gedaagde], en dat aan [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiser] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiser] verzochte voorziening zal worden afgewezen.

4.10

Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld.

5DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:

- beveelt [gedaagde] om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen te [adres], in Aruba, te verlaten en te ontruimen met medeneming van alle aan hem toebehorende personen en goederen, met afgifte van de sleutels aan [eiser] ter vrije beschikking van [eiser];

- bepaalt dat voormelde ontruimingstitel niet ten uitvoer mag worden gelegd en niet door [gedaagde] nageleefd hoeft te worden indien en voor zover er in Aruba van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’);

- veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de achterstallige huurpenningen tot en met maart 2021, zijnde een bedrag van Afl. 9.657,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met het openstaande bedrag van iedere daaropvolgende maand, ingaande 1 april 2021 tot aan de dag van ontruiming;

- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, terwijl de kosten van [eiser] tot op deze uitspraak worden begroot op Afl. 230,84 aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.