ECLI:NL:OGEAA:2021:15
public
2021-02-01T14:26:31
2021-02-01
Raad voor de Rechtspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
2021-01-19
AUA201904375
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Civiel recht; Arbeidsrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAA:2021:15
public
2021-02-01T14:26:01
2021-02-01
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:OGEAA:2021:15 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba , 19-01-2021 / AUA201904375

civiel – EJ - het verleende ontslag op staande voet wordt nietig verklaard - doorbetaling loon

Beschikking van 19 januari 2021

Behorend bij AUA201904375

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

in de zaak van:

[Naam verzoeker],

te Aruba,

verzoeker,

hierna ook te noemen: [Verzoeker],

gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,

tegen:

de naamloze vennootschap

SAFETY AND RESPONSE SECURITY SERVICES (SRSS) N.V.,

te Aruba,

verweerster,

hierna ook te noemen: SRSS,

gemachtigde: de heer S.L. Schwengle.

1DE PROCEDURE

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties;

- het verweerschrift met producties;

- de mondelinge behandeling van de zaak op 6 oktober 2020;

- de akte zijdens [verzoeker] van 17 november 2020, inhoudende dat partijen geen regeling hebben bereikt.

1.2

Ter terechtzitting zijn verschenen: [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en SRSS bij de heer [naam gemachtigde]. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.

1.3

De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [

Verzoeker] is op 5 juni 2018 in loondienst getreden van SRSS, in de functie van beveiliger.

2.2 [

Verzoeker] diende tijdens zijn waakdienst als enige beveiliger de Sun Plaza mall (hierna: het gebouw) in Aruba te beveiligen/bewaken.

2.3

Op 2 mei 2019 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Het verleende ontslag is bij brief van 10 mei 2019 aan [verzoeker] bevestigd. Uit bedoelde ontslagbrief volgt dat [verzoeker] op staande voet is ontslagen omdat hij zijn werkzaamheden als beveiliger/bewaker niet naar behoren heeft uitgevoerd. Tijdens de dienst van [verzoeker] heeft een inbraak plaatsgevonden zonder dat [verzoeker] daarvan iets afwist.

2.4

Bij schrijven van 11 juni 2019 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft hij zich bereid verklaard de bedongen arbeid te blijven verrichten.

3HET VERZOEK

3.1 [

Verzoeker] verzoekt dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

- hem toestemming verleent om kosteloos te procederen;

- voor recht verklaart dat het verleende ontslag nietig is;

- SRSS veroordeelt om tegen kwijting aan [verzoeker] het loon door te betalen vanaf 2 mei 2019 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

- SRSS veroordeelt om tegen kwijting aan [verzoeker] te betalen het bedrag van Afl. 7.447,50 aan achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

- enig andere beslissing neemt die het gerecht juist voorkomt;

- SRSS veroordeelt in de kosten van de procedure.

3.2 [

Verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op staande voet is ontslagen zonder dat er sprake was van de daartoe vereiste dringende reden. Voorts heeft [verzoeker] gesteld dat SRSS hem structureel onder het wettelijk geldende minimumloon heeft uitbetaald en dat daarom sprake is van achterstallig salaris.

3.3

SRSS heeft als verweer gevoerd dat [verzoeker] zijn taken als beveiliger niet naar behoren heeft uitgevoerd, nu [verzoeker] tijdens zijn waakdienst zat te slapen waardoor er onopgemerkt in het gebouw, meer in het bijzonder op de vierde verdieping van het gebouw, is ingebroken. SRSS stelt zich dan ook op het standpunt dat de inbraak te wijten is aan het gedrag van [verzoeker] en dat hij daarom terecht op staande voet is ontslagen.

4DE BEOORDELING

4.1

Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [verzoeker] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.

4.2

Ter beantwoording ligt voor, de vraag of er sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen. Als dringende redenen worden volgens artikel 1615o lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.

4.3

SRSS heeft gesteld dat [verzoeker] op staande voet is ontslagen omdat hij zijn werkzaamheden als beveiliger niet naar behoren heeft uitgeoefend. [Verzoeker] diende tijdens zijn waakdienst het gebouw te bewaken, maar zat in plaats daarvan te slapen. Door deze gedraging van [verzoeker] is onopgemerkt ingebroken in een kantoorruimte die zich op de vierde verdieping van het gebouw bevindt.

4.4 [

Verzoeker] heeft betwist dat er tijdens zijn waakdienst op de bewuste dag sprake is geweest van een inbraak. In het licht van deze betwisting had van SRSS mogen worden verwacht dat zij haar stelling - dat tijdens de waakdienst van [verzoeker] in het gebouw is ingebroken - nader had onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van een kopie van de gedane aangifte van bedoelde inbraak. Nu zij dit niet heeft gedaan, zal het gerecht de stelling dienaangaande van SRSS passeren zonder dat zij tot bewijs hiervan hoeft te worden toegelaten. Dit brengt mee dat niet is komen vast te staan dat tijdens de dienst van [verzoeker] op de desbetreffende nacht een inbraak heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van het gerecht kan al om die reden niet gesteld worden dat er sprake is van een dringende reden. Ten overvloede overweegt het gerecht dat, ook indien het gerecht er met SRSS vanuit zou gaan dat er wel sprake is geweest van een inbraak tijdens de waakdienst van [verzoeker], het van oordeel is dat die omstandigheid geen dringende reden oplevert die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.5

Ter onderbouwing van haar stelling dat [verzoeker] zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd, heeft SRSS onder meer gesteld dat [verzoeker] tijdens zijn waakdienst op de bewuste nacht zat te slapen. Niet alleen heeft [verzoeker] deze stelling betwist, maar ook heeft de gemachtigde van SRSS ter zitting verklaard dat hij niet gezien heeft dat [verzoeker] op de desbetreffende nacht zat te slapen. De stelling dat [verzoeker] tijdens zijn waakdienst zat te slapen komt, gelet op het voorgaande, dan ook niet vast te staan.

4.6

Verder is ter zitting gebleken dat het gebouw dat [verzoeker] diende te bewaken een omvangrijk gebouw betreft van in ieder geval vier verdiepingen, met in ieder geval twee open ingangen, en met een groot aantal aan kantoorruimtes. [Verzoeker] heeft gesteld dat het haast onmogelijk is om zicht te hebben over een gebouw van dergelijke omvang en daarbij ervoor te moeten zorgen dat niemand inbreekt. Het gerecht volgt [verzoeker] in zijn stelling, vooral omdat gebleken is dat [verzoeker] op de bewuste nacht als enige bewaker het gebouw diende bewaken. Dat [verzoeker] tijdens zijn waakdienst niets van de inbraak heeft gehoord of gezien, acht het gerecht in het licht van bovengenoemde omstandigheden dan ook niet onbegrijpelijk.

4.7

Gelet op al het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat niet de conclusie getrokken kan worden dat [verzoeker] zijn werkzaamheden als beveiliger op de nacht van de inbraak niet naar behoren heeft uitgeoefend. Er zijn gronden gesteld noch gebleken die tot een ander oordeel kunnen leiden.

4.8

Het bovenstaande leidt tot het oordeel (1) dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt, (2) dat het verleende ontslag nietig zal worden verklaard en (3) dat het verzoek van [verzoeker] tot doorbetaling van loon zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging tot een maximum van 15 % zal worden toegewezen.

4.9

Met betrekking tot het verzoek van [verzoeker] tot betaling van achterstallig loon in verband met de omstandigheid dat hij structureel onder het wettelijk geldende minimumloon werd uitbetaald, overweegt het gerecht als volgt.

[Verzoeker] heeft gesteld en aan de hand van stukken onderbouwd dat SRSS hem een bedrag van Afl. 7.447,50 aan achterstallig loon verschuldigd is. Nu SRSS deze stelling van [verzoeker] niet heeft betwist, zal het gerecht ook dit onderdeel van het verzoek toewijzen. De verzochte wettelijke verhoging zal tot een maximum van 15% worden toegewezen.

4.10

SRSS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.

5DE UITSPRAAK

Het gerecht:

5.1

verleent aan [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen;

5.2

verklaart voor recht dat het verleende ontslag nietig is;

5.3

veroordeelt SRSS om tegen kwijting aan [verzoeker] door te betalen zijn loon vanaf 2 mei 2019, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot een maximum van 15 % en met de wettelijke rente telkens gerekend vanaf de opeisbaarheid van het loon tot de dag der algehele voldoening;

5.4

veroordeelt SRSS om tegen kwijting aan [verzoeker] te betalen het bedrag van Afl. 7.447,50 aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot een maximum van 15% en met de wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

5.5

veroordeelt SRSS in de kosten van de procedure die tot de datum van de uitspraak aan de kant van [verzoeker] worden begroot op Afl. 50,-- aan griffierechten en Afl. 2.500 aan salaris van de gemachtigde;

5.6

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 19 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Datum uitspraak: 19 januari 2021

Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Zaaknummer: EJ nr. AUA201904375

Inhoudsindicatie: civiel - ej - het verleende ontslag op staande voet wordt nietig verklaard - doorbetaling loon

Formele relaties (optioneel):

Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht

Rechter: mr. J.J. Verhoeven

Bijzondere kenmerken: